HR, 03-04-2012, nr. S 10/04897
ECLI:NL:HR:2012:BW0647
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
03-04-2012
- Zaaknummer
S 10/04897
- LJN
BW0647
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2012:BW0647, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 03‑04‑2012; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2012:BW0647
- Vindplaatsen
Uitspraak 03‑04‑2012
Inhoudsindicatie
Voorwaardelijk verzoek horen getuigen. Door de verdediging is een verzoek gedaan a.b.i. art. 328 jo. art. 331 en art. 415 Sv. Nu de aan het verzoek verbonden voorwaarde is vervuld, was een uitdrukkelijke beslissing op dit verzoek vereist. Noch het p-v van de tz. in h.b. noch het bestreden arrest houdt een beslissing van het Hof in op het door de raadsman gedane verzoek. Dit verzuim heeft ingevolge art. 330 jo. 415 Sv nietigheid tot gevolg.
3 april 2012
Strafkamer
nr. S 10/04897
KM/CB
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 19 oktober 2010, nummer 21/004995-09, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971, ten tijde van de betekening van de aanzegging zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J.P.W. Nijboer, advocaat te Utrecht, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof dan wel verwijzing naar een aangrenzend hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het tweede middel
2.1. Het middel klaagt dat het Hof heeft verzuimd een beslissing te geven op een (voorwaardelijk) verzoek van de verdediging tot het horen van opsporingsambtenaren als getuigen.
2.2. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij op 15 maart 2007 te Arnhem, een geldbedrag van 49.010 euro voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat dat geld - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf."
2.3. Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte aldaar het woord gevoerd overeenkomstig de aan het proces-verbaal gehechte pleitnota. De pleitnota houdt onder meer het volgende in:
"Primair stelt de verdediging zich op het standpunt dat cliënt moet worden vrijgesproken. Subsidiair stelt de verdediging zich op het standpunt dat niet zonder meer ervan mag worden uitgegaan dat op basis van de bepalingen van de Douanewet de doorzoeking heeft plaatsgevonden. De verdediging stelt zich op het standpunt dat, nu iedere verslaglegging door de betrokken opsporingsambtenaren ontbreekt althans onvoldoende is, de betrokken ambtenaren [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 3] als getuige dienen te worden gehoord opdat alsnog kan worden vastgesteld op basis van welke wettelijk veronderstelde bevoegdheid de doorzoeking in de auto is verricht."
2.4. Uit het vorenstaande volgt dat subsidiair een verzoek is gedaan als bedoeld in art. 328 in verbinding met art. 331 en art. 415 Sv - welk verzoek moet worden verstaan te zijn gedaan onder de voorwaarde dat het Hof de verdachte niet zou vrijspreken van het tenlastegelegde - en dat de aan dit verzoek verbonden voorwaarde is vervuld, zodat een uitdrukkelijke beslissing op dit verzoek was vereist.
2.5. Het middel slaagt.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen, brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, de overige middelen geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Arnhem, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en J. de Hullu, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 3 april 2012.