Deze zaak hangt samen met 10/01664 ([verdachte]) waarin ik vandaag ook concludeer.
HR (P-G), 12-04-2011, nr. 10/01665
ECLI:NL:PHR:2011:BQ3777
- Instantie
Hoge Raad (Procureur-Generaal)
- Datum
12-04-2011
- Zaaknummer
10/01665
- Conclusie
Mr. Machielse
- LJN
BQ3777
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2011:BQ3777, Conclusie, Hoge Raad (Procureur-Generaal), 12‑04‑2011
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2011:BQ3777
Conclusie 12‑04‑2011
Mr. Machielse
Partij(en)
Conclusie inzake:
[Verdachte]1.
1.
Het Gerechtshof te 's‑Hertogenbosch heeft bij arrest van 11 december 2009 het vonnis van de Politierechter in de rechtbank te 's‑Hertogenbosch van 8 september 2008, waarbij verdachte ter zake van ‘diefstal’ is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van een week en waarbij de vordering van de benadeelde partij is toegewezen en aan de verdachte een schadevergoedingsmaatregel is opgelegd, bevestigd met dien verstande dat het Hof het vonnis van de Politierechter heeft aangevuld met een bewijsoverweging.
2.
Mr. P.J.A. van de Laar, advocaat te Eindhoven, heeft beroep in cassatie ingesteld. Mr. M.J.N. Vermeij, advocaat te 's‑Gravenhage, heeft een schriftuur ingediend houdende één middel van cassatie.
3.1
Het middel behelst de klacht dat de bewezenverklaring niet naar de eis der wet met redenen is omkleed, nu het hof in een bewijsoverweging (een) door de verdachte afgelegde verklaring(en) heeft gedenatureerd.
3.2
Het hof heeft bewezenverklaard dat verdachte:
‘op 16 oktober 2007 te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid benzine, toebehorende aan Benzinestation Meelakkers’.
3.3
Deze bewezenverklaring steunt onder meer op een bewijsoverweging van het hof waarin het hof een passage heeft opgenomen over hetgeen verdachte heeft verklaard. 's Hofs bewijsoverweging houdt het volgende in:
‘Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en met de gronden waarop dit berust, met dien verstande dat het hof met betrekking tot het bewijs nog het volgende overweegt.
Namens de verdachte is ten verweer het volgende betoogd.
Er is sprake geweest van een ongelukkige samenloop van omstandigheden.
Verdachte is na het tanken weliswaar zonder te betalen weggereden, maar hij had niet het oogmerk de benzine weg te nemen. Hij is in de richting van zijn huis gereden om geld te halen, maar voordat hij daar aankwam is hij door de politie aangehouden.
Hel hof overweegt het volgende.
Het hof hecht geen geloof aan de verklaring van verdachte. Verdachte heeft verklaard dat hij is gaan tanken, wetende dat hij geen geld bij zich had. Indien hij werkelijk de getankte benzine alsnog had willen afrekenen, dan had het op zijn weg gelegen dat aan de daar aanwezige pomphouder kenbaar te maken.
Het hof verwerpt het verweer.’
3.4
In de toelichting op het middel is aangevoerd dat in eerste aanleg en in hoger beroep door de verdediging het verweer is gevoerd dat verdachte geen oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft gehad. Uit de verklaringen van verdachte zoals opgenomen in het proces-verbaal van de terechtzitting van de politierechter van 8 september 2008 en in het proces-verbaal van de terechtzitting van het hof van 27 november 2009 volgt dat verdachte eerst heeft getankt en daarna tot het besef kwam dat hij geen geld bij zich had en niet, zoals het hof de verklaring(en) van verdachte in zijn bewijsoverweging heeft verwoord, dat hij is gaan tanken ‘wetende dat hij geen geld bij zich had’. Derhalve heeft het hof, aldus de steller van het middel, de verklaring die verdachte ter terechtzitting van het hof van 27 november 2009 heeft afgelegd, gedenatureerd, zodat de bewezenverklaring niet naar de eis der wet met redenen is omkleed.
3.5
Uit 's hofs bewijsoverweging blijkt niet op welke in deze strafzaak afgelegde verklaring van verdachte het bij het opnemen van de passage over hetgeen de verdachte heeft verklaard het oog heeft gehad. Uit de aan de Hoge Raad toegezonden stukken blijkt dat verdachte in verband met onderhavige strafzaak een drietal verklaringen heeft afgelegd.
Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting van het hof van 27 november 2009 heeft verdachte de volgende verklaring afgelegd:
‘Ik had getankt en merkte toen dat ik geen geld bij me had. Ik schaamde me en wilde thuis geld gaan halen. Het is juist dat ik niet tegen de pompbediende heb gezegd dat ik geld wilde halen. Het was echter niet mijn bedoeling benzine te stelen. Ik heb impulsief gehandeld omdat ik me schaamde. Dat was fout.’
Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting van de politierechter van 8 september 2008 heeft verdachte de volgende verklaring afgelegd:
‘Ik ben met een vriend naar het tankstation gegaan om te tanken voor mijn moeder. Ik heb getankt en toen bleek dat ik geen geld bij me had. Ik heb de benzine niet willen stelen. Er stond een rij bij de kassa. Vervolgens ben ik naar een vriend gereden om geld te halen. Ik zou een acceptgiro krijgen.
Bij de politie heb ik hetzelfde verhaal verteld.
Ik ben het tankstation niet binnen geweest, uit schaamte. Ik wilde netjes betalen. Dit wil ik alsnog doen. Het geld lag bij mijn moeder op tafel. De auto staat op naam van mijn moeder en er hangen overal camera's. Ik was in die tijd niet helemaal 100%. Ik gebruikte drugs. Ik zit nu op een VBA.
Sorry. Ik ben bereid te betalen. Ik ben fout geweest. Ik ben niet weggerend. Het was echt niet de bedoeling geweest om benzine weg te halen.
Ik betaal de vordering van benadeelde partij.’
Voorts heeft verdachte op 16 oktober 2007 een verklaring afgelegd bij de politie, welke verklaring — voor zover hier van belang — het volgende inhoudt:
‘(…)
Ik (…) heb mijn auto afgetankt met EURO 95. Ik zag dat het bedrag 45 euro was. Ik ben hierna in mijn auto gestapt en weggereden zonder af te rekenen.
Ik heb niet betaald omdat ik geen geld bij had. Ik heb wel geld maar gewoon niks bij me. (…)’
3.6
Het kennelijke oordeel van het hof dat (één van) voornoemde verklaring(en) van verdachte kan dan wel kunnen worden verstaan als ‘dat hij is gaan tanken, wetende dat hij geen geld bij zich had’, is zondere nadere motivering, die ontbreekt, niet begrijpelijk, mede in aanmerking genomen dat diezelfde verklaring(en) van de verdachte inhoud(t)(en) dat hij de benzine niet wilde stelen, maar dat hij elders geld wilde halen. Het hof heeft de in de bewijsoverweging opgenomen passage over hetgeen verdachte heeft verklaard een wezenlijk andere betekenis gegeven dan verdachte kennelijk bedoeld heeft daaraan te geven, zoals blijkt uit de in de processen-verbaal van de terechtzittingen in hoger beroep en eerste aanleg en het proces-verbaal van de politie opgetekende verklaringen. Aldus is sprake van een ongeoorloofde denaturering van (één van) de verklaring(en) van verdachte.2. Dit brengt mee dat de bewezenverklaring niet naar de eis der wet met redenen is omkleed.
Het middel is terecht voorgesteld.
4.
Het middel slaagt. Gronden waarop uw Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen, heb ik niet aangetroffen.
5.
Deze conclusie strekt ertoe dat de Hoge Raad het bestreden arrest zal vernietigen en de zaak zal terugwijzen naar het Gerechtshof te 's‑Hertogenbosch teneinde op het bestaande beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 12‑04‑2011
Vgl. bijv. HR 5 april 2005, LJN AS7592. Zie ook Van Dorst, Cassatie in strafzaken, zesde druk, p. 170–171.