WR 2023/117
Woonruimte – schadevergoeding – tekortkoming – procesrecht: waterschade; bewijsvermoeden ex art. 7:218 lid 2 BW; tekortkoming huurder; bewijsvermoeden ziet ook op bestaan van tekortkoming als oorzaak van schade
HR 26-05-2023, ECLI:NL:HR:2023:775
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
26 mei 2023
- Magistraten
Mrs. M.V. Polak, T.H. Tanja-van den Broek, C.E. du Perron, C.H. Sieburgh en G.C. Makkink
- Zaaknummer
22/00018
- Noot
Red. Aant.
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS708931:1
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2023:775, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 26‑05‑2023
ECLI:NL:PHR:2022:1192, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 16‑12‑2022
Beroepschrift, Hoge Raad, 04‑01‑2022
- Wetingang
(Art. 7:218 lid 2 BW)
Essentie
Woonruimte – schadevergoeding – tekortkoming – procesrecht: waterschade; bewijsvermoeden ex art. 7:218 lid 2 BW; tekortkoming huurder; bewijsvermoeden ziet ook op bestaan van tekortkoming als oorzaak van schade
Samenvatting
Verhuurders stellen dat het hof is uitgegaan van een onjuiste rechtsopvatting ten aanzien van het bewijsvermoeden van art. 7:218 lid 2 BW, omdat dit niet alleen betrekking heeft op het causale verband tussen de tekortkoming en de schade, maar ook op de aanwezigheid van een tekortkoming. Het bewijsvermoeden van art. 7:218 lid 2 BW betreft schade aan de verhuurde zaak die is ontstaan gedurende ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.