Hof Arnhem, 15-10-2008, nr. 21-003897-05
ECLI:NL:GHARN:2008:BF9142
- Instantie
Hof Arnhem
- Datum
15-10-2008
- Zaaknummer
21-003897-05
- LJN
BF9142
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARN:2008:BF9142, Uitspraak, Hof Arnhem, 15‑10‑2008; (Hoger beroep)
- Vindplaatsen
Uitspraak 15‑10‑2008
Inhoudsindicatie
Opzettelijk niet voldoen aan een bevel krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast. Geldboete € 500,-. Aan het tweede lid van artikel 124 Wetboek van Strafvordering kan de rechter-commissaris, die belast is met de leiding van een doorzoeking, de bevoegdheid ontlenen tot het nemen van de nodige maatregelen om er voor te zorgen dat die doorzoeking zonder stoornis kan plaatsvinden. Anders dan in het bijzondere, zich hier niet voordoende geval, van een bevel als bedoeld in artikel 124 lid 3 Wetboek van Strafvordering, is niet vereist dat aan een dergelijke maatregel een ordeverstoring vooraf dient te zijn gegaan. Dat betekent dat een ordemaatregel ook een preventief karakter kan hebben en gericht is op het voorkomen van een gevreesde verstoring van het ordelijk verloop van een ambtsverrichting.
Parketnummer: 21-003897-05
Uitspraak d.d.: 15 oktober 2008
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Arnhem
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Zutphen van 27 juli 2005 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende [woonplaats], [adres].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 1 mei 2007 en 1 oktober 2008 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I). Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. D. Zeewuster, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing en strafoplegging komt.
Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
[bedrijf 1] BV op een of meer verschillende tijdstip(pen) in de
periode van 1 november 2000 tot en met 30 juni 2004, in de gemeente Gendringen
en/of (elders) in Nederland,
(telkens) opzettelijk als werkgever in de zin van de Coördinatiewet Sociale
Verzekering geen opgave heeft gedaan van het door (een of meer van) haar
werknemer(s) genoten loon aan het Landelijk Instituut Sociale Verzekeringen
(tot 1 januari 2002) en/of (vanaf 1 januari 2002) aan het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen,
immers heeft genoemde besloten vennootschap (telkens) opzettelijk niet
(volledig) voldaan aan haar verplichting om van iedere werknemer een
jaarloonopgavekaart in te leveren in de maand januari van het kalenderjaar
volgende op dat, waarvoor die jaarloonopgavekaarten golden, te weten de jaren
2000 en/of 2001 en/of 2002 en/of 2003, bij het Landelijk Instituut Sociale
Verzekeringen (tot 1 januari 2002) en/of (vanaf 1 januari 2002) bij het
Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen,
zulks terwijl hij, verdachte, (telkens) al dan niet tezamen en in vereniging
met een of meer anderen tot bovenomschreven strafbare feiten/strafbaar feit
opdracht heeft gegeven dan wel feitelijk leiding heeft gegeven aan
bovenomschreven verboden gedraging(en);
(086004-04)
Art 12 lid 1 Loonadministratiebesluit
Art 10 lid 2 Coördinatiewet sociale verzekeringen
Art 17a lid 2 Coördinatiewet sociale verzekeringen
2.
[bedrijf 1] BV op een of meer verschillende tijdstippen in de periode
van 1 juli 2001 tot en met 9 september 2004, te Doetinchem en/of in de
gemeente Gendringen en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer andere rechtsperso(o)n(en) en/of met
een of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of alleen,
(telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van (een) vals(e) of vervalst(e) stukken, te weten:
(zogenaamde) E-101 verklaring(en) (detacheringverklaring(en)), te weten:
A. een E-101 verklaring ten name van [betrokkene 1] d.d. 25-07-2001 voor de
periode van 01-11-2000 tot en met 31-08-2001 (bijlage 12, pagina 467) en/of
B. een E-101 verklaring ten name van [betrokkene 2] d.d. 25-07-2001 voor de
periode van 01-11-2000 tot en met 31-08-2001 (bijlage 12, pagina 468A) en/of
C. een E-101 verklaring ten name van [betrokkene 3] d.d. 25-07-2001 voor
de periode van 01-11-2000 tot en met 31-08-2001 (bijlage 12, pagina 468B) en/of
D. een E-101 verklaring ten name van [betrokkene 4] d.d. 25-07-2001 voor de
periode van 01-11-2000 tot en met 31-08-2001 (bijlage 12, pagina 468C) en/of
een of meer urenlijst(en)/mandagensta(a)t(en), te weten:
E. een "opstelling manuren BV 2002" (bijlage 34, pagina 865/866) en/of
bijbehorende "weekstaten 2002" (bijlage 34, pagina 867 tot en met896) en/of
F. een "opstelling manuren BV 2003" (bijlage 40, pagina 980) en/of
bijbehorende "weekstaten 2003" (bijlage 40, pagina 981 tot en met 994),
- (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen – als ware(n) die/dat geschrift(en) (telkens) echt en onvervalst,
bestaande dat gebruikmaken hierin dat
- [bedrijf 1] B.V. voornoemd(e) E-101 verklaring(en) onder A tot en met D en/of voornoeme urenlijst(en)/mandagensta(a)t(en) onder E en F (telkens) ten behoeve van een deblokkeringsonderzoek aan het Uitvoeringsorgaan werknemersverzekeringen en/of de heer [betrokkene 5] heeft verstrekt en/of doen toekomen
en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat
- voornoemde E-101 verklaring(en) onder A tot en met D (telkens) niet zijn/is afgegeven door de daartoe bevoegde instantie in Italië (INPS Caserta) en/of
- op voornoemde urenlijst(en)/mandagensta(a)t(en) onder E en F (telkens) te weinig en/of onjuiste uren waren vermeld en/of (telkens) een of meer werknemer(s)/arbeidskracht(en) niet waren vermeld,
zulks terwijl hij, verdachte, al dan niet in vereniging met een of meer anderen tot bovenomschreven strafbare feiten/strafbaar feit opdracht heeft gegeven dan wel feitelijk leiding heeft gegeven aan bovenomschreven verboden gedraging(en);
(086004-04)
Art 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 9 september 2004 te Varsselder, gemeente Gendringen,
opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens
artikel 124 Wetboek van Strafvordering, in elk geval krachtens enig wettelijk
voorschrift gedaan door mr. J.G.J. Roelvink, rechter-commissaris, die was
belast met de uitoefening van enig toezicht en/of die was belast met en/of
bevoegd verklaard tot het opsporen en/of onderzoeken van strafbare feiten,
immers heeft verdachte toen en daar opzettelijk, nadat deze ambtenaar hem had
bevolen, althans van hem had gevorderd zich in het kader van een aan de
[adres] te [woonplaats] gelegen woning te verrichten doorzoeking op te
houden op een (door die ambtenaar aangewezen) plaats in die woning, geen
gevolg gegeven aan dit bevel of die vordering;
(086004-04)
Art 184 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Als feit 1 is aan verdachte ten laste gelegd, kort gezegd, het leiding geven aan het door [bedrijf 1] BV nalaten van inleveren van jaarloonopgavekaarten met betrekking tot werknemers.
Klaarblijkelijk wordt hier gedoeld op opgave van de jaarlonen van de Italianen die beweerdelijk van [bedrijf 2] werden ingeleend, en later als zelfstandige voor [bedrijf 1] tegelwerk zouden hebben verricht; verdachte stelde zich op het standpunt, dat het hier niet ging om personeel in dienstverband.
Het hof acht niet wettig en overtuigend bewezen, dat tussen [bedrijf 1] BV en de bedoelde Italianen een dienstverband heeft bestaan.
Niet uitgesloten kan worden dat verdachte te goeder trouw van inlening via [bedrijf 2] als onderaannemer is uitgegaan, waardoor het opzet niet kan worden bewezen. Voorzover later [bedrijf 2] er tussenuit zou zijn gevallen en rechtstreeks zaken is gedaan met de werkers, is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat zij in een werknemersrelatie tot de BV stonden.
Als feit 2 is aan verdachte ten laste gelegd, kort gezegd, de valsheid in geschrifte van E-101 verklaringen en urenlijsten/mandagenstaten.
Het onderzoek ter terechtzitting heeft echter onvoldoende aanknopingspunten geboden voor de valsheid van de E-101 verklaringen en de urenlijsten/mandagenstaten.
Nader onderzoek naar [bedrijf 2] en de werkers, die geen van allen gehoord zijn, zou ten aanzien van beide feiten meer duidelijkheid kunnen opleveren over de feitelijke gang van zaken en de valsheid, maar het hof acht dit mede gezien het tijdsverloop niet opportuun.
Het hof zal aldus van het onder 1 en 2 ten laste gelegde vrijspreken
Nadere overweging omtrent het bewijs
Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde.
De raadsman heeft t.a.v. het onder 3 tenlastegelegde feit zakelijk weergegeven aangevoerd dat de rechter-commissaris niet bevoegd was tot het geven van het bevel aan verdachte om zich bij de doorzoeking in zijn woning op te houden op een door de rechter-commissaris aangewezen plaats, nu nergens uit blijkt dat verdachte bij die doorzoeking op enige wijze de orde heeft verstoord.
Het hof overweegt dienaangaande het volgende. Uit het proces-verbaal van aanhouding valt af te leiden dat op 9 september 2004 in de woning van verdachte een doorzoeking heeft plaatsgevonden en daarbij aan verdachte door de rechter-commissaris is bevolen zich op te houden op een door die rechter-commissaris aangewezen plaats in de woning. Verdachte heeft zich hieraan niet gehouden en vertrok met een personenauto. Toen verdachte na ongeveer 10 minuten terugkwam, is verdachte aangehouden voor overtreding van artikel 184 Strafrecht.
De vraag is of het bevel van de rechter-commissaris in het onderhavige geval gegeven is in overeenstemming met een op een wettelijk voorschrift berustende bevoegdheid.
Aan het tweede lid van artikel 124 Strafvordering kan de rechter-commissaris, die belast is met de leiding van een doorzoeking, de bevoegdheid ontlenen tot het nemen van de nodige maatregelen om er voor te zorgen dat die doorzoeking zonder stoornis plaats kan vinden. Anders dan in het bijzondere zich hier niet voordoende geval van een bevel als bedoeld in het derde lid van artikel 124 Strafvordering is niet vereist dat aan een dergelijke maatregel een ordeverstoring vooraf dient te zijn gegaan. Dat betekent dat een ordemaatregel ook een preventief karakter kan hebben en gericht is op het voorkomen van een gevreesde verstoring van het ordelijk verloop van een ambtsverrichting. Daarbij kan gedacht worden aan de vrees voor het communiceren met medeverdachten of het verdonkeremanen van bewijsstukken, waarnaar gezocht wordt.
Nu ook anderszins niet is gebleken dat het door de rechter-commissaris gegeven bevel niet bevoegdelijk zou zijn gegeven, wordt het verweer verworpen.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
3.
hij op of omstreeks 9 september 2004 te Varsselder, gemeente Gendringen,
opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens
artikel 124 Wetboek van Strafvordering, in elk geval krachtens enig wettelijk
voorschrift gedaan door mr. J.G.J. Roelvink, rechter-commissaris, die was
belast met de uitoefening van enig toezicht en/of die was belast met en/of
bevoegd verklaard tot het opsporen en/of onderzoeken van strafbare feiten,
immers heeft verdachte toen en daar opzettelijk, nadat deze ambtenaar hem had
bevolen, althans van hem had gevorderd zich in het kader van een aan de
[adres] te [woonplaats] gelegen woning te verrichten doorzoeking op te
houden op een (door die ambtenaar aangewezen) plaats in die woning, geen
gevolg gegeven aan dit bevel of die vordering;
(086004-04)
Art 184 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf:
ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde:
Opzettelijk niet voldoen aan een bevel krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte en zijn draagkracht, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Het negeren van een rechterlijk bevel is een ernstig feit. Verdachte heeft zich aan het rechterlijk bevel volstrekt niets gelegen laten liggen en heeft van de gelegenheid misbruik gemaakt om naar het adres van zijn schoonzoon, medeverdachte in deze fraudezaak, te rijden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 23, 24, 24c en 184 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een geldboete van EUR 500,00 (vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 (tien) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr J.M.J. Denie, voorzitter,
mr Y.A.J.M. van Kuijck en mr J.D. den Hartog, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr K.J.F. Roelofs, griffier,
en op 15 oktober 2008 ter openbare terechtzitting uitgesproken.