HR, 26-08-2014, nr. 14/00740
ECLI:NL:HR:2014:2481
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
26-08-2014
- Zaaknummer
14/00740
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2014:2481, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 26‑08‑2014; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:1522
ECLI:NL:PHR:2014:1522, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 08‑07‑2014
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2014:2481
- Wetingang
art. 15f Wetboek van Strafrecht
- Vindplaatsen
NbSr 2014/208
Uitspraak 26‑08‑2014
Inhoudsindicatie
Tegen de beslissing tot toewijzing van de vordering tot uitstel van de v.i. staat gelet op art. 15f.5 Sr geen h.b. open, terwijl uit dezelfde bepaling volgt dat geen cassatieberoep openstaat tegen ’s Hofs niet-ontvankelijkverklaring van de veroordeelde in zijn h.b. HR verklaart de veroordeelde n-o in het cassatieberoep. CAG: art. 80a RO.
Partij(en)
26 augustus 2014
Strafkamer
nr. S 14/00740
ES
Hoge Raad der Nederlanden
Beslissing
op het beroep in cassatie tegen een beslissing van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 20 januari 2014, nummer 001535-13, in de zaak van:
[de veroordeelde] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de veroordeelde. Namens deze heeft mr. J.M. Stad, advocaat te Boxmeer, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld.
De Advocaat-Generaal G. Knigge heeft schriftelijk het standpunt ingenomen dat het cassatieberoep met toepassing van art. 80a RO niet-ontvankelijk kan worden verklaard.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
De Officier van Justitie heeft bij de Rechtbank Limburg een vordering ingediend tot uitstel van de voorwaardelijke invrijheidstelling van de veroordeelde. De Rechtbank heeft deze vordering bij beslissing van 10 juli 2013 toegewezen.
Gelet op art. 15f, vijfde lid, Sr heeft het Hof terecht geoordeeld dat tegen die beslissing geen hoger beroep openstaat, terwijl uit dezelfde bepaling volgt dat geen cassatieberoep openstaat tegen 's Hofs niet-ontvankelijkverklaring van de veroordeelde in zijn hoger beroep. De veroordeelde kan dus niet worden ontvangen in het cassatieberoep.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de veroordeelde niet-ontvankelijk in het beroep.
Deze beslissing is gegeven door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 augustus 2014.
Conclusie 08‑07‑2014
Inhoudsindicatie
Tegen de beslissing tot toewijzing van de vordering tot uitstel van de v.i. staat gelet op art. 15f.5 Sr geen h.b. open, terwijl uit dezelfde bepaling volgt dat geen cassatieberoep openstaat tegen ’s Hofs niet-ontvankelijkverklaring van de veroordeelde in zijn h.b. HR verklaart de veroordeelde n-o in het cassatieberoep. CAG: art. 80a RO.
Nr. 14/00740 Zitting: 8 juli 2014 | Mr. Knigge Conclusie inzake: [de veroordeelde] |
1. Het beroep in cassatie van verdachte heeft betrekking op een beschikking van het Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch.
2. Het oordeel van het Hof dat tegen de beslissing van de Rechtbank op de in art. 15d lid 4 Sr bedoelde vordering van het openbaar ministerie geen hoger beroep openstaat, is gezien het bepaalde in art. 14f lid 5 Sr juist. Art. 6 EVRM, waarop in de schriftuur een beroep wordt gedaan, maakt dat niet anders, reeds omdat van een ‘determination of a criminal charge’ in de onderhavige procedure geen sprake is, zodat het artikel toepassing mist. Het voorgaande brengt mee dat het middel klaarblijkelijk niet tot cassatie kan leiden.
3. Op grond van het voorgaande stel ik mij op het standpunt dat het cassatieberoep met toepassing van art. 80a RO, dat ook toepassing kan vinden als zich een andere grond voor niet-ontvankelijkheid voordoet, niet-ontvankelijk wordt verklaard.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden,
AG