Hof 's-Hertogenbosch, 22-06-2004, nr. C0300298/HE
ECLI:NL:GHSHE:2004:AR2568
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
22-06-2004
- Zaaknummer
C0300298/HE
- LJN
AR2568
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Algemeen
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2004:AR2568, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 22‑06‑2004; (Hoger beroep)
- Wetingang
- Vindplaatsen
JAR 2004/237 met annotatie van Mr. M.S.A. Vegter
Uitspraak 22‑06‑2004
Inhoudsindicatie
Vergoeding letselschade. Whiplash opgelopen tijdens personeelsuitje op het strand.
typ. KD
rolnr. C0300298/HE
ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH,
achtste kamer, van 22 juni 2004,
gewezen in de zaak van:
[APPELLANT],
wonende te [plaats],
appellant bij exploot van dagvaarding van
29 januari 2003,
advocaat: mr. B.H. van den Tooren,
procureur: mr. Ph.C.M. van der Ven,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid VLISCO HELMOND B.V.,
gevestigd te Helmond,
geïntimeerde bij gemeld exploot,
advocaat mr. P.N. van Regteren Altena,
procureur: mr. J.E. Lenglet,
op het hoger beroep van het door de rechtbank 's-Hertogenbosch, sector kanton, locatie Helmond, gewezen vonnis van 13 november 2002 tussen appellant - [appellant] - als eiser en geïntimeerde - Vlisco - als gedaagde.
1. Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 247129, rolnr.
309/02)
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij memorie van grieven heeft [appellant] negen grieven aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en, kort gezegd, tot:
- veroordeling van Vlisco tot vergoeding van alle door [appellant] geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade, nader op te maken bij staat;
- veroordeling van Vlisco terzake van de reeds geleden en nog te lijden schade tot betaling van een voorschot groot € 50.000,--, althans een door de rechter vast te stellen voorschot;
- Vlisco te veroordelen in de kosten van het geding, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep;
- alles met verklaring van het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
2.2. Bij memorie van antwoord heeft Vlisco de grieven bestreden.
2.3. Partijen hebben daarna de stukken overgelegd en uitspraak gevraagd.
3. De gronden van het hoger beroep
Het hof verwijst hier naar de inhoud van de memorie van grieven.
4. De beoordeling
4.1. In hoger beroep kan van de navolgende feiten worden uitgegaan:
[appellant], geboren in 1948, was bij Vlisco werkzaam in de functie van Manager Overseas Projects Departments. In de periode van zaterdag 14 februari 1998 tot en met woensdag 18 februari 1998 nam hij deel aan een zg. technical meeting, die werd georganiseerd om personeel op managementniveau werkzaam in Nederland en in (gelieerde) bedrijven van Vlisco in Ivoorkust nader met elkaar te laten kennismaken.
Het programma voor zondag 15 februari 1998 luidde:
"programme social" van 9.00 tot 18.00 uur; vanaf 20.00 uur was de avond vrij.
Dit programma vond plaats onder leiding van de vestigingsmanager ter plaatse. Er is een tochtje gemaakt naar het strand in Assinië, alwaar in een hotel werd geluncht.
's Middags luierde men op het stand en konden de deelnemers nader met elkaar kennis maken.
[appellant] is in de zee gegaan. Terwijl hij met de rug naar de oceaan tot op kniehoogte in het water stond te praten met een collega, sloeg er een krachtige golf tegen hem aan, waardoor hij is komen te vallen.
[appellant] kreeg in toenemende mate hoofdpijn. Hij bleek nekletsel (whiplash) te hebben opgelopen, tengevolge waarvan hij gedeeltelijk arbeidsongeschikt is geraakt.
4.2. [appellant] heeft Vlisco in rechte aangesproken en vergoeding geëist van de door hem geleden en nog te lijden schade. Hij stelt dat hij het letsel heeft opgelopen door de klap van de golf, mogelijk in combinatie met het bestaan van een sterke onderstroom in de zee ter plaatse. Primair heeft [appellant] zijn vordering gebaseerd op
aansprakelijkheid van de werkgever ex artikel 7: 658
Burgerlijk Wetboek (schending zorgplicht) en subsidiair op artikel 7:611 Burgerlijk Wetboek (schending van de verplichtingen uit hoofde van goed werkgeversschap).
De kantonrechter heeft de vorderingen van [appellant] afgewezen. Hij heeft, kort gezegd overwogen dat de deelname aan het sociaal programma niet valt aan te merken als het uitoefenen van werkzaamheden c.q. het verrichten van
arbeid voor Vlisco zodat artikel 7:658 toepassing mist. Hiertegen zijn de grieven II tot en met V gericht.
De kantonrechter overweegt voorts dat Vlisco zich niet als een slecht werkgeefster heeft gedragen door [appellant] niet te waarschuwen voor dit risico en zij de gevolgen van het aan [appellant] overkomen ongeval niet voor haar rekening behoefde te nemen. Hiertegen komen de grieven VI tot en met IX op. Grief I betreft de afwijzing van de vorderingen van [appellant] en diens veroordeling in de proceskosten.
De grieven hebben tot strekking het geschil in zijn geheel aan het hof voor te leggen en lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
4.3. De grieven slagen in zoverre, dat het hof van oordeel is, dat de deelname aan het "programme social", hoezeer ook de gezelligheid, nadere kennismaking en vrijheid om op of om het strand te doen waar men na de lunch zin in had, de boventoon voerden, dient te vallen onder het begrip "werkzaamheden" in artikel 7:658 Burgerlijk Wetboek. Het uitstapje van die dag maakte immers deel uit van het programma van die week (productie 1 bij dagvaarding) en was, hoe luchtig ook, niet vrijblijvend, met name niet voor [appellant] die, gelet op zijn functie het goede voorbeeld diende te geven. Partijen zijn het over de hoofdzaak van de aanwezigheid van [appellant] en de aard van de activiteiten wel eens. Pas de avond vanaf 20.00 uur staat die dag op het programma vermeld als zijnde "libre".
4.4. [appellant] heeft gesteld dat Vlisco zich van tevoren goed had moeten oriënteren op het aan het strandbezoek verbonden risico en waarschuwingen en heldere instructies had dienen te geven, en mogelijk zelfs het strand- en oceaanbezoek uit het programma had dienen te laten. Aldus had deze riskante situatie kunnen worden voorkomen.
Vlisco heeft hiertegen aangevoerd dat er door de organisator is gewaarschuwd voor de sterke onderstroom van de zee aldaar, en dat er redelijkerwijs op dat moment geen andere maatregelen nodig waren om ongevallen te voorkomen. Het was een toeristisch oord zonder bijzondere risico's.
Het hof is van oordeel dat er redelijkerwijs op Vlisco geen bijzondere inventarisatie- en waarschuwingsplicht rustte van alle mogelijke gevaren verbonden aan een dagje uit met haar werknemers naar een strand in een toeristisch oord als Assinië, aangezien dit bij inachtneming van de normale voorzichtigheid die men in het dagelijks leven wordt geacht te betrachten geen bijzondere gevaren met zich mee bracht, anders dan het van algemene bekendheid zijnde feit dat in de zee, en zeker in de Oceaan, onderstromen voorkomen.
Meer in het bijzonder behoefde van Vlisco redelijkerwijs niet gevergd te worden dat zij een volwassen 49-jarige werknemer met een verantwoordelijke internationale management functie waarschuwt voor alle denkbare gevaren van pootje baden in de branding van de Atlantische Oceaan. Het feit dat Vlisco na dit ongeval zekerheidshalve haar werknemers afraadt zich in het water te begeven, maakt de beoordeling hiervan niet anders.
4.5. De subsidaire grondslag van de vordering van [appellant] berust op de stelling dat Vlisco de schade die [appellant] heeft geleden als goed werkgeefster voor haar rekening dient te nemen, zowel omdat Vlisco haar medewerker van tevoren onvoldoende zou hebben gewezen op de omstandigheden van een verblijf aan een strand in Ivoorkust en de daaraan verbonden risico's en de schade is veroorzaakt door het zich verwezenlijken van een van die risico's, als omdat de schade is ontstaan tijdens het uitoefenen van diens werkzaamheden.
Het hof verwerpt deze stelling. Voor wat betreft de vermeende waarschuwingsplicht verwijst het naar hetgeen hiervoor onder rechtsoverweging 4.4 is overwogen en beslist.
Het hof is van oordeel dat het aan [appellant] overkomen ongeval het gevolg is van een ongelukkige samenloop van omstandigheden, waarvan de gevolgen, ook al heeft het ongeval zich tijdens de uitoefening van zijn functie voorgedaan, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet voor rekening en risico van de werkgever behoren te komen, zeker nu Vlisco door het afsluiten van een ongevallenverzekering voor haar werknemers, waaronder [appellant], de noodzakelijke zorgvuldigheid heeft betracht.
4.6. Uit het bovenstaande volgt, dat de grieven niet leiden tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep. Dit wordt bekrachtigd onder verbetering van gronden.
[appellant] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep, gevallen aan de zijde van Vlisco.
5. De uitspraak
Het hof:
verklaart het hoger beroep ongegrond en bekrachtigt onder verbetering en aanvulling van de gronden het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep gevallen aan de zijde van Vlisco, welke tot op heden worden vastgesteld op € 205,-- terzake verschotten en op € 771,-- aan salaris procureur.
Dit arrest is gewezen door mrs. Koster-Vaags, Aarts en Spoor en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 22 juni 2004.