Rb. Zwolle-Lelystad, 15-07-2009, nr. 145453 / HA ZA 08-611
ECLI:NL:RBZLY:2009:BJ9087
- Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Datum
15-07-2009
- Zaaknummer
145453 / HA ZA 08-611
- LJN
BJ9087
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBZLY:2009:BJ9087, Uitspraak, Rechtbank Zwolle-Lelystad, 15‑07‑2009; (Hoger beroep kort geding)
- Vindplaatsen
Uitspraak 15‑07‑2009
Inhoudsindicatie
Terecht beroep op non-conformiteit ex artikel 7:17 BW, nu een aangebrachte verdiepingsvloer zonder vergunning is gebouwd. Verwijzing naar relevante jurisprudentie van de Hoge Raad.
vonnis
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 145453 / HA ZA 08-611
Vonnis van 15 juli 2009
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ATMP INVESTMENTS B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te [woonplaats],
eiseres,
advocaat mr. J.P. van Dijk te Dedemsvaart,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
METRON TECHNOLOGY (BENELUX) B.V.,
statutair gevestigd te [woonplaats] en kantoorhoudende te [kantoor],
gedaagde,
advocaat mr. E.P. Kapper te Amsterdam.
Partijen zullen hierna ATMP en Metron genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 16 mei 2008 met producties
- de conclusie van antwoord met producties
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. ATMP heeft van Metron een bedrijfspand aan de [adres] te [woonplaats] (hierna: het bedrijfspand) gekocht en op 2 mei 2005 geleverd gekregen. In de schriftelijke koopovereenkomst, die door ATMP en Metron op respectievelijk 18 maart 2005 en 6 april 2005 is ondertekend, is onder meer het volgende vermeld:
“Deze koop geschiedt onder de volgende bijzondere en algemene bepalingen, wat betreft de algemene bepalingen voor zover daarvan bij de bijzondere bepalingen niet is afgeweken.
BIJZONDERE BEPALINGEN
[…]
Overige verklaringen van verkoper
Artikel 5
Verkoper verklaart tot slot:
a. Het is hem niet bekend dat het huidig gebruik van het verkochte op publiek- of privaatrechtelijke gronden niet is toegestaan of dat gebouwd/verbouwd is zonder de daartoe vereiste vergunningen.
[…]
ALGMENE BEPALINGEN
Omschrijving leveringsverplichting
Artikel I
1. Verkoper is verplicht koper eigendom dan wel erfpacht te leveren, die:
[…]
d. niet belast is met andere bijzondere lasten en beperkingen, behoudens de eventueel in dit koopcontract vermelde;
[…]
5. Het verkochte zal worden overgedragen met alle daaraan verbonden rechten en bevoegdheden, vrij van alle bijzondere lasten en beperkingen, behoudens die welke ingevolge de bijzondere bepalingen door koper uitdrukkelijk zijn aanvaard.
6. De aflevering (feitelijke levering) van het verkochte alsmede van de eventueel meeverkochte roerende zaken vindt plaats bij het ondertekenen van de leveringsakte, in de feitelijke staat waarin het verkochte en/of de roerende zaken zich dan bevinden, met dien verstande dat deze staat, anders dan door toedoen van koper, niet minder mag zijn dan de staat waarin het verkochte en de eventueel meeverkochte roerende zaken zich heden bevinden, behoudens normale slijtage. […]”
2.2. Op 25 november 2005 heeft lekkage van het dak van het bedrijfspand plaatsgevonden.
2.3. Bij brief van 15 december 2005 heeft (de Dienst Stadswerken van) de Gemeente [woonplaats] (hierna: de Gemeente) aan ATMP het volgende geschreven:
“Op 5 december 2005 hebben wij een aanvraag om bouwvergunning eerste fase ontvangen voor het gedeeltelijk veranderen van een kantoor en magazijn, op het perceel [adres] [huisnr.] te [woonplaats].
[…]
Bij de controle van de aanvraag is geconstateerd dat een groot gedeelte van de verdiepingsvloer zonder vergunning is gebouwd. Deze verdiepingsvloer kan niet vergunningsvrij gebouwd worden en is regulier vergunningsplichtig. U dient voor deze verdiepingsvloer een vergunning aan te vragen. Bij de beoordeling van deze eerste fase met betrekking tot de gevelwijziging wordt deze nieuwe vloer buiten beschouwing gelaten.”
3. Het geschil
3.1. ATMP vordert dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
1. voor recht zal verklaren dat Metron toerekenbaar tekort is geschoten bij de verkoop en levering van het bedrijfspand, doordat de geleverde zaak niet heeft beantwoord aan de overeenkomst en/of de gekochte zaak, door het ontbreken van de vergunning voornoemd, niet vrij van bijzondere lasten of beperkingen is geleverd;
2. Metron zal veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan ATMP te voldoen:
a. vergoeding voor de schade die het gevolg was van de lekkage, in totaal EUR 26.920,-, te vermeerderen met BTW alsmede de wettelijke handelsrente vanaf 20 maart 2006
b. vergoeding voor de schade die tot op heden het gevolg was van de ontbrekende vergunning, welke tot op heden bedraagt EUR 16.202,45, te vermeerderen met BTW alsmede de wettelijke handelsrente vanaf 20 maart 2006
c. vergoeding van de geleden inkomstenderving, in totaal EUR 13.775,-, te vermeerderen met BTW alsmede de wettelijke handelsrente vanaf 25 april 2007;
d. vergoeding voor de gemaakte buitengerechtelijke kosten EUR 3.897,- te vermeerderen met BTW alsmede de wettelijke handelsrente vanaf 25 april 2007
dan wel ten aanzien van deze schadeposten, voor zover de omvang van de schade nog onvoldoende vast staat, zal bepalen dat de schade dient te worden opgemaakt bij staat en te worden vereffend volgens de wet;
e. vergoeding voor de schade die nog het gevolg zal zijn van het ontbreken van de vergunning, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, te vermeerderen met BTW alsmede de wettelijke handelsrente vanaf 20 maart 2006;
3. Metron zal veroordelen tot betaling van de proceskosten.
3.2. ATMP baseert haar vordering op de stelling dat het bedrijfspand niet de eigenschappen bezit die zij op grond van de koopovereenkomst en de mededelingen die door (een medewerker van) Metron zijn gedaan, mocht verwachten. ATMP voert daartoe het volgende aan.
3.2.1. Tijdens de koop heeft een medewerker van Metron meegedeeld dat het dak in goede staat verkeerde en jaarlijks werd gekeurd en onderhouden. Op 25 november 2005 is echter ernstige lekkage van het dak opgetreden, waarbij door de reparateur is geconstateerd dat het dak in zeer slechte staat verkeerde en geheel vernieuwd diende te worden. Pas nadat de schade was opgetreden en nadat ATMP hierover bij Metron geklaagd heeft, heeft Metron ATMP ervan in kennis gesteld dat in september 2004 een rapport is opgemaakt door een door Metron ingeschakelde dakdekker waarin staat vermeld dat het dak zwakke punten kent en een verwachte levensduur van drie jaar heeft. Metron heeft haar mededelingsplicht geschonden door ATPM niet op de hoogte te brengen van deze bevinding.
3.2.2. Daarnaast is – in het kader van de beoordeling van een aanvrage van ATMP voor een bouwvergunning voor de buitenzijde van het bedrijfspand – gebleken dat een door Metron aangebrachte verdiepingsvloer zonder vergunning is gebouwd, hoewel daarvoor wel een vergunning is vereist. ATMP heeft alsnog een vergunning moeten aanvragen en de ruimte met de verdiepingsvloer lange tijd niet in gebruik kunnen nemen, hetgeen extra kosten met zich mee heeft gebracht. Metron wist, althans zij had in elk geval behoren te weten dat de verdiepingsvloer zonder vergunning was gebouwd, zodat zij zich niet kan beroepen op de bepaling in de koopovereenkomst. Op Metron rustte ingevolge Art. 7:15 BW een mededelingsplicht, aangezien het ontbreken van een vergunning een bijzondere last of beperking is in de zin van art. 7:15 BW, aldus steeds ATMP.
3.3. Metron betwist dat sprake is van non-conformiteit van het bedrijfspand. Zij beroept zich op verjaring ex artikel 7:23 lid 2 alsmede op niet klagen binnen bekwame tijd door ATMP ex artikel 7:23 lid 1.
3.3.1. Zij voert voorts aan dat het dak ten tijde van het sluiten van de koopovereenkomst niet lekte en dat zij op grond van het inspectierapport van de dakdekker mocht aannemen dat het dak in goede staat verkeerde. Ook uit de omstandigheid dat het dak vanaf het sluiten van de koopovereenkomst in maart 2005 tot 25 november 2005 niet heeft gelekt, hoewel 2005 volgens de rapporten van het KNMI een zeer natte zomer heeft gekend, blijkt dat het dak ten tijde van de koop in goede staat was. Volgens Metron heeft zij geen enkele garantie gegeven omtrent de staat van het dak en heeft de verkopend makelaar ATMP bovendien geadviseerd een bouwkundig onderzoek te verrichten. Gezien de extreme weersomstandigheden op 25 november 2005 is het niet opmerkelijk dat de door ATMP te hulp geroepen dakdekker op dat moment oordeelde dat het dak als geheel in zeer slechte staat verkeerde en dat de dakbedekking als geheel vernieuwd moest worden. Metron beroept zich in dit verband mede op de bepaling in de koopovereenkomst dat de aflevering plaats vindt in de feitelijke staat waarin het bedrijfspand zich bevindt. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
3.3.2. Ten aanzien van de verdiepingsvloer voert Metron aan dat zij niet op de hoogte was van het ontbreken van een vergunning. Doordat Metron overgenomen is door een Amerikaanse partij, waren er ten tijde van de verkoop geen medewerkers met enige kennis van de bouw of een mogelijke verbouwing of daartoe verleende vergunning van het bedrijfspand meer aanwezig bij Metron. Mede om die reden is de bepaling (artikel 5a) opgenomen in de koopovereenkomst dat het Metron niet bekend was of er is gebouwd of verbouwd zonder de vereiste vergunningen. Metron gebruikte de ruimte boven de vloer zelf ook en heeft bovendien nooit bericht ontvangen van de Gemeente omtrent (het ontbreken van) een vergunning.
4. De beoordeling
(non-)conformiteit
4.1. Er is sprake van schending van de conformiteitverplichting wanneer het bedrijfspand mede gelet op de aard van het pand en de mededelingen die Metron erover heeft gedaan, niet de eigenschappen bezit die ATMP op grond van de koopovereenkomst mocht verwachten.
De rechtbank zal hierna eerst de non-conformiteit van het dak behandelen en vervolgens die van de verdiepingsvloer.
dak
4.2. In het rapport van de door Metron ingeschakelde dakdekker van 9 september 2004 is het volgende vermeld:
“Algemeen:
Het betreft hier de onderhoudsinspectie aan de daken van het bedrijfsgebouw, het gehele complex bestaat uit een tweetal verschillende dakvlakken die beiden een andere opbouw methodiek hebben.
De opbouw van de daken is als volgt:
Dakvlak 1 werkplaats
[…]
Bevindingen:
De bedekking op deze dakvlakken verkeren in goede staat
De gebruikte detailvoering voldoet aan de gestelde normen volgens B.D.A. en Vebidak.
Langs de dakranden is een lichte vervuiling aanwezig, door deze vervuiling ontstaat lichte plasvorming.
Plaatselijk is er een lichte mechanische beschadiging aangetroffen, deze beschadiging is oppervlakkig en heeft geen nadelige gevolgen op de waterwerende functie van de bedekking.
Plaatselijk is een lichte plooivorming aangetroffen, deze plooien hebben nog geen direct gevaar voor de waterwerende werking wel is hier de hechting aan de ondergrond verminderd.
In de uitgestoomde bitumen van de vloeinaden treedt craquelé op (deze uitdrogingsbarsten zijn karakteristiek bij A.P.P. bedekkingen)
Dakvlak 2 kantoor
[…]
Bevindingen
De bedekking op dit dakvlak verkeerd in goede staat
De gebruikte detailvoering voldoet aan de gestelde normen volgens B.D.A. en Vebidak.
In de uitgestoomde bitumen van de vloeinaden treedt craquelé op (deze uitdrogingsbarsten zijn karakteristiek bij A.P.P. bedekkingen)
Plaatselijk is een lichte plooivorming aangetroffen, deze plooien hebben nog geen direct gevaar voor de waterwerende werking wel is hier de hechting aan de ondergrond verminderd.
Plaatselijk is er een lichte mechanische beschadiging aangetroffen, deze beschadiging is oppervlakkig en heeft geen nadelige gevolgen op de waterwerende functie van de bedekking.
Uitgevoerde werkzaamheden:
Dak grondig nagelopen, geïnspecteerd en gereinigd volgens contract.
Een afvoer ontstopt doormiddel van een tennisbal uit de afvoer te halen.
Advies:
Een drietal boldraad roosters leveren en plaatsen.
Een tweetal bladvangers leveren en plaatsen.
Verwachte levensduur is circa 3 jaar.”
Gelet op het feit dat het dak in september 2004 door een dakdekker is geïnspecteerd en gelet op de hiervoor weergegeven bevindingen in het van die inspectie gemaakt rapport (met name de vermeldingen dat het dak in goede staat verkeert), die door ATMP niet zijn bestreden, mocht Metron naar het oordeel van de rechtbank ten tijde van de besprekingen omtrent de koop van het bedrijfspand in maart 2005 aan ATMP de mededeling doen dat het dak regelmatig werd onderhouden en dat het in goede staat was. De periode tussen de inspectie in september 2004 tot de verkoopbesprekingen in maart 2005 is niet zo lang dat Metron ervan uit diende te gaan dat de toestand van het dak in die periode dermate was verslechterd dat de bevindingen uit het rapport niet meer klopten. Bovendien blijkt uit de door Metron aangevoerde en door ATMP niet weersproken omstandigheid dat het dak ten tijde van de koop niet lekte en in de zomer en herfst van 2005 niet heeft gelekt, ondanks het feit dat volgens de berichtgeving van het KNMI in de maanden mei, juni, juli en augustus 2005 zeer zware regen is gevallen, waarbij de maand juli één van de natste is geweest sinds 1901, dat het dak ten tijde van de koop niet lekte.
De in het rapport vermelde beschadigingen en de vermelde verwachte levensduur van drie jaar zijn naar het oordeel van de rechtbank niet van dien aard dat Metron haar mededelingsplicht heeft geschonden door het rapport niet aan ATMP te overhandigen en deze bevindingen niet aan ATMP mee te delen, nu de in het rapport vermelde punten het pand niet ongeschikt maken voor het normale gebruik. De rechtbank betrekt in dit oordeel dat het bedrijfspand niet nieuw was, dat ook het dak niet vernieuwd was, dat het gaat om een plat dak en dat algemeen bekend is dat platte daken gevoeliger zijn voor lekkage dan schuin aflopende daken. ATMP diende daarom rekening te houden met een bepaalde mate van te verrichten onderhoud.
Het enkele feit dat op 25 november 2005 ernstige lekkage is opgetreden en dat het dak – volgens de stellingen van ATMP - geheel vernieuwd diende te worden leidt, vooral gelet op de door ATMP niet betwiste zeer extreme weersomstandigheden op 25 november 2005, niet tot de conclusie dat het dak ten tijde van het sluiten van de koopovereenkomst niet de eigenschappen had die ATMP op grond van de koopovereenkomst mocht verwachten.
De slotsom is dat de door ATMP gestelde feiten en omstandigheden niet leiden tot de conclusie dat het dak van het bedrijfspand ten tijde van de koop zodanige gebreken vertoonde dat normaal gebruik niet mogelijk was. Ten aanzien van het dak is er derhalve geen sprake van non-conformiteit.
verdiepingsvloer
4.3. Tussen partijen is niet in geschil dat – naar gebleken is in het kader van de beoordeling van een aanvrage van ATMP voor een bouwvergunning voor de buitenzijde van het bedrijfspand – een (groot deel van een) door Metron in het bedrijfspand aangebrachte verdiepingsvloer zonder vergunning is gebouwd, hoewel deze vloer wel ‘regulier vergunningsplichtig’ was.
4.3.1. De conformiteiteis van artikel 7:17 BW brengt mee dat de koper van een pand in beginsel, behoudens andersluidende afspraken, ervan mag uitgaan dat de bouw van het pand of de verbouwing destijds is geschied met inachtneming van de op dat moment geldende voorschriften, ook als die voorschriften niet direct betrekking hebben op gebruiksbepalende eigenschappen of veiligheidsaspecten van de woning (vgl. HR 25 februari 2005, JOR 2005, 168). Hieruit volgt dat het feit dat de verdiepingsvloer zonder vergunning is gebouwd, terwijl daarover tussen partijen geen afspraken zijn gemaakt, leidt tot schending van de conformiteitverplichting en dat het verweer dat het gebrek niet aan een normaal gebruik in de weg staat, faalt. Ook het verweer van Metron dat ATMP op dit punt nader onderzoek had moeten doen faalt, aangezien ATMP ervan mocht uitgaan dat de verdiepingsvloer was gebouwd volgens de regels.
4.3.2. Metron beroept zich tevens op artikel 5a (van de bijzondere bepalingen) in de koopovereenkomst (“Het is hem niet bekend dat […] gebouwd/verbouwd is zonder de daartoe vereiste vergunningen”) en voert aan dat zij niet wist dat er geen vergunning was voor de verdiepingsvloer. Ook dit verweer moet worden verworpen. Een verklaring omtrent de aan verkoper bekende en niet bekende gebreken doet immers op geen enkele wijze af aan de conformiteiteis van artikel 7:17 BW (vgl. HR 28 januari 2000, NJ 2000, 575, m. nt. WMK).
4.3.3. Voor zover Metron zich ten aanzien van de verdiepingsvloer beroept op artikel 1 sub 6 van de ‘Algemene bepalingen’ uit de koopovereenkomst, waarin is bepaald dat de levering plaatsvindt “in de feitelijke staat waarin het verkochte en/of de roerende zaken zich dan bevinden, met dien verstande dat deze staat, anders dan door toedoen van koper, niet minder mag zijn dan de staat waarin het verkochte en de eventueel meeverkochte roerende zaken zich heden bevinden, behoudens normale slijtage”, overweegt de rechtbank dat deze bepaling dient te worden uitgelegd met inachtneming van de zogeheten Haviltex-maatstaf. Deze brengt mee dat de vraag hoe in een schriftelijk contract de verhouding van partijen is geregeld, niet kan worden beantwoord op grond van alleen maar een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van dat contract. Maar in praktisch opzicht is de taalkundige betekenis die de bewoordingen waarin deze bepalingen zijn gesteld, gelezen in de context van dat geschrift als geheel, in (de desbetreffende kring van) het maatschappelijk verkeer normaal gesproken hebben, bij de uitleg van dat geschrift vaak wel van groot belang (HR 23 december 2005, JOR 2006, 117). Een uitleg volgens de hiervoor bedoelde maatstaf brengt naar het oordeel van de rechtbank mee dat voormelde bepaling niet wil vaststellen dat de staat waarin het gekochte zich tijdens de koop en daarna bevindt voor rekening van de koper zal zijn, maar slechts dat de verkoper de staat van het gekochte tussen koop en levering onveranderd zal laten. Ook deze bepaling kan Metron derhalve niet helpen.
4.4. Metron stelt dat de vordering van ATMP is verjaard ex artikel 7:23 lid 2 BW, aangezien ATMP volgens haar eerst op 21 mei 2008 heeft gedagvaard, derhalve meer dan twee jaar na de kennisgeving van 20 maart 2006. Metron heeft echter erkend dat ATMP bij brief van haar raadsman van 14 augustus 2007 heeft aangekondigd “direct een procedure te zullen starten, indien Metron niet binnen één maand na dagtekening met een voorstel komt, of aangeeft bereid te zijn tot een regeling in der minne”. Deze zinsnede kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders uitgelegd worden dan als een mededeling dat ATMP zich ondubbelzinnig haar recht op nakoming (waaronder ook de vordering tot schadevergoeding valt) voorbehoudt. Dat betekent dat door deze brief de verjaring is gestuit, zodat het beroep op verjaring niet slaagt.
4.5. Metron stelt voorts dat ATMP geen beroep meer kan doen op non-conformiteit omdat ATMP haar daarvan niet binnen bekwame tijd kennis heeft gegeven. Volgens Metron is ATMP door de Gemeente bij brief van 15 december 2005, ontvangen op 18 december 2005, geïnformeerd over het ontbreken van een vergunning voor de verdiepingsvloer. Door pas op 20 maart 2006 een brief te sturen aan Metron heeft ATMP te laat geklaagd, aldus Metron.
4.5.1. In geval van een niet-consumentenkoop dient de vraag of de kennisgeving binnen bekwame tijd is geschied te worden beantwoord onder afweging van alle betrokken belangen en met inachtneming van alle relevante omstandigheden, waaronder het antwoord op de vraag of de koper nadeel lijdt door de lengte van de in acht genomen klachttermijn. Een vaste termijn kan daarbij niet worden gehanteerd, ook niet als uitgangspunt (HR 29 juni 2007, NJ 2008, 606).
4.5.2. In de onderhavige zaak staat vast dat ATMP op 18 december 2005 een brief van de gemeente heeft ontvangen waarin melding wordt gemaakt van het ontbreken van een vergunning voor de verdiepingsvloer. ATMP heeft betoogd – hetgeen door Metron niet is bestreden - dat zij vervolgens contact heeft gezocht met de gemeente om nadere informatie te verkrijgen, hetgeen gelet op de periode van het jaar eerst medio januari 2006 is gelukt, waarna zij op 7 februari 2006 nader antwoord van de gemeente heeft ontvangen. Naar het oordeel van de rechtbank mocht ATMP in de gegeven omstandigheden (namelijk de voor beide partijen kennelijk geheel onverwachte mededeling van de gemeente dat de verdiepingsvloer zonder vergunning was gebouwd) wachten met de kennisgeving aan ATMP, totdat zij (meer) duidelijkheid had verkregen van de gemeente omtrent de vergunning. Na ontvangst van de brief van de gemeente van 7 februari 2006 heeft zij op 20 maart 2006 geklaagd. Dat is binnen bekwame tijd. Daar komt bij dat Metron niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij nadeel lijdt doordat niet binnen twee maanden, dus medio februari 2006, maar pas op 20 maart 2006 is geklaagd. De slotsom is dat Metron zich er niet met succes op kan beroepen dat ATMP niet binnen bekwame tijd heeft geklaagd.
4.6. Uit het vorenstaande volgt dat ATMP zich er ten aanzien van de verdiepingsvloer met succes op kan beroepen dat niet voldaan is aan de conformiteiteis van artikel 7:17 BW.
dwaling
4.7. ATMP stelt wel dat zij zich (ook) beroept op dwaling, maar nu zij aan dit beroep op dwaling geen rechtgevolg heeft verbonden, gaat de rechtbank hieraan voorbij.
schade
4.8. ATMP heeft haar schade in verband met de verdiepingsvloer als volgt gespecificeerd:
A.
Kosten in verband met legalisatie EUR 4.500,-
Meerkosten aannemer door tijdsverloop EUR 6.100,-
Extra huurkosten EUR 4.602,45
Meerkosten gas, water elektra EUR 1.000,-
Totaal EUR 16.202,45
B.
Kosten door improductieve uren van medewerkers
wegens verdiepingsvloer EUR 2.406,25
Kosten wegens door directeuren bestede uren EUR 11.368,75
Totaal EUR 13.775,-
C.
Advocaatkosten EUR 3.897,00
D.
Schade die nog het gevolg zal zijn van het ontbreken van de vergunning, op te maken bij staat.
4.8.1. Metron heeft de door ATMP gestelde schade gemotiveerd betwist. Zij heeft het volgende aangevoerd.
- Op 3 mei 2007 is door ATMP een bouwvergunning aangevraagd voor de verdiepingsvloer en op 12 juni 2007 is de vergunning verleend. Bij navraag bij de gemeente bleek dat de kosten voor de legalisatie van de verdiepingsvloer EUR 393,45 bedragen.
- Aangezien de verdiepingsvloer reeds was gebouwd heeft (onder meer) de bij de dagvaarding gevoegde rekening van Javalo BV (productie 7) geen betrekking op de legalisatie van de verdiepingsvloer.
- Kosten die de aannemer als meerkosten in rekening heeft gebracht in verband met het tijdsverloop komen niet voor rekening van Metron. Nergens blijkt uit dat de reden voor het herhaald uitstellen van de renovatiewerkzaamheden gelegen is in de legalisatie van de verdiepingsvloer.
- Evenmin blijkt dat ATMP geen gebruik kon maken van de verdieping, zodat ook de extra kosten wegens huur en gas/water/elektra betwist worden.
- Ten aanzien van niet gewerkte of improductieve uren geldt dat de kosten van de directie niet voor vergoeding in aanmerking komen: de directie is nu eenmaal belast is met de dagelijkse leiding van de organisatie. De stelling van ATMP dat zij inkomsten is misgelopen doordat (ook) andere medewerkers niet hebben kunnen werken alsmede dat Metron daarvoor aansprakelijk is, is door ATMP niet onderbouwd.
- In de conclusie van dupliek (pt. 32) schrijft Metron ten aanzien van de vergunning: “Desalniettemin, laat Metron in het midden of de vergunning voor de verdiepingsvloer daadwerkelijk ontbreekt”.
4.8.2. ATMP betoogt dat op 12 juni 2007 een vergunning is verleend, maar dat aan deze vergunning een aantal aanvullende voorwaarden zijn verbonden (conclusie van repliek pt 36). Volgens ATMP (conclusie van repliek pt 44) is er “inmiddels een patstelling ontstaan terzake het daadwerkelijk definitief verkrijgen van een vergunning voor de verdiepingsvloer”.
4.8.3. De rechtbank constateert dat uit de – hiervoor summier weergegeven - stellingen van partijen niet duidelijk is of al dan niet een vergunning voor de verdiepingsvloer is verleend en zo ja, op welk moment. Evenmin is duidelijk hoe het traject met betrekking tot de verlening van de bouwvergunning voor het bedrijfspand precies is verlopen, noch of de problemen rond de vergunningverlening (uitsluitend) het gevolg zijn van het ontbreken van een vergunning voor de verdiepingsvloer. De rechtbank zal dan ook een comparitie van partijen bevelen om inlichtingen over de zaak te vragen en om te onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden. Daarbij kan de mogelijkheid van doorverwijzing naar een mediator aan de orde komen.
4.9. De rechtbank wijst erop dat zij uit een niet verschijnen van een partij ter comparitie de gevolgtrekkingen - ook in het nadeel van die partij - kan maken die zij geraden zal achten.
4.10. Indien partijen in het kader van de vaststelling van de feiten stukken wensen toe te sturen, dan dienen deze stukken uiterlijk twee weken voor de zitting in het bezit van de rechtbank en de wederpartij te zijn.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. beveelt een verschijning van partijen, bijgestaan door hun advocaten, voor het geven van inlichtingen en ter beproeving van een minnelijke regeling op de terechtzitting van mr. J.W.F. Houthoff in het gerechtsgebouw te Lelystad aan het Stationsplein 15 op een door de rechtbank vast te stellen datum en tijd,
5.2. bepaalt dat de partijen dan vertegenwoordigd moeten zijn door iemand die van de zaak op de hoogte is en hetzij rechtens hetzij op grond van een bijzondere schriftelijke volmacht bevoegd is haar te vertegenwoordigen,
5.3. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 29 juli 2009 voor het opgeven van de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden augustus tot en met oktober 2009, waarna dag en uur van de comparitie zullen worden bepaald,
5.4. bepaalt dat bij gebreke van de gevraagde opgave(n) de rechtbank het tijdstip van de comparitie zelfstandig zal bepalen,
5.5. bepaalt dat na de vaststelling van het tijdstip van de comparitie dit in beginsel niet zal worden gewijzigd,
5.6. wijst partijen er op, dat voor de zitting twee uur zal worden uitgetrokken,
5.7. bepaalt dat de in de overwegingen opgevraagde informatie uiterlijk twee weken voor de dag van de zitting aan de rechtbank en de wederpartij moet zijn toegestuurd,
5.8. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W.F. Houthoff en in het openbaar uitgesproken op 15 juli 2009.