HR, 05-10-2012, nr. 12/02999
ECLI:NL:HR:2012:BX5787
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
05-10-2012
- Zaaknummer
12/02999
- Conclusie
mr. Wuisman
- LJN
BX5787
- Vakgebied(en)
Insolventierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2012:BX5787, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 05‑10‑2012
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2012:BX5787
ECLI:NL:HR:2012:BX5787, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 05‑10‑2012; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2012:BX5787
- Vindplaatsen
Conclusie 05‑10‑2012
mr. Wuisman
Partij(en)
Zaaknummer: 12/02999;
mr. Wuisman
Roldatum: 10 augustus 2012 (WSNP)
CONCLUSIE inzake:
[Verzoeker],
verzoeker tot cassatie,
advocaat: mr. P.J.Ph. Dietz de Loos.
- 1.
Voorgeschiedenis
- 1.1.
Verzoeker tot cassatie is door de rechtbank Amsterdam bij vonnis van 30 maart 2009 tot de schuldsaneringsregeling toegelaten. Op 4 april 2012 heeft bij genoemde rechtbank de terechtzitting plaatsgevonden, waarop de reguliere beëindiging van de schuldsanerings-regeling is behandeld. Conform het advies van de rechter-commissaris heeft de rechtbank bij vonnis d.d. 11 april 2012 beslist de schuldsaneringsregeling te beëindigen zonder de schone lei te verlenen, aangezien verzoeker tot cassatie verplichtingen uit hoofde van genoemde regeling niet is nagekomen, zoals de informatieplicht, de sollicitatieplicht, de plicht tot afdracht aan de boedel en de plicht om geen nieuwe bovenmatige schulden te doen ontstaan. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de tekortkomingen verzoeker tot cassatie toe te rekenen en kunnen zij niet als van geringe aard buiten beschouwing blijven.
- 1.2.
Verzoeker tot cassatie is van het vonnis in appel gegaan bij het hof te Amsterdam. In het beroepschrift wordt enerzijds erkend dat de schuldsaneringsregeling niet in alle opzichten vlekkeloos is verlopen, maar anderzijds - ten betoge dat de tekortkomingen niet, althans niet voldoende verwijtbaar zijn - een beroep gedaan op de aanwezigheid van veel gezondheidsproblemen, met name psychische problemen.
- 1.3.
Bij arrest van 12 juni 2012 bekrachtigt het hof het bestreden vonnis. Naar het oordeel van het hof is verzoeker tot cassatie tekortgeschoten in het actief meewerken aan een doeltreffende uitvoering van de schuldsaneringsregeling. Hij heeft met name de bewindvoerder onvoldoende ingelicht en een boedelachterstand laten ontstaan. Verder is het hof van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat verzoeker tot cassatie niet verwijtbaar is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen (rov. 2.5).
- 1.4.
Met een op 19 juni 2012 bij de griffie van de Hoge Raad binnengekomen verzoekschrift is verzoeker tot cassatie van het arrest van het hof in cassatie gekomen. Gelet op de artikelen 355, lid 2 en 351 lid 5 Fw is het cassatieberoep daarmee tijdig ingesteld. In het verzoekschrift is één cassatiemiddel opgenomen.
- 2.
Bespreking van het cassatiemiddel
- 2.1.
Blijkens blz. 3 van het verzoekschrift wordt bij het cassatiemiddel het volgende tot uitgangspunt genomen: "Uit de overwegingen sub 2.3.2 en 2.3.3 van het bestreden arrest, als hierboven weergegeven, volgt, kort en zakelijk weergegeven, dat [verzoeker] een psychiatrisch patiënt is, die een WIA-uitkering ontvangt, en kennelijk in onmacht verkeert zijn financiële huishouding op orde te stellen en te houden, inclusief het solliciteren, het informeren van de bewindvoerder conform de eisen gesteld in de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP)." Dat uitgangspunt dient ertoe, zo lijkt het, om te bestrijden dat verzoeker tot cassatie van de gebleken tekortkomingen een verwijt is te maken althans in een mate dat het niet verlenen van een schone lei gerechtvaardigd zou zijn.
- 2.2.
Vermeld uitgangspunt kan in cassatie niet worden aangehouden. De rov. 2.3.2 en 2.3.3 bevatten niet meer dan een weergave van wat er van de zijde van de bewindvoerder respectievelijk de advocaat van verzoeker tot cassatie is aangevoerd. In die rechtsoverwegingen komt het hof niet tot een vaststelling van feiten, waarop het uitgangspunt zou zijn te baseren. Ten aanzien van dat wat van de zijde van verzoeker tot cassatie is aangevoerd, is het hof in rov. 2.5 van oordeel dat bij gebreke van een nadere onderbouwing niet kan worden aangenomen dat het tekortschieten van verzoeker tot cassatie niet verwijtbaar zou zijn. Dit oordeel houdt in die zin een afwijzing van genoemd uitgangspunt in dat de feiten die van de zijde van verzoeker tot cassatie zijn gesteld met het oogmerk om aan te tonen dat het tekortschieten van laatstgenoemde hem niet, althans slechts in geringe mate is te verwijten, niet voor juist zijn te houden: zij zijn nl. niet nader onderbouwd. In het cassatiemiddel wordt niet uiteengezet dat en waarom dit oordeel onjuist of onbegrijpelijk zou zijn. Een verwijzing naar de samenvatting van de stellingen van verzoeker tot cassatie in rov. 2.3.2 volstaat daartoe niet.
3. Conclusie
De conclusie strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De Procureur-Generaal bij de
Hoge Raad der Nederlanden
Uitspraak 05‑10‑2012
Partij(en)
5 oktober 2012
Eerste Kamer
12/02999
EE/LZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. P.J.Ph. Dietz de Loos.
Verzoeker tot cassatie zal hierna ook worden aangeduid als [verzoeker].
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
- a.
het vonnis in de zaak met het insolventienummer 09.271-R van de rechtbank Amsterdam van 11 april 2012,
- b.
het arrest in de zaak 200.105.455/01 van het gerechtshof te Amsterdam van 12 juni 2012.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, C.A. Streefkerk en M.A. Loth, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president F.B. Bakels op 5 oktober 2012.