Einde inhoudsopgave
Algemene Plaatselijke Verordening 2008
Artikel 3.32 Bijzondere weigeringsgronden
Geldend
Geldend vanaf 22-07-2013
- Redactionele toelichting
Bron: Gemeenteblad 2013, afd. 3a, nr. 148/547. Wordt vanaf 18-03-2022 niet meer bijgewerkt. Zie voor de geldende tekst www.officielebekendmakingen.nl.
- Bronpublicatie:
04-07-2013, Internet 2013, www.amsterdam.nl (uitgifte: 19-07-2013, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
22-07-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
04-07-2013, Internet 2013, www.amsterdam.nl (uitgifte: 19-07-2013, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Openbare orde en veiligheid / Algemene plaatselijke verordening
1.
De burgemeester weigert een vergunning als:
- a.
de exploitant of de leidinggevende niet voldoet aan de bij of krachtens artikel 3.29 gestelde eisen;
- b.
het prostitutiebedrijf niet in een gebouw wordt gevestigd;
- c.
het prostitutiebedrijf wordt gevestigd in een woonruimte waarvoor geen vergunning tot woningonttrekking als bedoeld in artikel 30 van de Huisvestingswet is verleend of
- d.
een geschiktheidsverklaring als bedoeld in hoofdstuk 6A van de Bouwverordening ontbreekt.
2.
De burgemeester kan een vergunning weigeren als:
- a.
naar zijn oordeel het woon- en leefklimaat in de omgeving van het prostitutiebedrijf of de openbare orde of veiligheid nadelig wordt beïnvloed door de aanwezigheid van het prostitutiebedrijf;
- b.
naar zijn oordeel onvoldoende aannemelijk is dat de exploitant of de leidinggevende de bij of krachtens de artikelen 3.30 en 3.31 gestelde verplichtingen zal naleven;
- c.
naar zijn oordeel het bedrijfsplan als bedoeld in artikel 3.28 onvoldoende garanties geeft voor de bescherming van de in het prostitutiebedrijf werkzame prostituees of niet voldoet aan de bij of krachtens artikel 3.28 gestelde regels;
- d.
een eerdere vergunning voor de exploitatie van het prostitutiebedrijf is ingetrokken of het prostitutiebedrijf met toepassing van artikel 2.10 of artikel 3.37 van deze verordening dan wel artikel 13b van de Opiumwet is gesloten of
- e.
in het prostitutiebedrijf een escortbedrijf is gevestigd waarvan een eerdere vergunning is ingetrokken of dat met toepassing van artikel 2.10 of artikel 3.49 van deze verordening dan wel artikel 13b van de Opiumwet is gesloten.
3.
Bij de toepassing van de in het tweede lid, onder a, genoemde weigeringsgrond houdt de burgemeester rekening met:
- a.
het karakter van de straat en de wijk waarin het prostitutiebedrijf is gelegen of zal zijn gelegen;
- b.
de aard van het prostitutiebedrijf en de spanning waaraan het woon- en leefklimaat ter plaatse blootstaat en
- c.
bijzondere gebruiksfuncties in de omgeving van het prostitutiebedrijf die zich niet verdragen met de aanwezigheid van het prostitutiebedrijf.