Richtlijn 93/83/EEG coördinatie van bepaalde voorschriften betreffende het auteursrecht en naburige rechten op het gebied van de satellietomroep en de doorgifte via de kabel
Artikel 1 Definities
Geldend
Geldend vanaf 06-06-2019
- Bronpublicatie:
17-04-2019, PbEU 2019, L 130 (uitgifte: 17-05-2019, regelingnummer: 2019/789)
- Inwerkingtreding
06-06-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
17-04-2019, PbEU 2019, L 130 (uitgifte: 17-05-2019, regelingnummer: 2019/789)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Marktintegratie
1.
In deze richtlijn wordt verstaan onder ‘satelliet’: een satelliet die werkt op frequentiebanden die volgens het telecommunicatierecht alleen mogen worden gebruikt voor het uitzenden van signalen voor ontvangst door het publiek, of voor niet-openbare, individuele communicatie. In het laatste geval dient de individuele ontvangst van de signalen echter plaats te vinden onder omstandigheden die vergelijkbaar zijn met het eerste geval.
2
a)
In deze richtlijn wordt verstaan onder ‘mededeling aan het publiek per satelliet’: een handeling waarbij de programmadragende signalen voor ontvangst door het publiek onder controle en verantwoordelijkheid van de omroeporganisatie worden ingevoerd in een ononderbroken mededelingenketen die naar de satelliet en terug naar de aarde loopt.
b)
De mededeling aan het publiek per satelliet, vindt slechts plaats in de Lid-Staat waar de programmadragende signalen onder controle en verantwoordelijkheid van de omroeporganisatie worden ingevoerd in een ononderbroken mededelingenketen die naar de satelliet en terug naar de aarde loopt.
c)
Indien de programmadragende signalen in gecodeerde vorm worden uitgezonden, is er sprake van mededeling aan het publiek per satelliet wanneer de middelen voor het decoderen van de uitzending door of met toestemming van de omroeporganisatie ter beschikking van het publiek worden gesteld.
d)
Indien de mededeling aan het publiek per satelliet plaatsvindt in een Staat die niet tot de Gemeenschap behoort en die niet het niveau van bescherming biedt waarin hoofdstuk II van deze richtlijn voorziet, wordt,
- i)
indien de programmadragende signalen naar de satelliet worden doorgezonden vanuit een grondstation in een van de Lid-Staten, de mededeling aan het publiek per satelliet geacht in die Lid-Staat te hebben plaatsgevonden en kunnen de rechten bedoeld in hoofdstuk II worden uitgeoefend tegen de persoon die het grondstation exploiteert, of
- ii)
indien geen gebruik wordt gemaakt van een grondstation in een Lid-Staat, maar een in een Lid-Staat gevestigde omroeporganisatie opdracht heeft gegeven tot de mededeling aan het publiek per satelliet, die mededeling geacht te hebben plaatsgevonden in de Lid-Staat waar de omroeporganisatie haar hoofdvestiging binnen de Gemeenschap heeft, en kunnen de rechten bedoeld in hoofdstuk II worden uitgeoefend tegen de omroeporganisatie.
3.
Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder ‘doorgifte via de kabel’: de gelijktijdige, ongewijzigde en integrale doorgifte, door middel van een kabel- of microgolfsysteem aan het publiek, van een eerste uitzending uit een andere lidstaat, al dan niet via de ether, ook per satelliet, van radio- of televisieprogramma's die voor ontvangst door het publiek bestemd zijn, ongeacht de wijze waarop de exploitant van een doorgiftedienst via de kabel de programmadragende signalen van de omroeporganisatie met het oog op doorgifte verkrijgt.
4.
In deze richtlijn wordt verstaan onder ‘maatschappij voor collectieve belangenbehartiging’: een organisatie die auteursrechten of naburige rechten als enig doel of als een van haar voornaamste doelstellingen waarneemt of administreert.
5.
In deze richtlijn wordt de hoofdregisseur van een cinematografisch of audiovisueel werk beschouwd als de auteur of één van de auteurs. De Lid-Staten kunnen bepalen dat andere personen als co-auteur worden beschouwd.