Hof 's-Hertogenbosch, 03-05-2006, nr. R200600198
ECLI:NL:GHSHE:2006:AX1364
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
03-05-2006
- Zaaknummer
R200600198
- LJN
AX1364
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2006:AX1364, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 03‑05‑2006; (Hoger beroep)
- Wetingang
- Vindplaatsen
JIN 2006/280
Uitspraak 03‑05‑2006
Inhoudsindicatie
Het kind is geboren uit een relatie tussen een Nederlandse moeder en een Nigeriaanse vader. De moeder is niet in staat het kind te verzorgen en op te voeden. Het kind is onder toezicht gesteld en uit huis geplaatst en verblijft sinds december 2004 in een perspectiefbiedend pleeggezin. De vader verblijft illegaal in Nederland en dient het land te verlaten. De vader heeft in eerste aanleg primair verzocht alleen met het gezag te worden belast in plaats van de moeder. De vader is voornemens met het kind naar Nigeria te vertrekken en het kind daar op te voeden. De rechtbank heeft dit verzoek afgewezen. Het hof acht het in deze van zwaarwegend belang dat het kind tenminste bij één van zijn ouders opgroeit (art. 7 IVRK). Naar het oordeel van het hof zal een verandering in de verblijfplaats en de verzorgingssituatie geen nadelige gevolgen hebben voor het kind. Het hof acht het in het belang van het kind om de vader met het gezag te belasten, nu gebleken is dat de vader alleszins in staat en bereid is het kind in Nigeria de zorg en opvoeding te geven die hij nodig heeft.
IWMD
3 mei 2006
Rekestenkamer
Rekestnummer R200600198
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Beschikking
In de zaak in hoger beroep van:
[Appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna: de vader,
procureur: mr. E.J.P.J.M. Kneepkens,
t e g e n
[Geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna: de moeder,
procureur: mr. J.H.M. Verstraten.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Roermond van 14 december 2005, waarvan de inhoud bij partijen bekend is.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie op 21 februari 2006, heeft de vader verzocht voornoemde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende alsnog de verzoeken van de vader toe te wijzen.
2.2. Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 15 maart 2006, heeft de moeder verzocht de vader in zijn verzoeken niet ontvankelijk te verklaren, althans hem deze verzoeken te ontzeggen als zijnde rechtens ongegrond en / of onbewezen.
2.3. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 29 maart 2006.
Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de vader, bijgestaan door mevr. mr. Kneepkens;
- de moeder, bijgestaan door mevr. mr. Verstraten;
- mr. Werger namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de raad);
- dhr. Bronbeek en mevr. Vijver namens de Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg (hierna: de stichting).
2.4. Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- de producties overgelegd bij het beroepschrift en het verweerschrift.
3. De gronden van het hoger beroep
Het hof verwijst naar de inhoud van het beroepschrift.
4. De beoordeling
4.1. Uit een inmiddels verbroken affectieve relatie tussen de vader en de moeder is op [geboortejaar] het thans nog minderjarige kind [naam zoon] (hierna: [X.]) geboren te [geboorteplaats]. De moeder is alleen met het ouderlijk gezag belast. De vader heeft [X.] erkend. Bij beschikking van 14 augustus 2003 heeft de rechtbank Roermond [X.] op verzoek van de raad voorlopig onder toezicht gesteld en een machtiging tot uithuisplaatsing verleend. [X.] is vervolgens in een KVO-gezin van Rubicon geplaatst. Bij beschikking van 5 november 2003 heeft de rechtbank [X.] definitief onder toezicht gesteld en een machtiging tot uithuisplaatsing verleend. Deze maatregelen zijn laatstelijk op 5 november 2005 met één jaar verlengd. Sinds 11 december 2004 verblijft [X.] in een perspectiefbiedend pleeggezin op een geheime locatie. De vader verblijft illegaal in Nederland en dient van de Nederlandse autoriteiten het land te verlaten. De vader wil ook terug naar Nigeria en aldaar zijn zoon opvoeden.
4.2.1. De vader heeft de rechtbank in eerste aanleg primair verzocht alleen te worden belast met het gezag over [X.] en subsidiair om samen met de moeder met het gezag te worden belast. Voorts heeft de vader de rechtbank verzocht te bepalen dat de hoofdverblijfplaats van [X.] bij de vader zal zijn, ook als dit in Nigeria zou zijn. Tevens heeft de vader de rechtbank om toestemming verzocht om met [X.] naar Nigeria af te reizen en om verlening van vervangende toestemming tot bijschrijving van [X.] in zijn paspoort dan wel subsidiair de moeder te gelasten daaraan haar medewerking te verlenen. Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank de verzoeken van de vader omtrent het gezag afgewezen en de vader niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoeken omtrent de bijschrijving in het paspoort en de wijziging van de hoofdverblijfplaats.
4.2.2. De rechtbank heeft overwogen dat de vader illegaal in Nederland verblijft en geen zelfstandige woonruimte en geen financiële zekerheid heeft. Daardoor kan hij niet in staat worden geacht in Nederland voor [X.] te zorgen. De vader zal uiteindelijk, zo mogelijk met [X.], naar Nigeria vertrekken. Tijdens het raadsonderzoek in 2004 bestond er veel onduidelijkheid omtrent de situatie van de vader in Nigeria. Er was geen zicht op de huisvesting en financiële situatie van de vader in Nigeria en de veiligheid van [X.] daar. Naar het oordeel van de rechtbank is deze onduidelijkheid onvoldoende weggenomen. Onduidelijk is wie er voor [X.] zal zorgen, indien de vader aan het werk is en of de vader in staat is [X.] in Nigeria de speciale zorg te bieden die hij nodig heeft, waaronder fysiotherapie en logopedie. Naar het oordeel van de rechtbank vormt een verhuizing van [X.] naar Nigeria een te groot risico voor zijn ontwikkeling. Bovendien zou het contact tussen [X.] en de moeder niet meer mogelijk zijn. Het gaat goed met [X.] in het pleeggezin en deze situatie dient naar het oordeel van de rechtbank ongewijzigd te blijven. De rechtbank acht gezamenlijk gezag niet in het belang van [X.], aangezien de vader terug zal moeten keren naar Nigeria en daardoor niet in staat zal zijn om op een effectieve manier invulling te geven aan het gezag. Ten aanzien van het verzoek tot bijschrijving in het paspoort en tot wijziging van de hoofdverblijfplaats heeft de rechtbank overwogen dat daarvoor vereist is dat de vader belast is met het ouderlijk gezag, hetgeen niet het geval is. De vader kan zich met deze beslissing niet verenigen en komt hiervan in hoger beroep.
4.3. In het beroepschrift betwist de vader dat er te weinig helderheid is verschaft over de opvoedingssituatie in Nigeria. Uit de door de vader overgelegde stukken blijkt volgens hem dat [X.] veilig kan opgroeien in Nigeria. Volgens de vader heeft de rechtbank ten onrechte niet aangegeven welke onduidelijkheden er specifiek zijn en de vader niet in de gelegenheid gesteld hierover nadere informatie te verschaffen. De vader stelt dat er overal ter wereld alleenstaande werkende ouders zijn die zorgen voor opvang van hun kind(eren) in de uren dat zij werken. De vader acht het voorts in het belang van [X.] dat hij opgroeit bij één van zijn ouders. De vader stelt dat de moeder niet in staat is om voor [X.] te zorgen, maar hijzelf wel.
4.4. In het verweerschrift voert de moeder aan dat zij [X.] op dit moment niet zelfstandig kan opvoeden, maar dat zij druk doende is om haar leven op orde te brengen, zodat zij daartoe op termijn wel in staat zal zijn. De moeder beschikt inmiddels over eigen huisvesting en eigen inkomen in de vorm van een WWB-uitkering. Verder treft zij voorbereidingen om te worden opgenomen in een afkickkliniek om van haar alcoholproblemen af te komen. De moeder is van mening dat het in het belang van [X.] is dat hij in de voor hem vertrouwde omgeving van het pleeggezin blijft. Het gaat erg goed met [X.] sinds zijn verblijf daar. Hij heeft zijn ontwikkelingsachterstand grotendeels ingelopen. Volgens de moeder biedt het pleeggezin hem de zorg en opvoeding die hij nodig heeft, met name de noodzakelijke stabiliteit en duidelijkheid. De moeder wil niet dat de vader [X.] meeneemt naar Nigeria. De moeder is het eens met de raad dat er onvoldoende duidelijkheid is over de mogelijke opvoedingsituatie in Nigeria. Volgens de moeder is het de vraag of de vader in Nigeria in staat is [X.] te bieden wat hij nodig heeft. De moeder voert bovendien aan dat de vader geen Nederlands spreekt, terwijl [X.] in het pleeggezin Nederlandstalig wordt opgevoed en dat [X.] bij verhuizing naar Nigeria geen contact meer kan hebben met zijn moeder, zijn halfbroer en halfzus. De moeder stelt dat het weghalen van [X.] uit zijn vertrouwde omgeving ernstige nadelige gevolgen kan hebben voor zijn ontwikkeling.
4.5. De raad acht het voor de ontwikkeling van [X.] van belang dat hij in het pleeggezin blijft. De raad heeft ter zitting aangegeven dat er nog zorgen zijn rond [X.] en dat hij naar verwachting meer dan alleen medische hulp nodig zal hebben. Volgens de raad zijn er in Nigeria geen voorzieningen op het gebied van jeugdzorg en jeugdbescherming. De raad vindt dit zorgelijk.
4.6. De stichting heeft ter zitting verklaard dat het goed gaat met [X.] in het perspectiefbiedend pleeggezin. Door het veilige en stabiele opvoedingsklimaat heeft [X.] zich kunnen hechten aan het gezin. De stichting acht terugkeer naar de vader op dit moment niet in het belang van [X.], omdat de hechting dan wordt verstoord. Volgens de stichting moet de hechtingsrelatie in de eerste vijf levensjaren van een kind ongestoord doorgang kunnen vinden.
4.7.1. Op grond van de stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, gaat het hof er bij de beoordeling vanuit dat de vader naar Nigeria zal vertrekken en [X.] mee zal nemen, indien hij het gezag over [X.] krijgt. Het hof overweegt als volgt.
4.7.2. Op grond van art. 1:253c lid 1 en 2 BW kan een verzoek van een tot het gezag bevoegde vader om in plaats van de moeder met het gezag over het kind te worden belast slechts worden ingewilligd, indien dit in het belang van het kind wenselijk is. De rechter dient bij de beoordeling aan welke ouder het ouderlijk gezag het best kan worden opgedragen, in het licht van hetgeen in het belang van het kind wenselijk is, de mogelijkheden die ieder der ouders aan het kind biedt of kan bieden af te wegen. Daarbij moet tevens rekening worden gehouden met eventuele nadelen voor het kind vanwege een verandering van het gezag en als gevolg daarvan een wijziging van de verzorgingssituatie (HR 30 oktober 1998, NJ 1999, 115, rov. 3.4.).
4.7.3. Naar het oordeel van het hof is voldoende gebleken dat de moeder vanwege alcoholproblemen niet in staat is [X.] te verzorgen en op te voeden. Gezien de ernst van de problematiek bestaat er geen reële verwachting dat de moeder in de toekomst de verzorging en opvoeding van [X.] op zich zal kunnen nemen. Dit blijkt onder meer uit het feit dat [X.] in december 2004 in een perspectiefbiedend pleeggezin is geplaatst en uit het feit dat de raad in de stukken en ter zitting heeft aangegeven voornemens te zijn op termijn over te gaan tot het verzoeken van de verdergaande maatregel van ontheffing dan wel ontzetting van de moeder uit het gezag over [X.]. Verder is van belang dat de moeder reeds herhaalde malen heeft aangegeven aan haar verslavingsproblematiek te werken, zonder dat dit tot nu toe tot resultaat heeft geleid.
4.7.4. Het hof acht de vader wel in staat de zorg en opvoeding van [X.] op zich te nemen. Tussen de vader en [X.] is sprake van familylife, nu de vader [X.] de eerste vijf maanden van zijn leven heeft verzorgd en er sindsdien op regelmatige basis omgang tussen hen heeft plaatsgevonden. Uit het raadsrapport van 9 september 2004 blijkt dat de vader goed voor [X.] heeft gezorgd en dat het contact tussen hen goed verloopt. De moeder heeft dit tijdens het raadsonderzoek en ter zitting onderschreven.
4.7.5. Naar het oordeel van het hof is er in het algemeen onvoldoende reden om aan te nemen dat er in Nigeria een ontoereikende opvoedingssituatie is en bovendien heeft de vader voldoende aangetoond dat hij [X.] in Nigeria een veilige opvoedingssituatie kan bieden. Uit de door de vader overgelegde stukken, waaronder verklaringen van de ambassade, kan worden afgeleid dat de omstandigheden ten aanzien van de opvoedingssituatie van [X.] in Nigeria goed zijn. De kwantiteit en kwaliteit van huisvesting, scholen en medische voorzieningen is ruimschoots voldoende. De vader heeft ter zitting verklaard dat hij over financiële middelen beschikt, aangezien hij in Nigeria met zijn broer een bedrijf runt. Volgens de vader zal [X.] in Nigeria uitstekend worden opgevangen en verzorgd door hem en in een community van familie en goede bekenden in zijn directe leefomgeving.
4.7.6. De door de vader verzochte gezagswijziging zal een verandering in de verblijfplaats en de verzorgingssituatie van [X.] met zich brengen. Naar het oordeel van het hof zal deze verandering naar verwachting geen nadelige gevolgen hebben voor de ontwikkeling van [X.]. Uit de rapportage van de stichting van 18 augustus 2005 blijkt dat het thans goed gaat met [X.] en dat hij zijn ontwikkelingsachterstand nagenoeg heeft ingelopen. Gelet op zijn jonge leeftijd heeft [X.] dan ook alle mogelijkheden om zich aan te passen aan een nieuwe omgeving en om een nieuwe taal te leren. De vader en [X.] kunnen reeds thans voldoende met elkaar communiceren. Het hof is van oordeel dat niet moet worden vooruitgelopen op eventuele toekomstige problemen, zoals een mogelijke leerachterstand. Ook in Nigeria zal [X.] zich qua ontwikkeling aan andere kinderen kunnen optrekken. Gebleken is weliswaar dat [X.] zich thans heeft gehecht aan het pleeggezin waarin hij verblijft. Nu [X.] zich echter gezien zijn leeftijd nog middenin de hechtingsfase bevindt, acht het hof [X.] in staat zich aan de vader te hechten.
4.7.7. De omstandigheid dat er mogelijk geen kinderbescherming in Nigeria is, acht het hof niet van doorslaggevende betekenis, nu er geen enkele indicatie is dat de vader hulp nodig zal hebben bij de verzorging en opvoeding van [X.]. Uit het raadsrapport van 9 september 2004 blijkt dat de vader zeer betrokken is bij [X.] en al vanaf de geboorte van [X.] zijn verantwoording heeft genomen. Gelet hierop mag naar het oordeel van het hof verwacht worden dat de vader zonodig adequate maatregelen zal nemen.
4.7.8. Het hof acht het in deze van zwaarwegend belang dat [X.] tenminste bij één van zijn ouders opgroeit en dat de band tussen de vader en [X.] behouden blijft. Eén van de uitgangspunten van het Verdrag inzake de rechten van het kind (IVRK) is blijkens art. 7IVRK dat een kind het recht heeft zijn of haar ouders te kennen en door hen te worden verzorgd. In art. 18 lid 1 IVRK is het beginsel vastgelegd dat beide ouders de gezamenlijke verantwoordelijkheid dragen voor de opvoeding en de ontwikkeling van hun kind. Deze plicht is in het Nederlandse recht vastgelegd in art. 1:247 lid 1 BW, inhoudende dat het ouderlijk gezag de plicht en het recht van de ouder omvat zijn minderjarige kind te verzorgen en op te voeden.
4.7.9. Op grond van vorenstaande omstandigheden en overwegingen is het hof van oordeel dat het wenselijk is in het belang van [X.] de vader alleen te belasten met het ouderlijk gezag over [X.]. Het hof zal het verzoek van de vader daartoe derhalve toewijzen en deze beslissing overeenkomstig het verzoek van de vader uitvoerbaar bij voorraad verklaren.
4.7.10. Overigens zijn er voldoende mogelijkheden om de band tussen de moeder en [X.] te behouden. In art. 10 lid 2 IVRK is vastgelegd dat een kind van wie de ouders in verschillende staten verblijven in beginsel het recht heeft om op regelmatige basis persoonlijke betrekkingen en rechtstreekse contacten met beide ouders te onderhouden. De moeder kan [X.] in Nigeria bezoeken en [X.] en de vader hebben op grond van art. 10 lid 2 IVRK de mogelijkheid om de moeder in Nederland te bezoeken.
4.7.11. Nu het hof zal beslissen om de vader in plaats van de moeder te belasten met het gezag over [X.], ligt het in de rede dat de stichting gebruikt maakt van haar bevoegdheid om de uithuisplaatsing van [X.] te beëindigen op grond van art. 1:263 lid 1 BW, aangezien deze maatregel verband houdt met het feit dat tot nu toe het gezag bij de moeder berustte. Het hof acht het in verband met de hechtings- en taalproblematiek en de leeftijd van [X.] van groot belang dat [X.] op zo kort mogelijke termijn bij zijn vader zal zijn. De band tussen de vader en [X.] dient intact te blijven en zo spoedig mogelijk uitgebreid te worden naar volledige verzorging en opvoeding.
4.7.12. Het hof onderkent dat de beslissing om de vader alleen te belasten met het gezag en hetgeen uit deze beslissing voortvloeit voor alle betrokkenen ingrijpend is. Het hof vertrouwt erop dat de stichting, in het belang van het kind, de overgang van [X.] naar de vader in overleg met alle betrokkenen en onder goede begeleiding zal laten plaatsvinden. Op het verzoek van de vader tot wijziging van de verblijfplaats van [X.] kan het hof in deze procedure, gelet op de maatregel van uithuisplaatsing, niet beslissen en zal daarom dat verzoek afwijzen.
4.7.13. Naar het oordeel van het hof ligt het tevens in de rede dat de stichting op grond van art. 1:256 lid 4 BW de kinderrechter zal verzoeken de ondertoezichtstelling op te heffen. Het hof is van oordeel dat de grond voor deze maatregel na de gezagswijziging niet langer bestaat.
4.7.14. Nu het hof het primaire verzoek van de vader zal toewijzen, zal het verzochte omtrent de bijschrijving in zijn paspoort bij gebrek aan belang worden afgewezen. Het staat de vader als de alleen met het gezag belaste ouder vrij [X.] bij te schrijven in zijn paspoort.
5. De beslissing
Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Roermond van 14 december 2005;
en opnieuw rechtdoende:
bepaalt dat de vader alleen wordt belast met het ouderlijk gezag over de minderjarige [X.] , geboren op [geboortejaar] te [geboorteplaats];
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Draijer-Udo, Kranenburg en Schyns en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 3 mei 2006 in tegenwoordigheid van de griffier.