Bijvoorbeeld de uitspraak ECLI:NL:RVS:2016:2582
Rb. Limburg, 13-05-2022, nr. ROE 20/3314
ECLI:NL:RBLIM:2022:3688
- Instantie
Rechtbank Limburg
- Datum
13-05-2022
- Zaaknummer
ROE 20/3314
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBLIM:2022:3688, Uitspraak, Rechtbank Limburg, 13‑05‑2022; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:RVS:2023:2973, Bekrachtiging/bevestiging
Uitspraak 13‑05‑2022
Inhoudsindicatie
Wro; planschade; passieve risicoaanvaarding; voorzienbaarheid; concrete poging tot realisering van bouw- en gebruiksmogelijkheden (benuttingspoging); benuttingsperiode.
RECHTBANK limburg
Zittingsplaats Maastricht
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 20/3314
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 mei 2022 in de zaak tussen
[eiser] , te [plaats] , eiser
(gemachtigde: ing. P.J.M. Meertens),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eijsden-Margraten, verweerder
(gemachtigde: mr. N.A. Rijsterborgh).
Procesverloop
Bij besluit van 9 oktober 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder eisers aanvraag voor een tegemoetkoming in planschade in het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) afgewezen.
Bij besluit van 29 oktober 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 april 2022. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en drs. P.A.J.M. van Bragt van SAOZ.
OverwegingenWaar gaat deze zaak over?
1. Bij besluit van 18 december 2012 heeft de gemeenteraad van de gemeente Eijsden-Margraten het bestemmingsplan ‘Woningbouw Heiligerweg’ vastgesteld. Dit bestemmingsplan is bij uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 24 juli 2013 onherroepelijk geworden. Eiser heeft bij brief van 14 juni 2018 een aanvraag voor een tegemoetkoming in planschade ingediend. De aanvraag heeft betrekking op de percelen [sectieletter] , nrs. [sectienummer 1] , [sectienummer 2] , [sectienummer 3] , [sectienummer 4] , [sectienummer 5] , [sectienummer 6] en [sectienummer 7] in [plaats] . SAOZ heeft op verzoek van verweerder op 5 september 2019 een planschadeadvies uitgebracht.
2. Verweerder stelt zich op het standpunt -kort weergegeven- dat sprake is van een planologische mutatie (van bestemming ‘Uit te werken woondoeleinden’ in het bestemmingsplan ‘Heiligerweg’ naar bestemming ‘Agrarisch’ in het bestemmingsplan ‘Woningbouw Heiligerweg’) die heeft geleid tot een nadeliger positie van eiser, waaruit in beginsel op grond van artikel 6.1 van de Wro voor tegemoetkoming vatbare schade in de vorm van waardevermindering is voortgevloeid. Echter verweerder stelt zich tevens op het standpunt dat eiser in dit kader passieve risicoaanvaarding kan worden tegengeworpen. Ter onderbouwing hiervan verwijst verweerder naar het, zorgvuldig tot stand gekomen, SAOZ advies van 5 september 2019.
3. Eiser voert in beroep aan -kort samengevat- dat met betrekking tot de gestelde passieve risicoaanvaarding hem ten onrechte het verwijt wordt gemaakt dat hij ‘stil is blijven zitten’. Hij is van mening dat hij alles heeft gedaan wat in zijn macht lag en datgene heeft gedaan wat van hem verlangd kon worden om tot ‘iets’ te komen. Voorts stelt hij dat er geen redelijke kans van slagen aanwezig was, indien hij toch een verzoek (omgevingsvergunning) zou hebben ingediend voor de realisering van 275 woningen. Ter onderbouwing verwijst hij naar de door hem in het kader van een WOB-procedure opgevraagde documenten. Aanvullend heeft eiser nog aangevoerd dat, kort gezegd, verweerder bij zijn besluitvorming (bewust) informatie heeft achtergehouden en zich niet heeft vergewist of het advies van SAOZ deugdelijk tot stand is gekomen.
Wat is in geschil?
4. De rechtbank overweegt als volgt. Niet in geschil is dat de bepalingen van het bestemmingsplan ‘Woningbouw Heiligerweg’ voor de gronden van eiser met de bestemming ‘Uit te werken woondoeleinden’ hebben geleid tot een planologische verslechtering ten opzichte van de bepalingen van het bestemmingsplan ‘Heiligerweg’.
5. De rechtbank stelt vast dat het geschil zich beperkt tot de vraag of verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat voor wat betreft 160 woningen (de percelen [sectieletter] [sectienummer 1] , [sectienummer 2] en [sectienummer 4] ) eiser passieve risicoaanvaarding kan worden tegengeworpen en derhalve terecht zijn aanvraag heeft afgewezen. Dienaangaande overweegt de rechtbank het volgende.
Wat is het toetsingskader?
5.1 Ingevolge artikel 6.1, eerste lid, van de Wro kent het bestuursorgaan degene die in de vorm van een inkomensderving of een vermindering van de waarde van een onroerende zaak schade lijdt of zal lijden als gevolg van een in het tweede lid vermelde oorzaak, op aanvraag een tegemoetkoming toe, voor zover de schade redelijkerwijs niet voor rekening van de aanvrager behoort te blijven en de tegemoetkoming niet voldoende anderszins is verzekerd.
5.2 Ingevolge artikel 6.3, aanhef en onder a, van de Wro betrekt het bestuursorgaan met betrekking tot de voor tegemoetkoming in aanmerking komende schade bij zijn beslissing op de aanvraag in ieder geval de voorzienbaarheid van de schadeoorzaak.
6. Op grond van vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling)1.is voor de beantwoording van de vraag of de aanvrager het risico dat de onder het oude planologische regime bestaande bouw- of gebruiksmogelijkheden op diens perceel zouden vervallen passief heeft aanvaard, van belang of de voortekenen van de nadelige planologische wijziging reeds enige tijd zichtbaar waren.
Voor de bevestigende beantwoording van de vraag of de aanvrager het risico dat de onder het oude planologische regime bestaande bouw- of gebruiksmogelijkheden van zijn onroerende zaak zouden vervallen passief heeft aanvaard, is voldoende dat, bezien vanuit de positie van een redelijk denkende en handelende eigenaar, aanleiding bestond rekening te houden met de kans dat de planologische situatie ter plaatse zou gaan veranderen in een voor hem ongunstige zin. Daarbij dient rekening te worden gehouden met concrete beleidsvoornemens die openbaar zijn gemaakt. Voor voorzienbaarheid is niet vereist dat een dergelijk beleidsvoornemen een formele status heeft2..
6.1 Indien wordt geoordeeld dat de nadelige planologische wijziging voorzienbaar was, dient vervolgens de vraag beantwoord te worden of onder het oude planologische regime concrete pogingen tot realisering van de bestaande bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn ondernomen3.. Het risico op verwezenlijking van planologisch nadeel wordt geacht passief te zijn aanvaard als er voorzienbaarheid is en indien geen concrete pogingen zijn gedaan tot realisering van de bouw- en gebruiksmogelijkheden die onder het nieuwe planologische regime zijn komen te vervallen, terwijl dit van een redelijk denkende en handelende eigenaar, vanaf de peildatum voor voorzienbaarheid, kon worden verlangd4..
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Voorzienbaarheid en benuttingsperiode
7. De rechtbank heeft ter zitting vastgesteld dat door eiser niet wordt bestreden dat sprake was van kenbare en voldoende concrete aanwijzingen dat het planologisch regime in nadelige zin zou kunnen worden gewijzigd. Het besluit van de gemeenteraad van 13 juli 2010 (met betrekking tot de woonbehoefte over de periode 2010-2040) is aan eiser verzonden en op 17 september 2010 met hem besproken. De rechtbank stelt verder vast dat door eiser niet wordt bestreden dat er sprake is geweest van een voldoende lange benuttingsperiode om alsnog de woningen te realiseren.
Concrete benuttingspoging(en)
8. Met betrekking tot eisers stelling dat een benuttingspoging geen redelijke kans van slagen zou hebben gehad overweegt de rechtbank dat ten tijde hier van belang (periode vanaf 13 juli 2010 voor de woningen fase 2/ periode vanaf 1 april 2011 voor de woningen fase 3 tot 19 juli 2012 voor beide fases) geen ontwerpbestemmingsplan ter inzage was gelegd dan wel een voorbereidingsbesluit gold, zodat van een aanhoudingsplicht of een voortzetting van de voorbereidingsbescherming geen sprake was.
9.1 De rechtbank stelt voorts vast dat in het bestemmingsplan ‘Heiligerweg’ geen bouwverbod was opgenomen en dat eiser geen omgevingsvergunning voor bouwen heeft aangevraagd. Gelet op het feit dat deze aanvraag dient te zijn voorzien van een volledige stedenbouwkundige onderbouwing, kan de rechtbank zich voorstellen dat eiser hiervan, mede gelet op de kosten, heeft afgezien.
9.2 Echter eiser heeft verweerder ook niet verzocht om een uitwerkingsplan vast te stellen. Een dergelijk verzoek is vormvrij en kwalificeert op grond van vaste jurisprudentie5.als een (voldoende) concrete benuttingspoging. Voorts is van belang dat verweerder op grond van het bestemmingsplan een uitwerkingsplicht heeft, waaraan gevolg dient te worden gegeven. Gelet op het vormvrije aspect en het ontbreken van kosten die gepaard gaan met een dergelijk verzoek, mocht van eiser worden verwacht van deze mogelijkheid gebruik te maken.
9.3 Met betrekking tot eisers stelling dat het gelet op de opstelling/houding van de provincie geen zin had om een dergelijk verzoek te doen overweegt de rechtbank dat de provincie niet de bevoegdheid heeft om een reactieve aanwijzing te geven met betrekking tot een uitwerkingsplan. Dit betekent dat de provincie de vaststelling van een uitwerkingsplan niet kan verhinderen. Voor zover eiser stelt dat het gemeentebestuur evenmin voornemens was om medewerking te verlenen en dat een juridische poging om de planologische mogelijkheden te benutten, geen kans van slagen had, overweegt de rechtbank dat het politieke standpunt van destijds om tot een reductie van de woningvoorraad te komen (hetgeen uiteindelijk ook heeft geleid tot het bestemmingsplan ‘Woningbouw Heiligerweg’) los staat van de juridische mogelijkheden die eiser tijdens de benuttingsperiode had. Dat het gemeentebestuur, zoals ook uit alle stukken volgt, de woningaantallen zoals mogelijk binnen het bestemmingsplan ‘Heiligerweg’ absoluut niet meer wenselijk achtte, deed niet af aan de juridische mogelijkheden van eiser. Zoals onder 9.2 overwogen, was verweerder verplicht om de bestemming ‘Uit te werken woondoeleinden’ uit te werken bij een verzoek van eiser daartoe en mocht van eiser een dergelijk verzoek worden verwacht.
10. Over eisers stelling dat niet voorbij kan worden gegaan aan de expliciete beperkingen die kleven aan artikel 10, derde lid, van de planvoorschriften van het bestemmingsplan ‘Heiligerweg’ (uitwerkingsregels) overweegt de rechtbank het volgende.
In voornoemde uitwerkingsregels is vermeld dat de uitwerking gefaseerd dient plaats te vinden, zodanig dat de toename van de woningvoorraad in de gemeente [plaats] in overeenstemming is met de provinciale richtcijfers ter zake.
De rechtbank stelt in de eerste plaats vast dat slechts sprake is van ‘richtcijfers’ en bovendien gold op dat moment de ‘Woonvisie 2006-2010’ nog. De rechtbank is dan ook van oordeel dat uit voornoemd artikel van de planvoorschriften niet kan worden afgeleid dat een benuttingspoging geen redelijke kans van slagen zou hebben gehad.
Wat is de conclusie?
11. Op grond van voorgaande overwegingen is de rechtbank van oordeel dat verweerder eisers aanvraag voor planschadevergoeding terecht heeft afgewezen vanwege passieve risicoaanvaarding.
12. Het beroep is ongegrond.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.J.E. Hamers-Aerts, rechter, in aanwezigheid van
mr. E.W. Seylhouwer, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 mei 2022
De griffier is verhinderd te ondertekenen rechter
Afschrift verzonden aan partijen op: 13 mei 2022
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 13‑05‑2022
Zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2013:923
Zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2013:811
Zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2015:2567
Bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2019:2799