AB 1979, 186
ABRvS, 08-01-1979, nr. A-301921978/V104
ABRvS 08-01-1979, ECLI:NL:RVS:1979:AM4376, m.nt. J.R. Stellinga
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
8 januari 1979
- Magistraten
Van Der Hoeven, Van Rijckevorsel, Polak
- Zaaknummer
A-301921978/V104
- Noot
J.R. Stellinga
- LJN
AM4376
- JCDI
JCDI:ADS862271:1
- Vakgebied(en)
Bestuursprocesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:RVS:1979:AM4376, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 08‑01‑1979
- Wetingang
RVS art. 79
Samenvatting
De appellant was door de Voorzitter van de afd. rechtspraak met toepassing van art. 78 Wet R.v.S. niet-ontvankelijk verklaard wegens het niet tijdig betalen, ook niet na op dit verzuim gewezen te zijn, van het recht van f25 (art. 68, vierde lid, der wet)
Tegenover het betoog van de appellant, dat de Afd. een zekere mate van discretionaire bevoegdheid heeft t.a.v. de beoordeling van de reden van niet-betaling van het recht, spreekt de afd. als haar oordeel uit, dat art. 68, vierde lid, der wet een voorschrift van dwingend recht is*
*Zie de noot onder de uitspraak. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.