NJB 2014/732:Onrechtmatige overheidsdaad. Besluitaansprakelijkheid. Deugdelijke motivering. Relativiteit. Y heeft ruimtes aan X verhuurd met het oog op de exploitatie van raambordelen door X. De huurovereenkomsten bepalen dat zij pas in werking treden nadat de vereiste vergunningen aan X zijn verstrekt. Bij primair besluit worden de door X aangevraagde vergunningen geweigerd. Het bezwaar van X wordt ongegrond verklaard. In beroep en hoger beroep oordeelt de bestuursrechter dat de beslissing op bezwaar niet berust op een deugdelijke motivering. Daarna worden de vergunningen alsnog verleend. Y vordert schadevergoeding van de gemeente wegens gederfde huurinkomsten. HR: De in art. 7:12 lid 1 Awb neergelegde gehoudenheid om een besluit toereikend te motiveren, strekt niet tot bescherming van vermogensbelangen van personen die niet kunnen worden aangemerkt als belanghebbende bij het besluit in de zin van de Awb. Bij het uitgangspunt dat Y geen belanghebbende in de zin van de Awb was, is de vernietiging van het besluit op de grond dat het niet overeenkomstig art. 7:12 lid 1 Awb gemotiveerd is, niet onrechtmatig jegens Y. Dit laat onverlet dat onder omstandigheden sprake kan zijn van schending van een andere, jegens Y in acht te nemen zorgvuldigheidsnorm