Regeling storingsmeldingen
Artikel 4
Geldend
Geldend vanaf 28-12-2016
- Bronpublicatie:
13-12-2016, Stcrt. 2016, 68708 (uitgifte: 19-12-2016, regelingnummer: WJZ/16152284)
- Inwerkingtreding
28-12-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
19-12-2016, Stb. 2016, 535 (uitgifte: 27-12-2016, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Afhankelijke geldigheid
Treedt tegelijk in werking met de wet van 03-02-2016, Stb. 58.
- Vakgebied(en)
Informatierecht / Telecommunicatie
1.
Indien de storingsmelding in behandeling wordt genomen, wordt nagegaan op welke frequenties of frequentiebanden de storing optreedt en wordt een onderzoek aan de uitrusting die of het radioapparaat dat storing ondervindt of de uitrusting die of het radioapparaat dat storing veroorzaakt of aan beide uitrustingen of radioapparaten, ingesteld. Bij dit onderzoek wordt voor zover nodig nagegaan of:
- a.
aan de administratieve eisen, die worden gesteld met betrekking tot het voldoen van de uitrusting of het radioapparaat aan de beschermingseisen, is voldaan;
- b.
de uitrusting of het radioapparaat geen constructiefouten of andere gebreken vertoont die problemen in de werking van de uitrusting of het radioapparaat kunnen veroorzaken;
- c.
de uitrusting of het radioapparaat aan de beschermingseisen voldoet;
- d.
het gebruik van de uitrusting of het radioapparaat geschiedt in overeenstemming met de gebruiksaanwijzing en de bij of krachtens de Telecommunicatiewet gestelde regels;
- e.
in geval de uitrusting of het radioapparaat voorzien is van een (richt)antenne of een geïntegreerde antenne, deze antenne onderscheidenlijk de uitrusting of het radioapparaat zodanig is opgesteld dat een optimale ontvangst mogelijk is.
2.
Bij het onderzoek, bedoeld in het eerste lid, onder c, worden zoveel mogelijk de meetmethodes gehanteerd die onderdeel uitmaken van de geharmoniseerde normen.
3.
Indien bij het gebruik van de uitrusting of het radioapparaat gebruik wordt gemaakt van antennes, kabels, versterkers, transformatoren, filters en andere hulpmiddelen zijn deze geschikt en van voldoende kwaliteit voor de gewenste frequentie en toepassing en op de juiste wijze aangesloten. Gebruikte hulpmiddelen vertonen geen constructiefouten of andere gebreken.
4.
Naar aanleiding van het onderzoek, bedoeld in het eerste lid, wordt een rapport van bevindingen opgemaakt.