NJ 2023/207
Procesrecht. Stichting eist eerst namens gedupeerden en na eiswijziging op voet art. 3:305a BW; ontoelaatbare wijziging partijhoedanigheid?
HR 03-04-2020, ECLI:NL:HR:2020:587, m.nt. H.B. Krans
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
3 april 2020
- Magistraten
Mrs. C.A. Streefkerk, C.E. du Perron, C.H. Sieburgh, H.M. Wattendorff, F.J.P. Lock
- Zaaknummer
19/00250
- Conclusie
A-G mr. R.H. de Bock
- Noot
H.B. Krans
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS706792:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Vermogensrecht / Rechtsvorderingen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:587, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 03‑04‑2020
ECLI:NL:PHR:2019:1274, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 06‑12‑2019
Beroepschrift, Hoge Raad, 15‑01‑2019
- Wetingang
Art. 130 Rv; art. 3:305a BW
Essentie
Procesrecht. Stichting eist eerst namens gedupeerden en na eiswijziging op voet art. 3:305a BW; ontoelaatbare wijziging partijhoedanigheid?
Samenvatting
Indien een stichting als vertegenwoordiger van gedupeerden een vordering instelt en vervolgens haar eis aldus wijzigt dat zij een vordering instelt op de voet van art. 3:305a BW, impliceert die eiswijziging een wijziging van de hoedanigheid waarin de stichting in het geding optreedt. Dit geldt ook na de inwerkingtreding van de Wet afwikkeling massaschade in collectieve actie (WAMCA). Uitgangspunt is dat een partij noch door wijziging van eis, noch anderszins in de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.