NJ 1934, p. 1705
Verzoek van een crediteur tot intrekking der verleende surséance, op grond, dat de crediteuren minder kregen dan bij het verleenen der surséance was bepaald. Verzoek afgewezen. Hooger beroep? Beschikking door het Hof bekrachtigd.
HR 24-07-1934, ECLI:NL:HR:1934:201
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
24 juli 1934
- Magistraten
Mrs. Kosters, Taverne, van Woudenberg Hamstra, Piek, Donner
- Zaaknummer
[24071934/NJ_1934,_p._1705]
- Conclusie
Tak
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS129078:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1934:201, Uitspraak, Hoge Raad, 24‑07‑1934
- Wetingang
(Fw art. 236.)
Essentie
Verzoek van een crediteur tot intrekking der verleende surséance, op grond, dat de crediteuren minder kregen dan bij het verleenen der surséance was bepaald. Verzoek afgewezen. Hooger beroep? Beschikking door het Hof bekrachtigd.
Samenvatting
Proc.-Gen. Tak: Tegen de beschikking der Rechtb. staat hooger beroep niet open. Ten onrechte heeft het Hof het hooger beroep ontvangen (implicite anders H. R.).
Hooge Raad: Het Hof heeft feitelijk vastgesteld, dat onder de veranderde omstandigheden, die tijdens den loop der surséance intraden, de bij de verleening der surséance gestelde bepalingen ter beveiliging van de belangen der schuldeischers zijn blijven gelden in ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.