Hof Arnhem, 12-03-2012, nr. P11/0521
ECLI:NL:GHARN:2012:BX2342
- Instantie
Hof Arnhem
- Datum
12-03-2012
- Zaaknummer
P11/0521
- LJN
BX2342
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARN:2012:BX2342, Uitspraak, Hof Arnhem, 12‑03‑2012; (Hoger beroep)
Uitspraak 12‑03‑2012
Inhoudsindicatie
Bevestiging beslissing van de rechtbank. Afwijzing van het verzoek tot schorsing van het onderzoek teneinde de kliniek in de gelegenheid te stellen de meest recente wettelijke aantekeningen aan te leveren. Afwijzing van het verzoek tot schorsing van het onderzoek teneinde de exacte expiratiedatum vast te stellen nu het hof daar geen rechtens relevante reden voor ziet.
Partij(en)
TBS [nummer]
Beslissing d.d. 12 maart 2012
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[naam terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
verblijvende in [kliniek].
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 9 december 2011, houdende verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaren.
Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:
- het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
- de beslissing waarvan beroep;
- de akte van beroep van de terbeschikkinggestelde d.d. 13 december 2011;
- de aanvullende informatie van [kliniek] van 21 februari 2012, met als bijlage de wettelijke aantekeningen van 23 juni 2010 tot en met 14 juli 2011.
Het hof heeft ter zitting van 27 februari 2012 gehoord de terbeschikkinggestelde bijgestaan door zijn raadsman mr I. de Vos, advocaat te Amsterdam, en de advocaat-generaal, mr M.J.M van der Mark.
Overwegingen:
Het standpunt van de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman
De kliniek heeft op 21 februari 2012 aanvullende informatie gestuurd met als bijlage de wettelijke aantekeningen. Deze aantekeningen beslaan de periode van 23 juni 2010 tot en met 14 juli 2011. Dat is onvoldoende recent. Voorts lijkt de expiratiedatum van 9 december 2011, mede gelet op enkele onttrekkingen, onjuist. Primair dient de behandeling van de zaak te worden aangehouden opdat de kliniek de meest recente wettelijke aantekeningen kan aanleveren en zodat door het hof kan worden vastgesteld wat de exacte expiratiedatum is.
Van de terbeschikkinggestelde is nauwelijks nog gevaar te duchten. Hij loopt moeizaam, en zijn longen en ogen zijn slecht. Verzocht wordt de terbeschikkingstelling met een termijn van slechts een jaar te verlengen.
Het standpunt van het openbaar ministerie
Het verzoek tot aanhouding dient te worden afgewezen. Niet is aannemelijk gemaakt dat er zich in de periode vanaf 14 juli 2011 ontwikkelingen hebben voorgedaan die maken dat de aanwezigheid van meer recente aantekeningen noodzakelijk is. Bovendien plegen klinieken indien een terbeschikkinggestelde op een longstay-afdeling verblijft, zoals in het onderhavige geval, tweemaal per jaar wettelijke aantekeningen op te maken.
Ook het vaststellen van de exacte expiratiedatum dient niet tot aanhouding van de zaak te leiden. Als vertrekpunt dient immers de vorige verlengingsprocedure te gelden (vgl. gerechtshof Arnhem 27 januari 1992, NJ 1992, 777). Er zijn geen zwaarwegende belangen gemoeid met het uitzoeken van de exacte expiratiedatum in eerdere stadia van de terbeschikkingstelling. De uitkomst kan, gelet op de onttrekkingen, louter zijn dat de vordering te vroeg is ingediend. Een te vroeg ingediende vordering schaadt de terbeschikkinggestelde niet in zijn belangen.
De terbeschikkinggestelde heeft een longstay-status. Deze status wordt regulier getoetst. Een ander perspectief dan de longstay is er nochtans niet. Het maximaal haalbare is een zo humaan mogelijk verloop van de terbeschikkingstelling. De kliniek heeft daarbij oog voor de verslechterde lichamelijke gezondheid van de terbeschikkinggestelde. De terbeschikkingstelling dient te worden verlengd met een termijn van twee jaren.
Het oordeel van het hof
Het hof wijst het verzoek tot aanhouding van de zaak af.
De wettelijke aantekeningen
Artikel 509o, tweede lid, onder sub 2 van het Wetboek van Strafvordering vereist dat bij de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling een afschrift van de aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de terbeschikkinggestelde wordt overgelegd. Bij het behandelen van een zaak in beroep acht het hof het voor de vorming van zijn eindoordeel noodzakelijk voldoende te zijn voorgelicht over de actuele stand van zaken, onder meer door middel van de meest recente wettelijke aantekeningen omtrent de terbeschikkinggestelde. In het algemeen acht het hof het van belang dat de recente wettelijke aantekeningen in ieder geval de periode bestrijken tot twee á drie maanden vóór de bij het hof geplande zittingsdatum. Deze eis geldt ook voor zaken die betrekking hebben op terbeschikkinggestelden die op een longstay-afdeling verblijven, zoals in het onderhavige geval. Het hof heeft FPC Veldzicht verzocht om aanvullende informatie alsmede een afschrift van de meest recente wettelijke aantekeningen. Bij brief van 21 februari 2012 heeft het hof deze aanvullende informatie ontvangen alsmede de wettelijke aantekeningen van 23 juni 2010 tot en met 14 juli 2011 en 31 augustus 2011. Ondanks de gedateerdheid van deze aantekeningen acht het hof zich in de onderhavige zaak voldoende voorgelicht ten aanzien van de gesteldheid van de terbeschikkinggestelde nu het verlengingsadvies en de rapportages van de onafhankelijke deskundigen voldoende gegevens over deze gesteldheid bevatten en ter zitting deze gesteldheid is besproken. Bovendien heeft de kliniek bij brief van 21 februari 2012 nadere informatie verschaft over de recente situatie van de terbeschikkinggestelde.
Vaststelling van de expiratiedatum
De Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) van het Ministerie van Veiligheid en Justitie heeft tot taak het openbaar ministerie te informeren op welke datum de terbeschikkingstelling door tijdsverloop zal eindigen en binnen welke periode een mogelijke vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling moet worden ingediend. Op deze datum mag het openbaar ministerie afgaan. Mocht later blijken dat de expiratiedatum onjuist is en als gevolg hiervan de vordering te laat is ingediend, zullen hieraan in beginsel geen consequenties worden verbonden. Mocht blijken dat de vordering te vroeg is ingediend, is de terbeschikkinggestelde hierdoor niet in zijn belangen geschaad. Het hof ziet derhalve geen rechtens relevante reden de zaak aan te houden teneinde de exacte expiratiedatum vast te stellen. Wel zal het hof trachten de exacte expiratiedatum te achterhalen en zowel de raadsman als DJI over zijn bevindingen daaromtrent berichten.
Het hof is van oordeel dat de rechtbank terecht en op goede gronden heeft beslist de terbeschikkingstelling te verlengen met een termijn van twee jaren. Daarom zal de beslissing waarvan beroep met overneming van die gronden worden bevestigd, met aanvulling van het volgende.
De terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege werd bij arrest van dit hof op 9 december 1986 aan de terbeschikkinggestelde opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer persoenen, te weten: ontucht plegen met zijn minderjarige stiefkind, meermalen gepleegd.
Beslissing
Het hof:
Wijst af het verzoek tot aanhouding.
Bevestigt de beslissing van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 9 december 2011 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde [naam].
Aldus gedaan door
mr M. Otte als voorzitter,
mr C. Caminada en mr J.P. Bordes als raadsheren,
en drs. M. van Weers en drs. R. Vecht-van den Bergh als raden,
in tegenwoordigheid van mr G.J.B. van Weegen als griffier,
en op 12 maart 2012 in het openbaar uitgesproken.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.