type: MvAcoll:
Rb. Limburg, 04-02-2015, nr. C/04/123941 / HA ZA 13-198
ECLI:NL:RBLIM:2015:3155
- Instantie
Rechtbank Limburg
- Datum
04-02-2015
- Zaaknummer
C/04/123941 / HA ZA 13-198
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBLIM:2015:3155, Uitspraak, Rechtbank Limburg, 04‑02‑2015; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
Uitspraak 04‑02‑2015
Inhoudsindicatie
Na een avond in het café gaat x op het terrein en in de garage van een derde op zoek naar een fiets die hij wil meenemen. Hij komt in de garage ten val en ontsteekt vervolgens zijn aansteker om zich te oriënteren, waarna brand ontstaat. De brandverzekeraar vordert betaling door x van de uitkeringen die zij aan de derde heeft gedaan ter vergoeding van diens schade als gevolg van de brand. X roept in vrijwaring zijn aansprakelijkheidsverzekeraar in het geding en vordert van haar vergoeding van hetgeen waartoe hij in de hoofdzaak mocht worden veroordeeld. Steekwoorden: onrechtmatige daad of ongelukkige samenloop van omstandigheden, causaal verband o.d. en brandschade (voorzienbaarheid schade), BBr2000 en opzetclausule.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK LIMBURG
Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Vonnis in hoofdzaak en vrijwaring van 4 februari 2015
in de zaak met zaaknummer / rolnummer: C/04/123941 / HA ZA 13-198 van
de naamloze vennootschap
UNIGARANT N.V.,
gevestigd te Hoogeveen,
eiseres,
advocaat mr. D.D. Markvoort,
tegen
[gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] ,
wonende te [woonplaats gedaagde],
gedaagde,
advocaat mr. J.P.H. Timmermans,
en in de zaak met zaaknummer / rolnummer C/04/126422 / HA ZA 13-322 van
[gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] ,
wonende te [woonplaats gedaagde],
eiser,
advocaat mr. J.P.H. Timmermans,
tegen
de naamloze vennootschap
ASR SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Utrecht,
gedaagde,
advocaat mr. F.A.M. Knüppe.
Partijen zullen hierna Unigarant, [gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] en ASR genoemd worden.
1. De procedure in de hoofdzaak
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
de dagvaarding met producties
- -
de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring tevens conclusie van antwoord in de
hoofdzaak
- -
de conclusie van antwoord in het incident
- -
het vonnis in het vrijwaringsincident van 9 oktober 2013
- -
de conclusie van repliek
- -
de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De procedure in de vrijwaringszaak
2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
de dagvaarding
- -
de conclusie van antwoord
- -
de conclusie van repliek
- -
de conclusie van dupliek.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
3. De feiten
3.1.
Unigarant biedt schadeverzekeringen aan particulieren aan.
3.2.
Mevrouw [X] (verder: [X]) heeft per 1 december 2005 een “Huis- en Reispakket” afgesloten bij Unigarant voor haar woonhuis, gelegen aan de [adres X]. De verzekering bood onder andere dekking tegen opstal- en inboedelschade. Verder heeft [X] per 1 augustus 2006 een autoverzekering afgesloten voor een zelfbouwauto, merk “[merk auto]” met kenteken [kenteken] (verder: de auto). De auto was WA/Gedeeltelijk Casco verzekerd.
3.3.
In de nacht van 4 op 5 september 2010 is op het woonadres van [X] brand uitgebroken. De brand begon in de garage, die - evenals de in die garage staande auto - volledig werd verwoest. Ook aan de overige opstal ontstond schade. De woning liep rook-, roet- en waterschade op. Onder andere de keuken, de kunststof kozijnen, de laminaatvloer, de schuifpui, de houten toegangspoort, de terrasoverkapping, het zonnescherm en diverse losse inboedel in de garage en de woning ging verloren.
3.4.
Op 6 september 2010 heeft de vader van [gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] zich telefonisch bij de politie gemeld. [gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] was in de ochtend van 5 september 2010 met ernstige brandwonden thuisgekomen. Tijdens verhoor door de politie bleek dat [gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] in dronken toestand het erf van de woning van [X] had betreden en dat hij in de garage was geweest. Naar eigen zeggen was [gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] in de garage ergens tegenaan gelopen en gevallen: hij hoorde en voelde iets omvallen en heeft zijn aansteker gebruikt om iets te kunnen zien, waarna brand ontstond. [gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] is toen op de vlucht geslagen. [gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] is na het verhoor door de politie in hechtenis genomen.
3.5.
[gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] is strafrechtelijk vervolgd voor opzettelijke brandstichting respectievelijk brand door schuld. Voor het laatste feit is [gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] veroordeeld door de meervoudige stafkamer van de (toenmalige) rechtbank Maastricht bij vonnis van 6 september 2011. Tegen dat vonnis is geen rechtsmiddel aangewend.
3.6.
Unigarant heeft de door de brand ontstane schade aan [X] vergoed en heeft [gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] bij schrijven van 21 februari 2012 aansprakelijk gesteld voor de schade.
3.7.
[gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] heeft bij ASR een particuliere aansprakelijkheidsverzekering afgesloten via de (gezins)verzekeringspolis (verder: AVP) van zijn ouders. [gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] heeft de door Unigarant gevorderde schadevergoeding onmiddellijk na ontvangst van het schrijven van Unigarant van 21 februari 2012 gemeld bij ASR. Op 15 november 2012 heeft ASR aan [gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] bericht dat de door Unigarant geclaimde schade niet onder de dekking van de AVP valt (onder meer) vanwege een te late melding van de schade door [gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak].
4. Het geschil
in de hoofdzaak
4.1.
Unigarant vordert:
- te verklaren voor recht dat [gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] aansprakelijk is voor de schade die in de nacht van
4 op 5 september 2010 is ontstaan als gevolg van brand;
- -
te verklaren voor recht dat [gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] als gevolg van de aansprakelijkheid gehouden is om de bedragen die Unigarant reeds heeft uitgekeerd terug te betalen aan Unigarant;
- -
[gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad te veroordelen aan Unigarant te betalen een bedrag van € 180.280,02 te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van de dagvaarding tot aan de dag waarop dit bedrag algeheel voldaan wordt;
- -
[gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak], uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen in de proceskosten met bepaling dat [gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] de wettelijke rente over de proceskosten verschuldigd is vanaf 14 dagen volgend op de datum van het vonnis.
4.2.
[gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] voert verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in de vrijwaringszaak
4.4.
[gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] vordert om bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- 1.
voor recht te verklaren en te bepalen dat ASR gehouden is om aan [gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] te voldoen het geldbedrag waartoe [gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] (mogelijk) zal worden veroordeeld in de in de dagvaarding genoemde hoofdzaak tussen [gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] en Unigarant, dienend bij de rechtbank Limburg (zittingsplaats Roermond) onder zaak- en rolnummer C/04/123941/HA ZA 13-198, zulks binnen veertien dagen na de dagtekening van het vonnis in de genoemde hoofdzaak;
- 2.
ASR te veroordelen om aan [gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] te voldoen het geldbedrag waartoe [gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] (mogelijk) zal worden veroordeeld in de in de dagvaarding genoemde hoofdzaak tussen [gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] en Unigarant, dienend bij de rechtbank Limburg (zittingsplaats Roermond) onder zaak- en rolnummer C/04/123941/HA ZA 13-198, zulks binnen veertien dagen na de dagtekening van het vonnis in de genoemde hoofdzaak;
- 3.
ASR te veroordelen in de kosten van de vrijwaringsprocedure alsmede van de in de punten 1 en 2 van dit petitum genoemde hoofdzaak, te voldoen binnen veertien dagen na de dagtekening van de uitspraak, en, indien voldoening binnen die termijn niet plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze kosten vanaf veertien dagen na dagtekening van de uitspraak.
4.5.
ASR voert verweer.
4.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
5. De beoordeling
in de hoofdzaak
5.1.
Vast staat - zijnde enerzijds gesteld en anderzijds niet dan wel niet genoegzaam gemotiveerd betwist - dat [gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] zich in de nacht van 4 op 5 september 2010 heeft begeven op het perceel van [X] met het oogmerk om aldaar een fiets te stelen.
5.2.
Uit de stellingen en de stukken van partijen blijkt dat [gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] tijdens zijn zoektocht naar een fiets in de (mogelijk niet afgesloten) garage van [X] terecht is gekomen, dat hij daarbij tegen iets aan is gebotst en als gevolg daarvan ten val is gekomen, waarbij hij ook iets hoorde en voelde vallen. Toen [gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] vervolgens, liggend op de grond, zijn aansteker heeft ontstoken om zich bij te lichten is nagenoeg onmiddellijk daarna brand uitgebroken.
5.3.
Door Unigarant is gesteld dat [gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] onrechtmatig heeft gehandeld, dat zij de als gevolg van dat handelen ontstane schade aan [X] heeft vergoed en dat zij op grond daarvan is gesubrogeerd in de rechten die [X] terzake heeft op [gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak].
5.4.
[gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] heeft de vordering van Unigarant betwist en daartoe vooreerst aangevoerd dat er geen sprake is van een onrechtmatige daad, maar van een ongelukkige samenloop van omstandigheden.
5.5.
De rechtbank overweegt als volgt.
5.6.
In artikel 6:162 BW is bepaald dat hij, die jegens een ander een onrechtmatige daad pleegt, welke hem kan worden toegerekend, verplicht is de schade die de ander dientengevolge lijdt, te vergoeden. Als onrechtmatige daad worden aangemerkt een inbreuk op een recht en een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht of met hetgeen in het maatschappelijk verkeer betaamt, een en ander behoudens de aanwezigheid van een rechtvaardigingsgrond. Een onrechtmatige daad kan aan de dader worden toegerekend, indien zij te wijten is aan zijn schuld of aan een oorzaak die krachtens wet of in het verkeer geldende opvattingen voor zijn rekening komt.
5.7.
Naar het oordeel van de rechtbank is het handelen van [gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] als onrechtmatig aan te merken. Als gevolg van het handelen van [gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] is onder meer brand ontstaan met als gevolg aanzienlijke schade aan de eigendommen van [X], zodat [gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] in beginsel gehouden is die schade te vergoeden, zoals dat ook het geval is wanneer iemand bijvoorbeeld (per ongeluk) een kostbare vaas omstoot. In beide gevallen is naar het oordeel van de rechtbank immers sprake van schuld dan wel van een oorzaak die krachtens wet of in het verkeer geldende opvattingen voor rekening van de veroorzaker van de schade komen.
5.8.
Voor de vraag of [gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] aansprakelijk is voor de totale schade die [X] heeft geleden, dus niet alleen die van de diefstal van de fiets maar met name ook de schade als gevolg van de brand die tijdens het plegen van die diefstal is ontstaan, is relevant of er voldoende causaal verband bestaat tussen dat handelen en met name die brand. De beantwoording van die vraag dient te geschieden aan de hand van de maatstaf of die brand redelijkerwijs als gevolg van het handelen van [gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] aan hem kan worden toegerekend. Voor de vestiging van de aansprakelijkheid is in het algemeen voldoende dat tussen de daad en de geleden schade een oorzakelijk verband bestaat (een conditio sine qua non): op grond van artikel 6:98 BW komt voor vergoeding immers slechts in aanmerking schade die in zodanig verband staat met de gebeurtenis waarop de aansprakelijkheid van de schuldenaar berust, dat zij hem, mede gezien de aard van de aansprakelijkheid en van de schade, als een gevolg van die gebeurtenis kan worden toegerekend.
5.9.
Naar het oordeel van de rechtbank is er sprake van een zodanig causaal verband. De rechtbank overweegt daartoe als volgt. [gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] heeft wederrechtelijk het terrein van [X] betreden: dat betreden is geschied zonder toestemming van [X] en er waren geen omstandigheden die [gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] noodzaakten om zich de toegang tot dat terrein te verschaffen, integendeel, hij was daar om een fiets te stelen. Dat [gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] zich die toegang niet door middel van braak heeft verschaft omdat de toegangspoort mogelijkerwijs niet op slot was doet daar naar het oordeel van de rechtbank niets aan af: zijn toegang tot het terrein was wederrechtelijk en opzettelijk. Omdat [gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] in de tuin van [X] geen fiets zag heeft hij, wederom onrechtmatig, de garage van [X] betreden. Daarbij is hij ergens tegenaan gelopen. [gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] heeft gesteld dat hij toen is gevallen en dat hij bovendien toen ook iets voelde en hoorde vallen in de garage. Vervolgens heeft [gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak], liggend op de grond in een hem totaal onbekende en geheel onverlichte garage, terwijl hij wist dat er iets omgevallen was en hij erop bedacht had moeten zijn dat er in een garage brandgevaarlijke stoffen kunnen staan, open vuur gemaakt doordat hij zijn aansteker heeft ontstoken, als gevolg waarvan brand is ontstaan. Gelet op vorenbedoelde specifieke omstandigheden van het geval heeft [gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] naar het oordeel van de rechtbank het risico genomen dat er brand zou ontstaan, hetgeen ook daadwerkelijk is gebeurd. De vraag of de schade ter zake van de brand een zo uitzonderlijke vorm van schade ten gevolge van het handelen van [gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] is, en in een zo verwijderd verband daarmee staat, dat die schade naar redelijkheid niet - als veroorzaakt door dat handelen - ten laste zou mogen worden gebracht van degene die krachtens de wet de aansprakelijkheid voor de gevolgen van de ontstane schade draagt, dient naar het oordeel van de rechtbank ontkennend beantwoord te worden: [gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] heeft open vuur gemaakt in een onverlichte en hem onbekende garage waarin hij zich wederrechtelijk bevond. Als direct gevolg daarvan is brand ontstaan. Van een ver verwijderd verband is naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen sprake. Onder de gegeven omstandigheden, de aard van de aansprakelijkheid van [gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] en van de schade, kan het handelen van [gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] en de gevolgen daarvan naar het oordeel van de rechtbank niet aangemerkt worden als “een ongelukkige samenloop van omstandigheden” waar [gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] niet aansprakelijk voor gehouden zou kunnen worden. Door de handelingen die [gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] heeft verricht inzake het stelen van de fiets geheel los te koppelen van het ontstaan van de brand zoals [gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] heeft gedaan, ontstaat naar het oordeel van de rechtbank bovendien een verkeerd beeld en daarmee een vertekende situatie. Het was immers geen toeval dat [gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] in de garage van [X] terecht is gekomen en het is naar het oordeel van de rechtbank ook niet zo dat aan de enkele aanwezigheid in die garage onder de gegeven omstandigheden geen juridische betekenis kan worden toegekend, zoals [gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] suggereert. Het verhaal begint immers niet bij het eenvoudig ontsteken van een aansteker in een garage zoals [gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] heeft gesteld, maar bij het wederrechtelijk betreden van die garage teneinde aldaar iets te gaan stelen, het in die garage iets omstoten en het vervolgens (zonder zich te realiseren en zich ervan te vergewissen wat hij in de garage, waar ook brandgevaarlijke zaken worden bewaard, had omgestoten) ontsteken van een aansteker en daarmee het creëren van open vuur. Gelet op al die aspecten is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van onrechtmatig handelen zijdens [gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak], bestaat er causaal verband tussen dat onrechtmatige handelen en de ontstane schade en is [gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] op grond daarvan in beginsel aansprakelijk voor die schade.
5.10.
Het beroep van [gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] op de redelijkheid en de billijkheid kan naar het oordeel van de rechtbank niet slagen, reeds omdat door [gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] onvoldoende omstandigheden zijn aangevoerd die dit beroep zouden moeten schragen. Daarenboven overweegt de rechtbank dat schade die ontstaat als gevolg van handelingen die waren gericht op diefstal naar haar oordeel bezwaarlijk gekwalificeerd kan worden als “onbedoeld, ongelukkig en ongewild”, ook niet wanneer dat handelen plaatsvond in een dronken toestand. Een andere uitkomst zou betekenen dat de gevolgen van het gedrag zoals dat van [gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] in beginsel niet voor rekening van de dader, maar voor de verzekeraar van [X] of (ware er geen sprake van een verzekering) voor rekening van [X] als gelaedeerde zelf zouden komen, en naar het oordeel van de rechtbank bestaat daartoe in zijn algemeenheid geen enkele aanleiding.
5.11.
Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat het handelen van [gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] gekwalificeerd dient te worden als onrechtmatig, dat dit handelen aan [gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] moet worden toegerekend en dat [gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] aansprakelijk is voor de schade die een gevolg is van dat handelen.
5.12.
Subsidiair heeft [gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] aangevoerd dat de Bedrijfsregeling Brandregres 2000 (verder: BBr) in de weg staat aan het nemen van verhaal door Unigarant op [gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] als particulier; volgens [gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] dient er op grond van artikel 3 BBr sprake te zijn van opzet én van een strafrechtelijke veroordeling en komt aan de uitsluitingsgrond genoemd onder b geen zelfstandige betekenis toe. Unigarant heeft erkend dat de BBr op de onderhavige casus van toepassing is, maar heeft uitdrukkelijk betwist dat aan haar geen recht op verhaal zou toekomen; zij heeft betoogd dat de uitzondering in artikel 3 BBr van toepassing kan zijn in twee gevallen, te weten in geval van opzet en in geval van een strafrechtelijke veroordeling. De rechtbank overweegt als volgt.
5.13.
In artikel 1 BBr is bepaald:
Brandverzekeraars zullen noch direct noch indirect verhaal nemen op particulieren die uitsluitend in hun particuliere hoedanigheid aansprakelijk zijn voor de door de brandverzekeraar uitgekeerde schade.
In artikel 3 BBr is bepaald:
In afwijking van het onder 1. (….) bepaalde blijft het wettelijk recht van verhaal onbeperkt van toepassing:
a. jegens degene die met opzet de schade heeft veroorzaakt,
b. jegens degene tegen wie terzake van de ontstane schade een gerechtelijke uitspraak wegens misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan,
c. terzake van aanrijdings- en aanvaringsschade of terzake van schade veroorzaakt door luchtvaartuigen, tenzij de schade is veroorzaakt door een van de onder 2.4 genoemde personen,
d. terzake van schade waarvoor de Nederlandse Staat of buitenlandse overheden aansprakelijk zijn.
5.14.
De rechtbank is van oordeel dat voor de uitleg van de bepaling als door [gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] betoogd geen steun gevonden kan worden. Reeds taalkundig gezien worden er naar het oordeel van de rechtbank zonder meer vier zelfstandige uitzonderingsgronden genoemd. De rechtbank overweegt daarenboven dat voor een koppeling van (uitsluitend) de gronden genoemd onder a. en b., zoals door [gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] uitdrukkelijk bepleit, en niet tussen bijvoorbeeld alle vier de genoemde gronden of bijvoorbeeld de gronden onder a. en d. naar haar oordeel zowel taalkundig als inhoudelijk gezien geen aanleiding gevonden kan worden. Gelet daarop gaat de rechtbank voorbij aan de stellingen van [gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] die gebaseerd zijn op zijn standpunt dat er sprake dient te zijn van opzet én van een strafrechtelijke veroordeling ter zake.
5.15.
Vast staat - zijnde gesteld, erkend en blijkend uit de stukken - dat [gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] door de (toenmalige) rechtbank Maastricht bij vonnis van 6 september 2011 is veroordeeld voor brand door schuld en dat dit vonnis inmiddels onherroepelijk is, nu daartegen geen rechtsmiddel is ingesteld. Daarmee staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat [gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] bij een in kracht van gewijsde gegane gerechtelijke uitspraak is veroordeeld voor een misdrijf terzake de ontstane schade. Daarmee kan Unigarant, anders dan door [gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] betoogd, een beroep doen op het bepaalde in artikel 3 sub b BBr en komt aan Unigarant een verhaalsrecht toe.
5.16.
Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat aan Unigarant het recht toekomt om zich voor het bedrag dat zij als brandverzekeraar aan de gelaedeerde heeft uitgekeerd te verhalen op [gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak].
5.17.
Ten aanzien van de hoogte van de vordering heeft [gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] aangevoerd dat hij door Unigarant is gesommeerd tot betaling van een bedrag van € 168.519,08, terwijl Unigarant in de onderhavige procedure betaling heeft gevorderd van een hoger bedrag, te weten een bedrag van € 180.280,02. [gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] heeft gesteld dat hij voor het meerdere rauwelijks is gedagvaard en heeft de hoogte van de gevorderde schade betwist.
5.18.
Naar het oordeel van de rechtbank treft ook dit verweer van [gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] geen doel en is [gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] niet rauwelijks gedagvaard door Unigarant vanwege en voor het uiteindelijk gevorderde bedrag van € 180.280,02. Unigarant heeft [gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] voorafgaand aan de procedure uitdrukkelijk aansprakelijk gesteld voor de door de brand ontstane schade en heeft vergoeding gevorderd van de door haar vanwege die brand aan [X] gedane uitkeringen. Daarmee was [gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] naar het oordeel van de rechtbank voldoende bekend met het feit dat hij door Unigarant aansprakelijk werd geacht voor de brand en met het feit dat Unigarant een vergoeding door [gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] eiste van de door haar uitgekeerde bedragen. In dat licht bezien kan het aanhangig maken van de procedure door Unigarant voor [gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] niet als rauwelijks (geheel onverwacht) worden aangemerkt. Dat het bedrag, dat Unigarant toen expliciet in dat schrijven heeft vermeld, lager was dan de schade die thans bij dagvaarding is gevorderd doet aan het vorenstaande niets af.
5.19.
Gelet op al het vorenstaande en nu de hoogte van de uitgekeerde bedragen die Unigarant stelt te hebben gedaan aan [X] door [gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] niet dan wel onvoldoende gemotiveerd zijn betwist liggen de vorderingen van Unigarant naar het oordeel van de rechtbank voor toewijzing gereed.
5.20.
[gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Unigarant worden begroot op:
- dagvaarding € 78,34
- griffierecht 3.715,00
- salaris advocaat 4.263,00 (3,0 punten × tarief € 1.421,00)
Totaal € 8.056,34
in de zaak in vrijwaring
5.21.
[gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] heeft gevorderd - kort gezegd - dat ASR wordt veroordeeld in al hetgeen waartoe [gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] in de hoofdzaak wordt veroordeeld.
5.22.
Zoals hiervoor in de hoofdzaak is geoordeeld is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een onrechtmatige daad van [gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak], is het handelen aan [gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] toe te rekenen en is [gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] aansprakelijk voor de gevolgen van de brand bij [X]. Kern van het onderhavige geschil is de vraag of die schade valt onder de dekking van de door (de ouders van) [gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] met ASR gesloten aansprakelijkheidsverzekering particulieren (verder: AVP). Volgens [gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] is dat het geval, volgens ASR niet: ASR is van mening dat de polisvoorwaarden aan vergoeding van de door [gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] veroorzaakte schade in de weg staan.
5.23.
De rechtbank overweegt als volgt.
5.24.
Vast staat - zijnde enerzijds gesteld en anderzijds niet dan wel onvoldoende gemotiveerd betwist - dat op de verzekeringsovereenkomst tussen partijen de Algemene Voorwaarden Particuliere Verzekeringen Model ALP 06-1 (51410) van toepassing zijn, alsmede de Bijzondere Voorwaarden Aansprakelijkheidsverzekering voor Particulieren Model AVP 06-1 (51401). Artikel 6 van de Bijzondere Voorwaarden bepaalt onder het kopje “Aanvullende Uitsluitingen” als volgt:
“Naast de uitsluitingen die in de Algemene Voorwaarden zijn opgenomen, gelden de volgende bepalingen.
1. Opzet en seksuele gedragingen
Wij verlenen geen dekking voor de aansprakelijkheid van een verzekerde voor schade:
a. die is veroorzaakt door en/of voortvloeit uit:
1. zijn opzettelijk en tegen een persoon of zaak gericht wederrechtelijk handelen of nalaten;
2. het opzettelijk en tegen een persoon of zaak gericht wederrechtelijk handelen of nalaten van één of meer personen die deel uitmaken van een groep, waarvan de verzekerde ook deel van uitmaakt, ook als de verzekerde zelf niet zodanig heeft gehandeld of nagelaten.
Aan het opzettelijk karakter van een wederrechtelijk handelen doet niet af dat de verzekerde of, als hij deel uitmaakt van een groep, één of meer personen die deel uitmaken van die groep zodanig onder invloed van alcohol of andere stoffen verkeert/verkeren, dat deze/die niet in staat is/zijn de wil te bepalen.
(…)”
5.25.
Vast staat verder - zijnde door ASR gesteld en door [gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] niet betwist - dat de opzetclausule in de verzekeringsovereenkomst tussen [gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] en ASR gelijk is aan de gereviseerde opzetclausule in het standaardpolismodel AVP 2000.
5.26.
[gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] heeft uitdrukkelijk gesteld niet opzettelijk te hebben gehandeld inzake de brand. Hij heeft daartoe verwezen naar de concrete gang van zaken in de nacht van 4 op 5 september 2010 en naar het feit dat hij is vrijgesproken van de aan hem te laste gelegde opzettelijke brandstichting: volgens [gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] heeft de rechtbank in de strafzaak overwogen dat opzet bij [gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] heeft ontbroken.
5.27.
De rechtbank overweegt als volgt.
5.28.
In het onderhavige geval heeft [gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] - zoals ook in de hoofdzaak is overwogen - opzettelijk en wederrechtelijk het perceel en de garage van [X] betreden teneinde aldaar een fiets te stelen. Het handelen van [gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] was aldus gericht op het plegen van een diefstal en daarmee was er naar het oordeel van de rechtbank sprake van tegen een zaak gericht opzettelijk en wederrechtelijk handelen. Als gevolg van vorenbedoeld crimineel gedrag is
- (niet: toevallig en wel juist op het moment dat [gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] in de garage was maar) uitdrukkelijk door toedoen van [gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] - brand ontstaan, doordat hij in zijn zoektocht naar een fiets om te stelen ergens tegenaan is gelopen en is gevallen en vervolgens liggend op de grond in een hem totaal onbekende en geheel onverlichte garage, terwijl hij wist dat hij iets omgestoten had en hij erop bedacht had moeten zijn dat er in een garage brandgevaarlijke stoffen kunnen staan, open vuur heeft gemaakt doordat hij zijn aansteker heeft ontstoken om zich te oriënteren. Daardoor is brand ontstaan. Gelet op de opeenvolgende handelingen kunnen en dienen het ontstaan van de brand en het opzettelijke en wederrechtelijke handelen naar het oordeel van de rechtbank niet als van elkaar losstaande feiten (te) worden beschouwd: de brand en de daardoor ontstane schade is naar het oordeel van de rechtbank een direct gevolg van het opzettelijke en wederrechtelijke handelen van [gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] en valt naar haar oordeel om die reden onder de opzetclausule. Zoals ook in de hoofdzaak overwogen ontstaat naar het oordeel van de rechtbank een verkeerd beeld en daarmee een vertekende situatie indien, zoals door [gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] wordt gedaan, de handelingen van [gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] geheel worden ontkoppeld en afzonderlijk van elkaar in ogenschouw worden genomen.
5.29.
Dat [gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] is vrijgesproken van opzettelijke brandstichting en slechts is veroordeeld voor brand door schuld doet naar het oordeel van de rechtbank aan het vorenstaande niets af. De inhoud van de juridische kwalificatie opzet is in het strafrecht immers niet gelijk aan die in het civiele recht. Daar komt bij dat de rechtbank in de strafzaak niet heeft geoordeeld dat opzet bij [gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] heeft ontbroken, maar dat het bewijs voor opzet niet vastgesteld kon worden.
5.30.
Ook het feit dat [gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] de brand en de gevolgen daarvan niet heeft beoogd doet naar het oordeel van de rechtbank aan het vorenstaande niets af. Dat de opzet van [gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] en daarmee zijn handelen in de nacht van 4 op 5 september 2010 was gericht op het stelen van een fiets is naar het oordeel van de rechtbank voor een beroep op de opzetclausule voldoende. Het opzet in de opzetclausule van de AVP is immers uitdrukkelijk gekoppeld aan de gedraging zelf en niet aan de gevolgen van de gedraging. Het opzet behoeft dus niet te zijn gericht op het toebrengen van de betreffende (brand)schade: vereist is slechts dat de schade het gevolg is van een opzettelijk wederrechtelijk doen of nalaten.
5.31.
De rechtbank overweegt verder dat blijkens de toelichting op de Opzetclausule AVP 2000 het de bedoeling van de clausule is om schade die is ontstaan als gevolg van crimineel gedrag expliciet van dekking uit te sluiten. Het is zeer ongewenst dat crimineel gedrag onder enige verzekering wordt gedekt en het is ook nooit de bedoeling van de verzekeraars geweest, aldus de toelichting. Het stelen van een fiets is naar het oordeel van de rechtbank te beschouwen als dergelijk gedrag.
5.32.
Naar het oordeel van de rechtbank staat daarmee vast dat ook de brandschade het gevolg is van opzettelijk en wederrechtelijk handelen van [gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak]: de brand is het gevolg van handelingen van [gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] gericht op het stelen van een fiets en daarmee vloeit de brand voort uit opzettelijk en wederrechtelijk handelen. Met ASR is de rechtbank van oordeel dat dat, zeker bezien in het licht van de bedoeling van de opzetclausule, voldoende is om het schadeveroorzakende handelen van [gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] onder de opzetclausule te scharen. Dat betekent dat de polisvoorwaarden aan vergoeding door ASR van de door [gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] veroorzaakte schade in de weg staan.
5.33.
[gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] heeft subsidiair een beroep gedaan op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid en daartoe verwezen naar de feiten en omstandigheden waaronder het ontstaan van de brand in de nacht van 4 op 5 september 2010 heeft plaatsgevonden. Verder heeft [gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] verwezen naar jurisprudentie. ASR heeft verweer gevoerd tegen dat beroep.
5.34.
Naar het oordeel van de rechtbank betreft een beroep op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid, zoals beide partijen ook stellen, een uitzonderingssituatie: uitgangspunt is dat het een verzekeraar vrij staat om in de polisvoorwaarden de grenzen te omschrijven waarbinnen hij bereid is dekking te verlenen. Aldus bevat de in de opzetclausule opgenomen begrenzing de primaire omschrijving van de dekking. Naar het oordeel van de rechtbank geeft geen van de door [gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] aangevoerde omstandigheden, ook niet in onderling verband bezien, aanleiding tot het oordeel dat een beroep van de verzekeraar op de opzetclausule naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is: de door [gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] genoemde omstandigheden, te weten dat hij nog jong is, aan het begin van zijn werkzame leven staat en met zijn vriendin aan een toekomst wil beginnen, dat hij ten tijde van het handelen vanwege een hem moverende reden dronken was en dat de schade bijzonder groot is, zijn daartoe naar het oordeel van de rechtbank van onvoldoende gewicht.
5.35.
Nu ASR op grond van het vorenstaande niet gehouden is tot het doen van enige uitkering onder de polis omdat dekking in het onderhavige geval is uitgesloten in de polisvoorwaarden behoeft het verdere verweer van ASR geen nadere bespreking en beslissing.
5.36.
Op grond van al het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de vordering van [gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] afgewezen dient te worden.
5.37.
[gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van ASR worden begroot op:
- explootkosten € 0,00
- griffierecht 3.715,00
- salaris advocaat 2.842,00 (2,0 punten × tarief € 1.421,00)
Totaal € 6.557,00
6. De beslissing
De rechtbank
in de hoofdzaak
6.1.
verklaart voor recht dat [gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] aansprakelijk is voor de schade die in de nacht van 4 op 5 september 2010 is ontstaan als gevolg van brand,
6.2.
verklaart voor recht dat [gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] als gevolg van de aansprakelijkheid gehouden is om de bedragen die Unigarant reeds heeft uitgekeerd terug te betalen aan Unigarant,
6.3.
veroordeelt [gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] om aan Unigarant te betalen een bedrag van € 180.280,02 (éénhonderdtachtig duizendtweehonderdtachtig euro en twee eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente over het toegewezen bedrag met ingang van 25 juni 2013 tot de dag van volledige betaling,
6.4.
veroordeelt [gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] in de kosten van de hoofdzaak en het incident, aan de zijde van Unigarant tot op heden begroot op € 8.056,34, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na dagtekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
6.5.
verklaart dit vonnis in deze zaak wat betreft de onder 6.3 en 6.4 genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad,
in de zaak in vrijwaring
6.6.
wijst de vordering af,
6.7.
veroordeelt [gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] in de proceskosten, aan de zijde van ASR tot op heden begroot op € 6.557,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na dagtekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
6.8.
veroordeelt [gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagde hoofdzaak, eiser vrijwaringszaak] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
6.9.
verklaart dit vonnis in deze zaak wat betreft de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.R.A. Timmermans-Vermeer en in het openbaar uitgesproken op 4 februari 2015.1.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 04‑02‑2015