HR, 28-06-2013, nr. 12/02528
ECLI:NL:HR:2013:77
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
28-06-2013
- Zaaknummer
12/02528
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2013:77, Uitspraak, Hoge Raad, 28‑06‑2013; (Artikel 81 RO-zaken)
Uitspraak 28‑06‑2013
Inhoudsindicatie
De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie afgedaan m.t.v. artikel 81 lid 1 RO
Partij(en)
28 juni 2013
nr. 12/02528
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 11 april 2012, nrs. 10/00582, 10/00583 en 10/00584, betreffende aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Aan belanghebbende zijn voor de jaren 1999 en 2001 aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd, welke aanslagen, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraken van de Inspecteur zijn verminderd. Aan belanghebbende is voorts voor het jaar 2002 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
De Rechtbank te Arnhem (nrs. AWB 08/5825, 08/5826 en 08/5827) heeft de tegen die uitspraken ingestelde beroepen gegrond verklaard, de uitspraken van de Inspecteur vernietigd, de aanslagen verminderd en het verlies uit werk en woning voor het jaar 2001 vastgesteld.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof. De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank incidenteel hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank bevestigd.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij vier middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
3. Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling (zie wat betreft middel 2 HR 12 september 2003, nr. 37596, BNB 2003/400).
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren C.B. Bavinck en C.H.W.M. Sterk, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 28 juni 2013.