Hof 's-Hertogenbosch, 09-02-2006, nr. R05/692
ECLI:NL:GHSHE:2006:AW2638, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
09-02-2006
- Zaaknummer
R05/692
- LJN
AW2638
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Burgerlijk procesrecht (V)
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2006:AW2638, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 07‑02‑2006; (Hoger beroep)
Conclusie in cassatie: ECLI:NL:PHR:2007:AZ4664
Cassatie: ECLI:NL:HR:2007:AZ4664, (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen
- Vindplaatsen
Uitspraak 07‑02‑2006
Inhoudsindicatie
Het hof verleent Dexia verlof cassatieberoep in te stellen tegen de beschikking van dit hof tussen partijen op 16 januari 2006 gegeven.
9 februari 2006
Rekestenkamer
Rekestnummer R05/692
GERECHTSHOF 'S-HERTOGENBOSCH
Aanvullende beschikking
in de zaak in hoger beroep van:
de naamloze vennootschap
DEXIA BANK NEDERLAND N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
verzoekster,
verder te noemen: Dexia,
advocaat : mr. J.M. Tijssen,
procureur: mr. J.E. Lenglet,
tegen
[GEÏNTIMEERDE],
wonende te [plaats],
verweerder,
verder te noemen: [geïntimeerde],
procederende in persoon.
1. Het hof heeft op 16 januari 2006 in bovengenoemde zaak - een zaak gegrond op de Wet bescherming persoonsgegevens - een tussenbeschikking gegeven (LJN AV 0011) waarin Dexia wordt verzocht nadere inlichtingen te geven en stukken over te leggen. Iedere verdere beslissing is aangehouden.
3. Bij brief van 24 januari 2006 heeft de advocaat van Dexia, mr. W.A.K. Rank te Amsterdam, het hof verzocht uitdrukkelijk verlof te verlenen voor het instellen van cassatieberoep tegen deze beschikking. Aan dit verzoek legt Dexia het principiële karakter van de rechtsvragen waarover het hof heeft geoordeeld ten grondslag.
4. Dexia wijst er voorts op dat goed verdedigbaar lijkt dat, gelet op de aard van door het hof verlangde gegevens, mogelijk reeds sprake is van een gedeeltelijke eindbeslissing (bedoeld zal zijn een deelbeschikking waarbij sprake is van een dictum waarin - gedeeltelijk - een einde wordt gemaakt aan enig ter beslissing staand geschil, namelijk toewijzing van het verzoek van [geïntimeerde] om hem informatie te verschaffen), zodat er aanstonds al cassatieberoep moet worden ingesteld.
5. [geïntimeerde] is verzocht zijn mening met betrekking tot het verzoek kenbaar te maken. Bij brief van 2 februari 2006 heeft hij het hof verzocht Dexia geen verlof te verlenen. Hij voert daartoe het volgende - de belangrijkste verweren kort weergegeven - aan:
- zijn zaak betreft een individueel verzoek dat dermate uniek is dat het principiële karakter van de rechtsvragen niet aan de orde is;
- Dexia tracht de zaken te vertragen, te rekken en uit te stellen; de zaak wordt onredelijk vertraagd; aan de ratio van artikel 35 Wbp, effectieve controle, wordt tekortgedaan temeer nu die wet een termijn geeft van 4 weken;
- Dexia geeft niet aan welke vragen zij aan de Hoge Raad wil stellen; het verzoek is dus ontoereikend gemotiveerd;
- het verweer van Dexia is gebouwd op de stelling dat er sprake is van een fishing expedition; de vraag of daarvan sprake is, is een feitelijke vraag.
- niet valt in te zien dat voor het verzoeken om nadere inlichtingen (zoals het hof deed in de tussenbeschikking) expliciet cassatieberoep moet worden opengesteld c.q. verlof moet worden verleend voor het instellen van dit beroep;
- Dexia is klaarblijkelijk van mening dat het hof geen schriftelijke nadere informatie mag vragen, omdat het volgens Dexia de voorkeur geniet om de Hoge Raad de rechtsvragen te laten behandelen; In andere zaken redeneert Dexia anders;
- de door Dexia aangehaalde verdeeldheid in de lagere rechtspraak vormt geen steekhoudend argument omdat iedere zaak op zich staat;
- het kostenaspect verbonden aan het geven van inlichtingen mag geen belemmering vormen om [geïntimeerde] de rechtsgang te ontnemen;
- de proceseconomie is niet gediend bij een cassatieberoep;
- Dexia wenst de verlangde informatie niet te verstrekken hetgeen bevreemdt enerzijds omdat Dexia appellant is en anderzijds omdat Dexia ter zitting duidelijk maakte dat er waarschijnlijk weinig of zelfs niets in het dossier van [geïntimeerde] staat;
- [geïntimeerde] meent dat Dexia aan haar verplichtingen uit de beschikking van het hof moet voldoen, ook als cassatie wordt ingesteld; de meeste uitspraken worden uitvoerbaar bij voorraad verklaard;
[geïntimeerde] verlangt een verhoging van de door de rechtbank opgelegde dwangsom;
6. Het hof is van oordeel dat Dexia het verlangde verlof kan worden verleend en overweegt daartoe als volgt. Het is toereikend gemotiveerd.
7. De gronden waarop het hof een aantal verweren van Dexia heeft afgewezen, hebben ontegenzeggelijk een zodanig rechtskarakter dat Dexia redelijkerwijze het standpunt kan innemen dat zij deze oordelen van het hof door de Hoge Raad getoetst wenst te zien alvorens de door het verlangde inlichtingen te verstrekken.
8. Ook de onzekerheid die bij Dexia leeft omtrent de vraag of reeds thans cassatieberoep moet worden ingesteld omdat het dictum van de beschikking mogelijk het karakter heeft van een deelbeschikking, acht het hof een valide argument om aan het verlangen tegemoet te komen.
9. Het hof deelt de mening van [geïntimeerde] omtrent het principiële karakter van de beslissingen niet omdat er wel degelijk rechtsvragen aan de orde zijn die nog niet eerder aan de Hoge Raad zijn voorgelegd en voor de rechtspraktijk (waar onder andere, door Dexia te behandelen verzoeken) van belang kunnen zijn.
10. Het hof is van oordeel dat de belangen van [geïntimeerde] en hetgeen hij voor het overige tegen toewijzing van het verlof aanvoert, tegenover het belang van Dexia en hetgeen Dexia aanvoert onvoldoende zwaar weegt om het verlof te weigeren.
11. Weliswaar is juist dat de afhandeling van de zaak (in het bijzonder het verschaffen van de verlangde informatie) door een cassatieberoep vertraging oploopt, maar naar het oordeel van het hof, staat dit feit aan het toelaten van het cassatieberoep niet in de weg, gelet op het door Dexia gevoerde verweer van principiële aard;
12. Ten aanzien van het verzoek een nadere dwangsom op te leggen geldt, dat een zodanig verzoek in deze 'verlofprocedure' niet aan de orde kunnen komen.
13. Zoal in deze 'verlofprocedure' rechtens mogelijk zou zijn, ziet het hof geen aanleiding om de beschikking van 16 januari 2006 alsnog uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Dexia heeft gelijk in haar opvatting eerst een beslissing van de Hoge Raad te verlangen, alvorens aan de door het hof gevraagde inlichtingen te voldoen. Cassatieberoep zou illusoir worden als de gevraagde inlichtingen op voorhand moeten worden verstrekt.
Beslissing
Het hof verleent Dexia verlof cassatieberoep in te stellen tegen de beschikking van dit hof tussen partijen op 16 januari 2006 gegeven.
Deze aanvullende beschikking is gegeven door mrs. Den Hartog Jager, Pouw en Van den Bergh en in het openbaar uitgesproken op 9 februari 2006.