Rb. Arnhem, 07-03-2012, nr. 204525 / HA ZA 10-1624
ECLI:NL:RBARN:2012:BW0579
- Instantie
Rechtbank Arnhem
- Datum
07-03-2012
- Zaaknummer
204525 / HA ZA 10-1624
- LJN
BW0579
- Roepnaam
Altena Yachting/Searocco Yachts
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht (V)
Verbintenissenrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBARN:2012:BW0579, Uitspraak, Rechtbank Arnhem, 07‑03‑2012
Hoger beroep: ECLI:NL:GHARL:2014:325, Bekrachtiging/bevestiging
Uitspraak 07‑03‑2012
Inhoudsindicatie
Vordering tot betaling openstaande facturen. gemengde overeenkomst. Bewaarneming.
Partij(en)
Vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 204525 / HA ZA 10-1624
Vonnis van 7 maart 2012
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ALTENA YACHTING B.V.,
gevestigd te Raamsdonksveer, gemeente Geertruidenberg,
eiseres,
advocaat mr. W.A.J. Hagen te Arnhem,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SEAROCCO YACHTS B.V.,
gevestigd te Ubbergen, gemeente Berg en Dal,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RESTANT VERKOOP B.V.,
gevestigd te Ubbergen, gemeente Berg en Dal,
gedaagden,
advocaat mr. P.A.C. van Buul te Nijmegen.
Partijen zullen hierna Altena en Searocco Yachts en Restant Verkoop genoemd worden.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
het tussenvonnis van 27 oktober 2010
- -
het proces-verbaal van comparitie van 8 februari 2011
- -
de akte van Altena, tevens wijziging van eis
- -
de antwoordakte van Searocco Yachts en Restant Verkoop.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
Altena heeft in 2005/2006 in opdracht van Searocco Yachts, toen geheten [betrokkene] OGEM Searocco B.V., een zeewaardig motorschip van het type Searocco 1500 (de Searocco 6) afgebouwd. Dit schip kreeg de naam [schip a]. Altena had al eerder een vrijwel identiek schip, de Searocco 5, afgebouwd voor Searocco Yachts, waarvoor tussen partijen een overeenkomst van aanneming van werk d.d. 17 maart 2004 was opgesteld. Voor de afbouw van de [schip a] is geen afzonderlijke overeenkomst op schrift gesteld.
2.2.
De [schip a] is in augustus 2006 aan Searocco Yachts opgeleverd. Op 13 september 2006 is het schip voor beurspresentaties op transport gezet naar Port Napoleon aan de Middellandse Zee. Het schip is in Barcelona en in Genua op beurzen gepresenteerd. In het voorjaar van 2007 heeft de (indirect) directeur van Searocco Yachts, de heer [betrok[betrokkene] (verder: de heer [betrokkene]), het schip teruggevaren naar Nederland, alwaar het schip op 20 juni 2007 is teruggekomen in de haven van Altena. Daarna zijn door Altena nog werkzaamheden verricht aan het schip.
2.3.
Bij overeenkomst van 15 juni 2007 heeft de heer [betrokkene] in zijn hoedanigheid van directeur van een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, genaamd [betrokkene] Onroerendgoed Exploitatiemaatschappij B.V. (dus zonder de toevoeging: ‘Searocco’, verder te noemen: [betrokkene] OGEM), tegen een vaste en een variabele (licentie)vergoeding aan Altena het exclusieve recht verleent voor de (af)bouw en de verkoop van jachten van het type Searocco.
Lid 2 van de overeenkomst luidt:
De overeenkomst heeft een geldigheidsduur van drie jaar; nadien vervallen de hiervoor genoemde rechten; wel zal het Altena zijn toegestaan de in de loop van de overeenkomst gebouwde jachten ook nadien te verkopen.
Lid 6 luidt:
Het staat [betrokkene] vrij om de thans nog in aanbouw zijnde Searocco 2000, alsmede de complete Searocco 1500 (waarmee bedoeld zal zijn: de [schip a], rechtbank) af te bouwen en te verkopen.
Wel zal [betrokkene], zolang voormelde jachten niet verkocht zijn, deze kosteloos ter beschikking stellen voor beurzen en/of promotiedoeleinden.
Op 9 juli 2007 heeft de heer [betrokkene] een mail gestuurd aan Altena, waarin staat:
[...],
Hierbij zoals toegezegd de verkoopprijs plus jouw bonus bij verkoop van Searocco 6:
Verkoopprijs
Excl. btw
€ 1.000.000,-- 15% = € 150.000,--
€ 900.000,-- 10% = € 100.000,--
€ 800.000,-- 8% = € 64.000,--
€ 700.000,-- 5% = € 35.000,--
(..)
2.4.
De [schip a] is bij Altena blijven liggen en door Altena opgenomen in het normale onderhoudsprogramma. Dat houdt onder meer in dat het schip in het najaar wordt klaargemaakt voor de winter, in het voorjaar zomerklaar wordt gemaakt, dat het schip periodiek in de antifauling wordt gezet en dat de anodes, indien nodig, worden vervangen.
Het schip is niet verkocht. Er zijn wel één (standpunt Searocco Yachts en Restant Verkoop) of twee (standpunt Altena) belangstellenden geweest, maar tot een koop is het niet gekomen.
2.5.
Eind maart 2008 is bij Altena in de haven in enkele schepen, waaronder de [schip a], ingebroken. Hierbij zijn vernielingen aan het schip aangericht. Altena heeft dit gemeld aan [betrokkene] OGEM.
2.6.
Op 16 oktober 2009 heeft Altena aan Searocco Yachts een factuur gestuurd voor gemaakte kosten in verband met stallen en onderhoud Searocco 6 ‘[schip a]’ in de jaren 2006, 2007, 2008 en 2009 ten bedrage van € 38.174,66 inclusief btw. Bij schrijven van 21 oktober 2009 heeft Searocco Yachts aan Altena bericht dat zij de factuur niet zal betalen, omdat zij geen opdracht heeft verstrekt voor de werkzaamheden en geen liggeld is overeengekomen. Op 22 oktober 2009 heeft Altena aan de heer [betrokkene] een brief verstuurd, waarin zij alle contracten met hem, met [betrokkene] OGEM en met Searocco Yachts heeft geannuleerd en hem heeft verzocht om na de betaling van de factuur de [schip a] op te halen. Op 27 oktober 2009 heeft Altena nog een factuur aan Searocco Yachts gestuurd voor het winterklaar maken van de [schip a] ten bedrage van € 621,18 inclusief btw.
2.7.
Bij schrijven van 15 februari 2010 heeft de advocaat van Searocco Yachts aan Altena bericht dat Searocco Yachts de [schip a] in 2007 heeft verkocht en geleverd aan Restant Verkoop. De [schip a] ligt nog steeds bij Altena.
3. Het geschil
3.1.
Altena vordert veroordeling van Searocco Yachts tot betaling van € 35.885,17 (€ 30.155,61 plus btw), vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf de dagvaarding.
Voorts vordert Altena, na wijziging van eis, ten aanzien van Restant Verkoop een verklaring voor recht dat zij jegens Altena aansprakelijk is voor de kosten van ligplaats van het schip, walstroom en milieuheffing in/op de werf van Altena vanaf (zo begrijpt de rechtbank) 15 februari 2010.
Verder vordert Altena Searocco Yachts en Restant Verkoop te veroordelen in de kosten van het geding.
3.2.
Het van Searocco Yachts gevorderde bedrag betreft de twee facturen van 16 en 27 oktober 2009 minus het liggeld over de periode voordat het schip terugkwam van de reis naar de Middellandse Zee, vermeerderd met een bedrag van € 73,62 exclusief btw voor stallingkosten van 1 januari tot 15 februari 2010.
3.3.
Searocco Yachts en Restant Verkoop voeren verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
Partijen bij de overeenkomst van 15 juni 2007
4.1.
Searocco Yachts en Restant Verkoop betwisten dat de [schip a] in overleg met de heer [betrokkene] door Altena in haar normale onderhoudsprogramma is opgenomen en dat de heer [betrokkene] mondeling opdracht heeft gegeven tot het periodiek antifaulen van het schip en het herstellen van de beschadigingen e.d. Searocco Yachts en Restant Verkoop stellen in hun conclusie van antwoord in paragraaf 23 dat tussen ‘[betrokkene]’ (waarmee zij blijkens paragraaf 4 van die conclusie bedoelen: Searocco Yachts) en Altena is overeengekomen dat Altena gerechtigd is om kosteloos gebruik te maken van de Searocco 6 voor presentaties en beursdoeleinden, alsmede dat Altena na verkoop van het schip een courtage zou toekomen volgens een staffel. Searocco Yachts en Restant Verkoop stellen dat de kosten, waarvan Altena vergoeding vordert, verband houden met het gereedmaken van het schip voor beurspresentaties en dat niet is overeengekomen dat Altena separaat recht zou hebben op vergoeding van deze kosten. Verderop, in paragraaf 28, betogen Searocco Yachts en Restant Verkoop dat er nimmer overleg is geweest over de kosten van het normale onderhoudsprogramma en dat niet is overeengekomen dat die kosten aan Searocco Yachts zouden worden doorberekend. Zij stellen dat, als dat zo zou zijn geweest, dat wel zou zijn opgenomen in de overeenkomst van 15 juni 2007.
4.2.
Searocco Yachts en Restant Verkoop beroepen zich in hun conclusie van antwoord dus op de bij de feiten onder 2.3. vermelde overeenkomst tussen Altena en [betrokkene] OGEM van 15 juni 2007 als zou Searocco Yachts hierbij partij zijn geweest. Hun primaire betoog in hun conclusie van antwoord is dat er geen contractuele basis is voor de vergoeding van de kosten van het normale onderhoudsprogramma, omdat bij die overeenkomst (uitputtend) is vastgelegd dat alle kosten, dit wil zeggen in elk geval de thans gevorderde kosten, vergoed worden met de overeengekomen courtage. Searocco Yachts en Restant Verkoop stellen dat Searocco Yachts het schip nog steeds mag verkopen en dat Altena dan de overeengekomen courtage ontvangt.
4.3.
Daarna is evenwel ter comparitie van de zijde van Searocco Yachts en Restant Verkoop betoogd dat de partijen in deze procedure niet dezelfde zijn als de partijen bij de overeenkomst van [betrokkene] OGEM met Altena d.d. 15 juni 2007 en dat [betrokkene] OGEM geen partij is in dit geding. In hun antwoordakte na comparitie werken Searocco Yachts en Restant Verkoop dit verder uit en stellen zij dat de contractspartij van Altena [betrokkene] OGEM was en dat, als er al een betalingsverplichting zou zijn wegens liggeld e.d., deze betalingsverplichting rust op [betrokkene] OGEM en niet op de eigenaar van het schip (waarmee zal zijn bedoeld: Searocco Yachts en/of Restant Verkoop).
4.4.
Altena heeft niet meer kunnen reageren op de antwoordakte van Searocco Yachts en Restant Verkoop. Dat is ook niet nodig. De rechtbank gaat ervan uit dat Altena het niet eens zal zijn met het nieuwe standpunt van Searocco Yachts en Restant Verkoop, omdat Altena haar vorderingen tegen hen heeft ingesteld en niet tegen [betrokkene] OGEM. De rechtbank gaat aan deze koerswijziging van Searocco Yachts en Restant Verkoop voorbij.
De rechtbank stelt vast dat het nadere (principale) verweer dat de verbintenissen uit de overeenkomst van 15 juni 2007 niet op Searocco Yachts, maar op [betrokkene] OGEM rusten of hebben gerust, onverenigbaar is met het in de conclusie van antwoord ingenomen standpunt dat Searocco Yachts partij was bij deze overeenkomst. Searocco Yachts en Restant Verkoop hebben geen verklaring gegeven voor hun standpuntwijziging en zodoende kan niet worden aangenomen dat hun eerdere standpunt berustte op een verschoonbare dwaling. De rechtbank houdt Searocco Yachts en Restant Verkoop aan dit eerdere standpunt. Hierbij betrekt de rechtbank dat op de heer [betrokkene] en de door hem beheerste rechtspersonen de rechtsplicht rust om verwarring te voorkomen en om aan hun contractspartijen duidelijk te maken welke rechtspersoon bij de door hen gepleegde rechtshandelingen de beoogde drager van de daaruit voortvloeiende rechten en plichten is. In dit geval gold dit te meer nu ten tijde van de totstandkoming van de overeenkomst sprake was van twee verschillende rechtspersonen die nagenoeg dezelfde naam hadden, te weten [betrokkene] OGEM B.V. en [betrokkene] OGEM Searocco B.V. (thans Searocco Yachts genaamd), terwijl uit de brief van hun advocaat van 15 februari 2010 blijkt dat niet [betrokkene] OGEM, maar Searocco Yachts de eigenaar was van het schip, waarop de overeenkomst betrekking had (samen met soortgelijke schepen). Waar de heer [betrokkene] en de door hem beheerste rechtspersonen bij het aangaan van hun verbintenissen reeds gehouden waren om duidelijkheid te verschaffen aan hun wederpartijen, geldt dit a fortiori in het rechtsgeding dat uit hun rechtshandelingen is voortgekomen. Hun wisseling van standpunt is in strijd met de beginselen van een behoorlijke rechtsorde en in het bijzonder ook in strijd met de verplichting om de principale verweren te concentreren in de conclusie van antwoord (artikel 128 Rv).
4.5.
Het rechtsgevolg dat de rechtbank hieraan verbindt is dat in dit geding ervan kan worden uitgegaan dat uit de overeenkomst van 15 juni 2007 ook rechten en plichten voor Searocco Yachts voortvloeiden als partij bij die overeenkomst.
Aard en gelding van de overeenkomst
4.6.
Die overeenkomst kwalificeert als een gemengde overeenkomst met daarin de wezenlijke elementen van de bijzondere overeenkomst van bewaarneming van artikel 7:600 BW e.v. Op grond van artikel 6:215 BW zijn dan ook de voor de overeenkomst van bewaarneming geldende bepalingen van toepassing. Onder meer is artikel 7:601 BW van toepassing, voor zover daarin is bepaald dat de bewaarnemer, die, zoals in dit geval, de overeenkomst in de uitoefening van zijn bedrijf is aangegaan, aanspraak heeft op loon en op vergoeding van de aan de bewaring verbonden onkosten. Op dit punt vertoont de overeenkomst van 15 juni 2007 een leemte. In de overeenkomst zijn wel vergoedingen voor [betrokkene] OGEM vastgelegd, maar is niets bepaald omtrent eventueel aan Altena toekomende onkostenvergoedingen, zoals die van stalling en onderhoud van de afgebouwde en voor verkoop bestemde jachten.
4.7.
In dit loon en deze onkostenvergoeding is echter, althans voor wat betreft de onderhavige [schip a], voorzien in de aanvullende overeenkomst, zoals die door de heer [betrokkene] is bevestigd in zijn e-mail van 9 juli 2007. Bij verkoop van dit schip, de Searocco 6, zou Altena een bonus ontvangen. In de omstandigheden van dit geval moet de overeenkomst op dit onderdeel in redelijkheid aldus worden uitgelegd dat de beloning en de vergoeding van de onkosten in die bonus waren begrepen en aldus achteraf zouden plaats hebben bij de verkoop van het schip.
4.8.
Daarbij is echter niet geregeld wat er zou gebeuren indien de [schip a] niet (aan een derde) verkocht zou worden en Altena dus geen bonus zou ontvangen tengevolge van een omstandigheid die niet voor rekening en risico van Altena kan worden gebracht. In zoverre bevat de aangevulde overeenkomst nog steeds een leemte. Hetgeen Searocco Yachts en Restant Verkoop aanvoeren is onvoldoende om de overeenkomst aldus uit te leggen dat Altena dan geen enkele vergoeding toekomt, ook niet voor de doorlopende kosten van stalling en onderhoud, omdat deze vergoeding zou zijn begrepen in het kosteloos ter beschikking stellen van het jacht voor beurzen en/of promotiedoeleinden. In redelijkheid moet deze bepaling immers aldus worden uitgelegd dat hiermee is vastgelegd dat enerzijds [betrokkene] OGEM geen extra vergoeding toekomt voor het tentoonstellen van het jacht op beurzen en voor het daarmee adverteren en dat anderzijds Altena geen aanspraak heeft op separate vergoeding van haar kosten die met die tentoonstelling en promotie samenhangen, zoals de kosten van transport en advertenties.
4.9.
Nu heeft zich deze mogelijkheid, dat Altena geen verkoopprovisie ontvangt tengevolge van een omstandigheid die niet voor haar rekening en risico kan worden gebracht, gerealiseerd. De geldigheidsduur van de overeenkomst is per 15 juli 2010 verstreken en de [schip a] is niet verkocht, terwijl Altena heeft gesteld en Searocco Yachts en Restant Verkoop niet hebben weersproken dat Altena zich wel heeft ingespannen om de [schip a] verkocht te krijgen. Weliswaar is in de overeenkomst opgenomen dat het Altena na het verstrijken van de geldigheidsduur zal zijn toegestaan om jachten ook nadien te verkopen, maar dit geldt volgens de op dit punt duidelijke tekst van de overeenkomst alleen voor de in de loop van de overeenkomst gebouwde jachten en dus niet voor de [schip a]. De [schip a] was immers, behoudens mogelijk enkele achterstallige opleverpunten, reeds in augustus 2006, dus voor de totstandkoming van de overeenkomst, afgebouwd en opgeleverd.
4.10.
Daarnaast geldt het volgende.
In de zomer van 2009 is tussen partijen en een derde partij een ernstig conflict gerezen, dat betrekking had op een andere Searocco. Dit heeft geleid tot verschillende kort gedingen en bodemprocedures. Altena voelde zich door de heer [betrokkene] bedrogen en heeft (onder meer) de overeenkomst van 15 juni 2007 geannuleerd. Inmiddels heeft de rechtbank Breda, team kanton, in een procedure tussen [betrokkene] OGEM en Altena onder zaak- en rolnummer 606839/CV/10-4607 bij eindvonnis van 16 november 2011 geoordeeld dat sprake was van een in het kader van de overeenkomst relevante, onvoorziene omstandigheid die niet voor rekening van Altena komt en die van zo ernstige aard is dat [betrokkene] OGEM naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid instandhouding van de overeenkomst van 15 juni 2007 tot het overeengekomen tijdstip niet mag verwachten. Dit vonnis heeft weliswaar (tussen [betrokkene] OGEM en Searocco Yachts) nog geen gezag van gewijsde, omdat [betrokkene] OGEM hiervan in hoger beroep is gegaan, maar de eenheid van rechtspleging vergt wel dat de rechtbank, zolang niet in hoger beroep anders is beslist, zich conformeert aan dit rechtsoordeel van de rechtbank Breda omtrent dezelfde overeenkomst, waaraan ook Searocco Yachts is gebonden.
4.11.
Dit betekent dat de overeenkomst van 15 juni 2007 niet meer van kracht is en geen rechtsgrond meer biedt voor de overeengekomen posterieure vergoeding van de kosten van Altena met een bonus c.q. provisie bij de verkoop. Daarmee vallen partijen terug op de hoofdregel van artikel 7:601 BW en in het bijzonder op het tweede lid daarvan. Hierin is bepaald dat, als de hoogte van het loon niet door partijen bij overeenkomst is bepaald, de bewaarnemer aanspraak heeft op het op de gebruikelijke wijze berekende loon of, bij gebreke daarvan, op een redelijk loon.
De stallingkosten e.d.
4.12.
Deze aanspraak op loon betreft dan nog steeds niet de kosten, die Altena heeft gemaakt om het schip op beurzen tentoon te stellen en om daarmee te adverteren, maar dit betreft wel de doorlopende stallingkosten in de haven van Altena, de walstroom, de milieuheffing en ook de voor schepen noodzakelijke en gebruikelijke periodieke antifauling (inclusief liften), wasbeurten en toediening van antivries. Gesteld noch gebleken is dat de bedragen, die Altena hiervoor bij de litigieuze facturen van 16 en 27 oktober 2009 in rekening heeft gebracht, afwijken van wat gebruikelijk is in de branche. Deze bedragen zijn in elk geval toewijsbaar. Het verweer van Searocco Yachts en Restant Verkoop dat liggeld voor 12 maanden in rekening wordt gebracht terwijl het schip niet in de werf lag, miskent dat dit in de bij dagvaarding ingestelde vordering is rechtgetrokken en dat deze stallingkosten op de facturen in mindering zijn gebracht.
4.13.
De rechtbank verwerpt nog het verweer van Searocco Yachts dat zij rauwelijks is gedagvaard, aangezien zij niet in gebreke is gesteld ten aanzien van de betaling van de facturen en zij daarom niet in verzuim is komen te verkeren. Uit de brief van Searocco Yachts van 21 oktober 2009 moest Altena afleiden dat Searocco Yachts de facturen niet zou betalen, waarmee krachtens artikel 6:83 aanhef en sub c BW het verzuim zonder ingebrekestelling intrad.
4.14.
De rechtbank zal Searocco Yachts dus als de (mede)bewaargever veroordelen om de gevorderde bedragen voor de kosten van het normale onderhoudsprogramma, dit wil zeggen de stallingkosten e.d., te betalen.
Reparatiekosten e.d.
4.15.
Bij de facturen worden echter ook reparatiekosten in rekening gebracht. Het betreft het bijwerken van diverse beschadigingen op de romp en opbouw, veroorzaakt tijdens de reis terug van de Middellandse Zee in 2006 (bedoeld zal zijn: 2007), reparaties naar aanleiding van de inbraak in 2008 en het kaal maken en voorzien van blanke lak van een teakhouten potdeksel in 2009. Het gaat volgens die facturen om bedragen van, exclusief btw, respectievelijk € 9.140,00 inclusief liften voor de vaarschade, € 2.020,00 voor de inbraakschade en € 5.872,00 voor het potdeksel.
Te dien aanzien overweegt de rechtbank als volgt.
Vaarschade
4.16.
Searocco Yachts en Restant Verkoop hebben in hun conclusie van antwoord niet betwist dat bij het terugvaren van de Middellandse Zee naar Nederland schade aan het schip is ontstaan. Daar is het schip tentoongesteld op beurzen, maar dit is, zo begrijpt de rechtbank uit de stellingen van partijen, niet gedaan door Altena, maar door de heer [betrokkene] zelf. Searocco Yachts en Restant Verkoop hebben voorts in die conclusie niet of onvoldoende gemotiveerd betwist dat tussen partijen overleg is gepleegd over het herstel van deze beschadigingen door Altena. Searocco Yachts en Restant Verkoop hebben te dien aanzien in die conclusie slechts gesteld dat er na de oplevering van het schip nog de nodige opleveringsgebreken aan het schip kleefden, dat de post ‘beschadigen’ valt onder de garantiewerkzaamheden en dat op 17 november 2008 een afrekening is opgesteld van het meer- en minderwerk, die resulteerde in een gering bedrag ten gunste van Searocco Yachts.
4.17.
Daarna heeft de heer [betrokkene] ter comparitie alsnog betwist dat in 2007 bij de terugreis vanuit de Middellandse Zee schade is ontstaan aan het schip. De rechtbank gaat echter aan deze nadere betwisting voorbij. Ook deze nadere betwisting is in strijd met het in artikel 128 Rv neergelegde beginsel dat een gedaagde zijn verweer moet concentreren in zijn conclusie van antwoord. Bovendien zijn Searocco Yachts en Restant Verkoop op deze betwisting niet meer teruggekomen in hun antwoordakte na comparitie en hebben zij daarbij in het bijzonder niet inhoudelijk gereageerd op de door Altena bij haar akte overgelegde schriftelijke verklaring van het schildersbedrijf Van Benthem en Zwiers jachtschilders, waarin de heer Zwiers heeft geschreven dat zijn bedrijf in opdracht van Altena beschadigingen aan het motorjacht [schip a] heeft bijgewerkt met de toevoeging dat het schip terug kwam van de Middellandse Zee en meerdere beschadigingen had opgelopen o.a. op de romp en de opbouw. Searocco Yachts en Restant Verkoop hebben in hun antwoordakte volstaan met een kale betwisting van die verklaring met enkel de toevoeging dat het onbestaanbaar is dat de schilderwerkzaamheden zo veel tijd hebben gekost.
4.18.
De rechtbank neemt hiermee als vaststaand aan (i) dat het schip tijdens die reis is beschadigd, (ii) dat het schip door Searocco Yachts naar de werf van Altena is gebracht en dat daar door haar met Altena is overlegd over het herstel van die beschadigingen, hetgeen in de omstandigheden van dit geval in redelijkheid niet anders kan worden beschouwd dan als een opdracht tot het uitvoeren van dat herstel, en (iii) dat vervolgens dat herstel is uitgevoerd door Altena.
4.19.
Het betreft hier een opdracht die los staat van de bewaargeving, dan wel daarnaast, en Altena heeft aanspraak op betaling van loon op grond van artikel 7:405 BW. Indien geen bedrag is afgesproken, dan heeft Altena op grond van het tweede lid van dat artikel aanspraak op het op de gebruikelijke wijze berekende loon, dan wel een redelijk loon. De vraag of de vergoeding van deze herstelkosten ook zou vallen onder de bonusregeling van de overeenkomst van 15 juni 2007 kan onbeantwoord blijven, omdat deze overeenkomst van de baan is. De rechtbank verwijst naar het bovenstaande. Altena kan nu haar aanspraak op een gebruikelijke dan wel redelijke vergoeding geldend maken.
4.20.
Aangezien deze schade is ontstaan op de terugweg van bezoek aan beurzen door de heer [betrokkene], en dus niet door Altena, terwijl het voorts ging om beurzen vóór de totstandkoming van de overeenkomst van 15 juni 2007, biedt hetgeen in deze overeenkomst is bepaald over het kosteloos ter beschikking stellen van het schip, geen grondslag voor het standpunt van Searocco Yachts en Restant Verkoop dat deze herstelkosten maar voor rekening van Altena moeten blijven. Evenzo faalt het verweer dat het herstel valt onder de garantiebepalingen. Niet valt in te zien dat beschadigingen door aanvaringen na de oplevering van een schip geschaard kunnen worden onder de opleveringspunten bij de (af)bouw van dat schip. Voor zover Searocco Yachts en Restant Verkoop willen betogen dat zij erop mochten vertrouwen dat de herstelwerkzaamheden waren begrepen in de eindafrekening van 17 november 2008, moet dit betoog van de hand worden gewezen op grond van de eigen notitie, waarop zij zich beroepen, waarin staat dat het betreft de afrekening van meer- en minderwerk. Het herstel van later opgetreden schade is geen meerwerk of minderwerk bij een overeenkomst van aanneming.
4.21.
Dit betekent dat Searocco Yachts als de opdrachtgever de herstelkosten van die schade moet betalen. De omvang van die kosten heeft Altena in haar akte na comparitie nader onderbouwd met de schriftelijke verklaring van het schildersbedrijf. Daarmee was 180 uur gemoeid en deze 180 arbeidsuren zijn aan Altena in rekening gebracht. De rechtbank beschouwt de betwisting van Searocco Yachts en Restant Verkoop van deze omvang van de herstelwerkzaamheden als onvoldoende gemotiveerd. Hun stelling dat volgens de verklaring van de heer [betrokkene] ter comparitie met de schilderwerkzaamheden hooguit ‘een paar uur’ gemoeid kunnen zijn, kan niet serieus worden genomen, te meer niet nu deze opgave van de heer [betrokkene] betrekking had op het overschilderen van de houten railing in 2009 en daar gaat het nu niet over.
Searocco Yachts zal dus veroordeeld worden om het in rekening gebrachte bedrag van € 9.140,00 exclusief btw te betalen.
Inbraakschade
4.22.
Dit geldt ook voor de kosten van herstel van de inbraakschade in 2008. De inbraak staat vast en Altena heeft deze gemeld aan [betrokkene] OGEM bij schrijven van 4 april 2008. Altena heeft ook het politierapport toegestuurd aan [betrokkene] OGEM. Hierin is vermeld dat aan de voorzijde een vluchtluik is opengebroken en dat diverse goederen zijn ontvreemd, onder andere uit de stuurhut, en dat de inbrekers het schip via een deur aan stuurboord hebben verlaten. Ter comparitie heeft Altena opgegeven dat de inbrekers in de stuurhut een deur hebben beschadigd met een breekijzer en dit is niet gemotiveerd weersproken.
4.23.
De rechtbank beschouwt het als vanzelfsprekend dat de bewaarder het tot zijn zorgplicht rekent om geforceerde toegangswegen te herstellen, zodat niet ook andere onbevoegden kunnen binnensluipen. De kosten van dit herstel kunnen worden aangemerkt als aan de bewaring verbonden onkosten, die op grond van artikel 7:601 lid 3 door de bewaargever aan de bewaarnemer moeten worden vergoed, ook zonder afzonderlijke opdracht tot de uitvoering van die herstelwerkzaamheden. Of Searocco Yachts wel of geen (mondelinge) opdracht tot dat herstel heeft gegeven, kan dus in het midden blijven.
4.24.
Tegen de in rekening gebrachte levering van een nieuw vluchtluik en reparatie van de stuurhutdeuren heeft de heer [betrokkene] ter comparitie slechts aangevoerd dat volgens hem alleen de kunststof knevels beschadigd waren en dat de vervanging daarvan hooguit een paar euro kost. Dit is onverenigbaar met het verweer in de conclusie van antwoord dat niet duidelijk is wat de schade tengevolge van de inbraak is en met het standpunt in de antwoordakte na comparitie dat de kosten voor het herstel van de inbraakschade bij Searocco Yachts niet bekend waren. Als Searocco Yachts stelt dat zij niet weet wat de schade was, dan kan haar directeur niet beweren dat slechts een paar knevels vervangen moesten worden.
De rechtbank beschouwt hiermee de betwisting van de omvang van de gestelde en in rekening gebrachte herstelkosten als onvoldoende gemotiveerd. Searocco Yachts zal worden veroordeeld om het in rekening gebrachte bedrag van € 2.020,00 exclusief btw te betalen.
Potdeksel
4.25.
Anders ligt dit voor de gevorderde onderhoudskosten in 2009 met betrekking tot het teakhouten potdeksel en/of het schilderen van de railing. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, kunnen deze kosten niet zonder meer worden aangemerkt als noodzakelijke en direct met de bewaring samenhangende onkosten. Voor de uitvoering van deze werkzaamheden was dus een afzonderlijke opdracht van de bewaargever nodig, even zoals dat nodig was voor het herstel van de vaartbeschadigingen. Een schriftelijke opdracht ontbreekt en Altena heeft ter comparitie toegegeven dat hierover niet expliciet met de heer [betrokkene] is gesproken. De omstandigheid dat de heer [betrokkene] zou hebben gezegd dat Altena het schip verkoopklaar moest houden, impliceert niet dat hij opdracht heeft gegeven voor extra onderhoudswerkzaamheden ten koste van € 5.872,00 exclusief btw.
4.26.
Dit deel van de vordering zal moeten worden afgewezen, nu hiervoor ook geen andere deugdelijke rechtsgrond dan de bewaarneming is aangevoerd. Altena betoogt meermalen dat de eigenaar van een schip gehouden is om de onderhoudskosten te betalen, maar dit is in zijn algemeenheid niet juist en voor zover Altena zich hiermee wil beroepen op het leerstuk van de ongerechtvaardigde verrijking, faalt dit omdat zij haar geldvordering heeft ingesteld tegen Searocco Yachts, terwijl uit de feiten blijkt dat niet Searocco Yachts, maar Restant Verkoop de eigenaar is, terwijl Restant Verkoop ook reeds de eigenaar was ten tijde van deze werkzaamheden in 2009.
Slotsom ten aanzien van Searocco Yachts
4.27.
Verder gaat de rechtbank voorbij aan het verweer van Searocco Yachts en Restant Verkoop dat ten onrechte brandstof op de factuur is gezet. Dit verweer kan de rechtbank niet plaatsen. De rechtbank ziet op de overgelegde rekeningen geen brandstof staan. Voorts gaat de rechtbank voorbij aan hun stelling dat onduidelijk is welke onderhoudswerkzaamheden zijn uitgevoerd. Voor zover de rechtbank dit kan overzien, heeft zij hierboven alle posten behandeld.
4.28.
De slotsom is dat Searocco Yachts veroordeeld zal worden om ter zake van de facturen van 16 en 27 oktober 2009 en de stallingkosten tot 15 februari 2010 te betalen het gevorderde bedrag van € 30.155,61 minus het bedrag van € 5.872,00, zijnde € 24.283,61 exclusief btw en € 28.897,50 inclusief btw. De gevorderde handelsrente is niet afzonderlijk weersproken en zal daarom worden toegewezen.
Ten aanzien van Restant Verkoop
4.29.
Met betrekking tot de vordering op Restant Verkoop overweegt de rechtbank als volgt.
De bij de feiten onder 2.7 genoemde brief van de advocaat van Searocco Yachts d.d. 15 februari 2010 heeft Altena in redelijkheid kunnen aanmerken als een kennisgeving van contractsoverneming als bedoeld in artikel 6:159 BW, onder meer ten aanzien van de bewaargeving. Uit het instellen van haar vordering blijkt dat Altena wil meewerken aan deze contractsoverneming. Op grond van de contractsoverneming kan Altena de bovenbedoelde gebruikelijke stallingkosten e.d. vanaf 15 februari 2010 aan Restant Verkoop in rekening brengen. De gevorderde verklaring voor recht kan derhalve worden toegewezen.
4.30.
Dit geldt niet voor de vordering van Altena tot vergoeding van de stalling- en onderhoudskosten, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, voor zover deze vordering is gehandhaafd, hetgeen de rechtbank niet helemaal duidelijk is. Het betreft geen schadevergoedingsverplichting als bedoeld in artikel 612 Rv. Het betreft immers een verplichting tot nakoming van de verbintenissen die voortvloeien uit de overeenkomst van bewaarneming. Bovendien is eenvoudig vast te stellen welke bedragen uit dien hoofde thans verschuldigd zijn. Altena heeft ter zake bij haar akte na comparitie facturen overgelegd. Het betreft een factuur d.d. 31 mei 2010 ten bedrage van € 2.386,08 voor het zomerseizoen 2010, een factuur d.d. 19 november 2010 ten bedrage van € 2.386,08 voor het winterseizoen 2010, een factuur d.d. 5 mei 2011 ten bedrage van € 2.446,08 voor het zomerseizoen 2011 en een factuur d.d. 4 oktober 2011 ten bedrage van € 2.436,76 voor het winterseizoen 2011. In die akte kan de rechtbank niet lezen dat Altena vordert om deze facturen alsnog te betalen. De rechtbank kan Restant Verkoop dus niet veroordelen om deze facturen te betalen.
Proceskosten
4.31.
Searocco Yachts en Restant Verkoop zullen als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Altena worden begroot op:
- -
dagvaarding € 73,89
- -
overige explootkosten 0,00
- -
griffierecht 795,00
- -
getuigenkosten 0,00
- -
deskundigen 0,00
- -
overige kosten 0,00
- -
salaris advocaat 1.447,50 (2,5 punten × tarief € 579,00)
Totaal € 2.316,39
5. De beslissing
De rechtbank
5.1.
veroordeelt Searocco Yachts om aan Altena te betalen een bedrag van € 28.897,50 (achtentwintig duizendachthonderdzevenennegentig euro en vijftig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119a BW over het toegewezen bedrag met ingang van 11 augustus 2010 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
verklaart voor recht dat Restant Verkoop vanaf 15 februari 2010 jegens Altena aansprakelijk is voor de kosten van ligplaats van het schip, walstroom en milieuheffing in/op de werf van Altena,
5.3.
veroordeelt Searocco Yachts en Restant Verkoop in de proceskosten, aan de zijde van Altena tot op heden begroot op € 2.316,39,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af,
Dit vonnis is gewezen door mr. N.W. Huijgen en in het openbaar uitgesproken op 7 maart 2012.