Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2021/2116 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1306/2013
Artikel 11 Bevoegdheden van de Commissie met betrekking tot betaalorganen en coördinerende instanties
Geldend
Geldend vanaf 07-12-2021
- Bronpublicatie:
02-12-2021, PbEU 2021, L 435 (uitgifte: 06-12-2021, regelingnummer: 2021/2116)
- Inwerkingtreding
07-12-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
02-12-2021, PbEU 2021, L 435 (uitgifte: 06-12-2021, regelingnummer: 2021/2116)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Financiering
Agrarisch recht (V)
Overheidsfinanciën / EU-financiën
1.
De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 102 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de goede werking van de krachtens de artikelen 9 en 10 ingestelde betaalorganen en coördinerende instanties te waarborgen en deze verordening aan te vullen met regels betreffende:
- a)
de minimumvoorwaarden voor de accreditatie van de betaalorganen als bedoeld in artikel 9, lid 2, eerste alinea, en voor de aanwijzing en accreditatie van de coördinerende instanties als bedoeld in artikel 10;
- b)
de verplichtingen van de betaalorganen wat betreft openbare interventie, alsmede de regels inzake de inhoud van hun verantwoordelijkheden op het gebied van beheer en controle.
2.
De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met regels voor:
- a)
de procedures voor de toekenning, intrekking en evaluatie van de accreditatie van betaalorganen en voor de aanwijzing van en de toekenning, intrekking en evaluatie van de accreditatie van coördinerende instanties, en de procedures voor het toezicht op de accreditatie van betaalorganen;
- b)
de regelingen en -procedures voor de controles die ten grondslag liggen aan de beheersverklaring van de betaalorganen, als bedoeld in artikel 9, lid 3, eerste alinea, punt d), alsook de structuur en het formaat ervan;
- c)
de werking van de coördinerende instantie en de indiening van informatie bij de Commissie overeenkomstig artikel 10.
Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 103, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.