Hof 's-Hertogenbosch, 22-07-2003, nr. KGC0201272/BR
ECLI:NL:GHSHE:2003:AL1655
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
22-07-2003
- Zaaknummer
KGC0201272/BR
- LJN
AL1655
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2003:AL1655, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 22‑07‑2003; (Hoger beroep kort geding)
- Vindplaatsen
Uitspraak 22‑07‑2003
Inhoudsindicatie
Euroservices heeft (..) verlof tot het leggen van derdenbeslag ten laste van Holland gevraagd en daartoe gesteld dat Holland oneerlijke concurrentie bedrijft en profiteert van de kennis en ervaring van haar ex-werknemers, die gebonden zijn aan een relatiebeding. Op 26 september 2002 is het verlof verleend voor € 225.000,--. Op 30 september 2002 en 1 oktober 2002 zijn de hier in geding zijnde beslagen gelegd. Holland heeft Euroservices in kort geding gedagvaard en opheffing gevorderd van de vier gelegde derdenbeslagen te haren laste. Daaraan legt zij ten grondslag dat zij niet onrechtmatig heeft gehandeld en geen oneerlijke concurrentie bedrijft en dat de gelegde beslagen vexatoir zijn.
typ. SK
rolnr. KG C0201272/BR
ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH,
eerste kamer, van 22 juli 2003,
gewezen in de zaak van:
de besloten vennootschap HOLLAND CONTRACTING B.V.,
gevestigd te Moerstraten, gemeente Roosendaal,
appellante,
procureur: mr P.C.M. van der Ven,
- t e g e n -
de besloten vennootschap EUROSERVICES CONTRACTING B.V.,
gevestigd te Dordrecht,
geïntimeerde,
procureur: mr J.A.Th.M. van Zinnicq Bergmann,
op het hoger beroep van appellante (Holland) tegen het vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank te Breda van 12 november 2002, onder rolnr. 113735/KG ZA 02-572 gewezen tussen Holland als eiseres en geïntimeerde (Euroservices) als gedaagde.
1. Het geding in eerste aanleg
In voormeld vonnis heeft de voorzieningenrechter de door Holland gevorderde voorziening geweigerd en Holland in de proceskosten veroordeeld.
2. Het geding in hoger beroep
Holland heeft bij exploot van 27 november 2002 tijdig hoger beroep ingesteld van voormeld vonnis. Bij memorie van grieven heeft zij daartegen onder overlegging van producties drie grieven aangevoerd, met conclusie dat het hof het vonnis, waarvan beroep, zal vernietigen en opnieuw rechtdoende, bij arrest uitvoerbaar bij voorraad de conservatoire derdenbeslagen die Euroservices ten laste van Holland heeft doen leggen onder [beslagene 1], Rainbow Kleinpak B.V., [beslagene 2] en de Fa. Kwekerij de Goede Hoop op zal heffen, althans Euroservices zal veroordelen tot opheffing op verbeurte van een dwangsom van € 10.000,-- per dag, met veroordeling van Euroservices in de kosten van beide instanties.
Euroservices heeft bij memorie van antwoord eveneens onder overlegging van producties de grieven bestreden en geconcludeerd dat het hof het vonnis, waarvan beroep, zal bekrachtigen, met veroordeling van Holland in de kosten van beide instanties.
Daarna hebben partijen de stukken aan het hof overgelegd en uitspraak gevraagd.
3. De gronden van het hoger beroep
De eerste grief luidt, dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft overwogen dat bij twijfel omtrent de deugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht het beslag niet wordt opgeheven.
De tweede grief is gericht tegen de overweging dat er een aantal indicaties is die de mogelijkheid openlaten dat Holland met opzet ten nadele van Euroservoces heeft gehandeld en dat niet is uit te sluiten dat de vordering van Euroservices op Holland zal slagen.
De derde grief luidt dat de voorzieningenrechter ten onrechte de vordering van Holland heeft afgewezen en haar in de proceskosten heeft veroordeeld.
4. De beoordeling van het geschil
4.1. Er is geen grief gericht tegen de vaststelling van de feiten door de voorzieningenrechter in r.o. 3.1 van het vonnis, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
4.2. Kort weergegeven gaat het in deze zaak om het volgende.
Euroservices is een bedrijf dat zich richt op het uitzenden/detacheren van personeel in de land- en tuinbouwsector. In februari 2002 hebben twee voormalige klanten van Euroservices, [oprichter 1 cq beslagene 1] en Rainbow Kleinpak B.V., Holland opgericht. Holland houdt zich eveneens bezig met het werven en huisvesten van (buitenlandse) arbeidskrachten voor de agrarische sector.
In maart/april 2002 zijn drie werknemers van Euroservices, haar directeur [directeur] en de dames [werknemers, afzonderlijk te noemen; werknemer 1 resp. werknemer 2], bij haar weggegaan en vervolgens in dienst getreden van Holland. Zij hebben alledrie een relatiebeding met Euroservices gedurende 2 ([directeur]) resp. 1 ([werknemers]) jaar, dat zakelijk weergegeven inhoudt dat zij niet via een nieuwe werkgever noch zelfstandig relaties, werknemers of uitzendkrachten van Euroservices mogen benaderen op straffe van een boete van f 10.000 per overtreding.
Op 14 maart 2002 heeft Euroservices [directeur] gedagvaard voor de rechtbank te Rotterdam, sector kanton, locatie Schiedam, en de boete die is gesteld op overtreding van het relatiebeding opgevorderd. In die procedure heeft Euroservices een bewijsopdracht gekregen en zijn getuigen gehoord op 12 juli 2002, 8 oktober 2002 en 14 januari 2003. De daarvan opgemaakte processen-verbaal bevinden zich bij de stukken in de onderhavige kort geding procedure. Een verzoek van Euroservices om ten laste van [directeur] loonbeslag te mogen leggen is afgewezen bij beslissing van de voorzieningenrechter van de rechtbank te Rotterdam van 10 oktober 2002. Daarin werd onder meer overwogen dat voldoende summierlijk aannemelijk was dat Euroservices een vordering heeft op [directeur], maar dat daarvoor ook al een derdenbeslag en een beslag op het woonhuis van [directeur] ligt, waardoor er geen aanleiding is voor een zo ingrijpende maatregel als loonbeslag.
Bij vonnis van de rechtbank te Dordrecht, sector kanton, locatie Dordrecht, van 23 januari 2003 is de vordering van Euroservices tegen [werknemer 2], waarbij de boete die was gesteld op overtreding van het relatiebeding werd opgeëist, afgewezen aangezien het relatiebeding in tijd werd beperkt tot drie maanden en de verweten gedragingen zich niet in die periode hadden voorgedaan.
Bij memorie van antwoord heeft Euroservices gesteld dat de bodemzaak tussen haar en Holland voor dupliek staat.
4.3. Euroservices heeft op 25 september 2002 verlof tot het leggen van derdenbeslag ten laste van Holland gevraagd en daartoe gesteld dat Holland oneerlijke concurrentie bedrijft en profiteert van de kennis en ervaring van haar ex-werknemers, die gebonden zijn aan een relatiebeding. Op 26 september 2002 is het verlof verleend voor € 225.000,--. Op 30 september 2002 en 1 oktober 2002 zijn de hier in geding zijnde beslagen gelegd.
4.4. Holland heeft Euroservices in kort geding gedagvaard en opheffing gevorderd van de vier gelegde derdenbeslagen te haren laste. Daaraan legt zij ten grondslag dat zij niet onrechtmatig heeft gehandeld en geen oneerlijke concurrentie bedrijft en dat de gelegde beslagen vexatoir zijn. Zij heeft een spoedeisend belang bij opheffing van de beslagen aangezien de liquiditeit van haar onderneming door de beslagen ernstig op de proef wordt gesteld.
Euroservices heeft daartegen ingebracht dat vaststaat dat vaste klanten van haar zijn overgestapt naar Holland, dat [directeur] [werknemer 2] heeft bewogen in dienst te treden bij Holland en klanten heeft bewogen hun relatie met Euroservices te verbreken, en dat [directeur] en [weknemer 2] hun relatiebeding met Euroservices derhalve hebben overtreden. Holland heeft daarvan geprofiteerd en heeft gebruik gemaakt van de kennis, ervaring en goodwill van de ex-werknemers van Euroservices, hetgeen onrechtmatig is. Euroservices betwist ook dat Holland door de beslagen in financiële problemen komt.
4.5. De voorzieningenrechter heeft in het vonnis, waarvan beroep, - kort weergegeven - overwogen dat voorshands uit de getuigenverklaringen in de procedure tegen [directeur] nog niet blijkt dat Holland is betrokken bij het vertrek van een klant ([oprichter 1] ) en de drie genoemde werknemers bij Euroservices, maar dat er een aantal indicaties zijn die de mogelijkheid openlaten dat Holland met opzet ten nadele van Euroservices heeft gehandeld.
Nu er twijfel is aan de deugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht worden de beslagen niet opgeheven, aldus de voorzieningenrechter.
4.6. Wat betreft het criterium waaraan een vordering tot opheffing van een gelegd beslag moet worden getoetst, overweegt het hof het volgende.
Ingevolge het bepaalde in art. 705 Rv kan de voorzieningenrechter het beslag onder meer opheffen indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht blijkt. De rechter heeft bij de hantering van dit criterium de nodige vrijheid: enerzijds zijn deze gronden niet limitatief en mag ook een belangenafweging als grond voor (niet-) opheffen worden gebruikt, anderzijds is het niet zo dat het beslag moet worden opgeheven als summierlijk de ondeugdelijkheid van de vordering van de beslaglegger is aangetoond.
Het ligt weliswaar in de eerste plaats op de weg van degene die de opheffing vordert om met inachtneming van de beperkingen van de kort geding procedure aannemelijk te maken dat de door de beslaglegger gepretendeerde vordering ondeugdelijk is, maar een bewijslastverdeling in eigenlijke zin is niet aan de orde, aangezien het veeleer gaat om een afweging van belangen aan de hand van een beoordeling van wat door beide partijen naar voren is gebracht en summierlijk met bewijsmateriaal is onderbouwd (vgl. HR 27 januari 1995, NJ 95, 669 en HR 14 juni 1996, NJ 97, 481).
De door de voorzieningenrechter geformuleerde overweging dat bij twijfel omtrent de deugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht het beslag niet wordt opgeheven, is echter in zijn algemeenheid niet juist. De daartegen gerichte eerste grief treft mitsdien doel.
4.7.1. De eerste vraag luidt, of thans aannemelijk geacht kan worden dat de ex-werknemers van Euroservices [directeur], [weknemer 2] en [werknemer 1] het relatiebeding dat zij met Euroservices hadden, hebben overtreden zodat zij wanprestatie hebben gepleegd.
Het relatiebeding van [directeur] (art. 11 arbeidsovereenkomst) luidt, voor zover hier van belang, dat hij geen relaties, werknemers of uitzendkrachten van Euroservices mag benaderen.
Het relatiebeding van [weknemer 2] (art. 6 arbeidsovereenkomst) luidt, voor zover hier van belang, dat zij geen enkele relatie van Euroservices mag benaderen. (In deze arbeidsovereenkomst staat dat zij geen relatie "van Flex Rent B.V. en/of aan haar gelieerde bedrijven" mag benaderen. Nu ook deze arbeidsovereenkomst is gesloten tussen [weknemer 2] en Euroservices en partijen geen aandacht hebben besteed aan de verrassende vermelding van "Flex Rent" zal ook het hof hieraan voorbij gaan.)
Het relatiebeding van [werknemer 1] (art. 6 arbeidsovereenkomst) luidt, dat zij "geen enkele relaties en/of opdrachtgevers en/of werknemers/uitzendkrachten" van Euroservices mag benaderen.
4.7.2. Euroservices stelt in het algemeen, dat met de indiensttreding van drie ex-werknemers van haar, een groot aantal belangrijke klanten direct mee over zijn gegaan naar Holland. Het verwijt aan [directeur] luidt in het bijzonder, dat hij [weknemer 2] heeft bewogen in dienst te treden bij Holland en dat hij de klanten Rainbow Kleinpak B.V. en Van Zanten Flowerbulbs B.V. heeft bewogen hun relatie met Euroservices te beëindigen. Euroservices stelt aanwijzingen te hebben dat [directeur] belangrijke bedrijfsinformatie heeft meegenomen.
Ten aanzien van [weknemer 2] en [werknemer 1] stelt zij, dat hun werkzaamheden voor Holland geheel overeenkomen met de werkzaamheden die zij voor Euroservices hebben verricht (actief relaties benaderen). Zij wijst erop dat [werknemer 1] als reden voor haar vertrek heeft opgegeven, dat zij [directeur] wilde volgen.
Aan [weknemer 2] verwijt Euroservices voorts dat zij uitzendkrachten (haar vader en vijf kennissen) heeft bewogen mee te gaan naar Holland.
Euroservices verwijst bij dit alles naar de getuigenverklaringen die in de procedure tussen haar en [directeur] zijn afgelegd.
4.7.3. Het hof is evenwel voorshands van oordeel, dat uit die verklaringen van negen getuigen - [werknemer 1], [weknemer 2], andere werknemers van Euroservices, ex-klanten van Euroservices - niet kan worden afgeleid dat [directeur], [werknemer 1] of [weknemer 2] klanten of uitzendkrachten van Euroservices benaderd hebben. Een aantal klanten had kennelijk prettig samengewerkt met [directeur] en wilde dat blijven doen, ongeacht voor welk bedrijf hij werkte. Dat staat die klanten uiteraard vrij en het enkele feit dat zij zijn overgegaan naar Holland brengt niet mee dat [directeur] (of [werknemer 1] of [weknemer 2]) hen daartoe bewogen heeft. [werknemer 1] verklaart dat het haar eigen beslissing was om bij Holland te gaan werken en dat [directeur] haar daartoe niet heeft overgehaald. [weknemer 2] verklaart dat zij al eerder had besloten weg te gaan bij Euroservices en dat zij na een paar maanden zelf het initiatief heeft genomen om bij Holland te gaan werken. Zij verklaart verder dat haar vader en een aantal Poolse kennissen uit eigen initiatief met haar mee zijn gegaan toen zij bij een ander bedrijf ging werken. Van het tegendeel is voorshands niet gebleken.
Aan de stelling van Euroservices bij memorie van antwoord, dat nog twee van haar werknemers bij Holland in dienst zijn getreden (Benneker en Van Vuurden) gaat het hof voorbij, reeds omdat dit vanwege het stadium in de procedure waarop deze stelling is geponeerd niet als vaststaand kan worden aangenomen.
Naar het voorlopig oordeel van het hof is mitsdien nog niet aannemelijk geworden, dat [directeur], [werknemer 1] en [weknemer 2] hun relatiebeding met Euroservices hebben overtreden.
Daaraan doet niet af dat de voorzieningenrechter te Rotterdam in zijn beslissing van 10 oktober 2002 heeft overwogen dat voldoende summierlijk aannemelijk is dat Euroservices een vordering op [directeur] heeft. In de eerste plaats betreft het daar een procedure tussen andere dan de hier procederende partijen en voorts is niet duidelijk wat het "verhandelde ter zitting" dat de voorzieningenrechter tot uitgangspunt heeft genomen, inhield.
4.7.4. Daarbij komt, zoals Euroservices ook wel heeft onderkend, dat het enkele profiteren van de wanprestatie van een ander nog geen onrechtmatige daad oplevert. Daarvoor zijn bijkomende omstandigheden nodig, die het profiteren onrechtmatig maken.
Dat Holland gebruik maakt van de kennis, ervaring en goodwill van [directeur], [werknemer 1] en [weknemer 2] door het (enkele) feit dat deze drie voor Holland werkzaam zijn, is daarvoor onvoldoende. Een werkgever maakt in die zin immers altijd "gebruik" van de kwaliteiten van zijn werknemers. Euroservices stelt wel dat [werknemer 1] veel van haar kennis over (klanten van) Euroservices aan Holland heeft overgebracht, dat het aannemelijk is dat [werknemer 1] klanten van Euroservices heeft benaderd en dat Holland daarvan opzettelijk profiteert, maar het thans beschikbare dossier biedt daarvoor voorshands geen aanwijzing. Ook de omstandigheid dat Holland op een "goed gekozen moment", te weten vlak voor de aanvang van het seizoen, met haar onderneming is gestart en de bij Euroservices vertrokken werknemers in dienst heeft genomen, betekent nog niet dat Holland onrechtmatig heeft geprofiteerd van de beweerdelijk door die werknemers gepleegde wanprestatie.
4.7.5. Aan het bij memorie van antwoord sub 10 door Euroservices gestelde, dat [werknemer 1] (ook) haar geheimhoudingsbeding heeft geschonden en dat Holland ook daarvan heeft geprofiteerd, gaat het hof voorbij, aangezien het in strijd is met een goede procesorde om in een zo laat stadium van de procedure dit nieuwe verweer te voeren. Het verweer dat Holland geen belang zou hebben bij haar vordering omdat de jaarlijkse omzet van de "overgenomen" klanten het bedrag waarvoor beslag is gelegd vele malen zou overtreffen, wordt tenslotte verworpen aangezien een zeker bedrag aan jaarlijkse omzet niet betekent dat Holland niet in haar liquiditeit belemmerd wordt doordat tot een bedrag van € 225.000,-- aan uitstaande vorderingen is beslagen.
4.8. Alles in aanmerking nemende is het hof van oordeel dat summierlijk van de ondeugdelijkheid van de vordering van Euroservices op Holland is gebleken, hetgeen aanleiding geeft de gelegde derdenbeslagen op te heffen.
Het hof is van oordeel dat Euroservices wel heeft gesteld, maar dat nergens uit is gebleken dat Holland doende zou zijn haar activiteiten onder te brengen in een andere vennootschap, waardoor verhaal op Holland niet meer mogelijk zou zijn. Ook die stelling kan er derhalve niet toe leiden dat het beslag ondanks hetgeen hierboven werd overwogen, toch zou moeten blijven liggen.
4.9. De grieven II en III slagen mitsdien, zodat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en de (primaire) vordering van Holland alsnog zal worden toegewezen.
Euroservices zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten in beide instanties.
5. De uitspraak
Het hof:
vernietigt het vonnis van de voozieningenrechter van de rechtbank te Breda, in kort geding op 12 november 2002 tussen partijen gewezen onder rolnr. 113735/KG ZA 02-572, en opnieuw rechtdoende:
heft op de conservatoire derdenbeslagen die Euroservices op 30 september 2002 en 1 oktober 2002 ten laste van Holland heeft doen leggen onder [beslagene 1] te [vestigingsplaats], Rainbow Kleinpak B.V. te Maasland, [beslagene 2] te [vestigingsplaats] en de Fa. Kwekerij de Goede Hoop te Honselerdijk;
veroordeelt Euroservices in de proceskosten in beide instanties, voor zover tot op heden aan de zijde van Holland gevallen en begroot op € 258,18 voor verschotten en € 703,-- voor salaris procureur in eerste aanleg en op € 230,-- voor verschotten en € 771,-- voor salaris procureur in hoger beroep;
verklaart dit arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af wat meer of anders is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs De Groot-van Dijken, Hendriks-Jansen en Fikkers en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 22 juli 2003.