Rb. Amsterdam, 08-08-2007, nr. 351360
ECLI:NL:RBAMS:2007:BB4552
- Instantie
Rechtbank Amsterdam
- Datum
08-08-2007
- Zaaknummer
351360
- LJN
BB4552
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBAMS:2007:BB4552, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam, 08‑08‑2007; (Eerste aanleg - enkelvoudig, Eerste en enige aanleg)
Uitspraak 08‑08‑2007
Inhoudsindicatie
Veilingkoop dressuurpaard, non-conformiteit, klachttermijn artikel 7:23 BW
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 351360 / HA ZA 06-3024
(CCH)
Vonnis van 8 augustus 2007
in de zaak van
1. A,
wonende te ( woonplaats ),
2. de vennootschap naar Frans recht
S.A.R.L. HARAS DE HUS,
gevestigd te Petit Mars (Frankrijk),
eisers,
procureur mr. B.J.H. Crans,
tegen
de naamloze vennootschap
ING BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
procureur mr. C.M. Harmsen.
Partijen zullen hierna B en ING worden genoemd. Eisers sub 1 en 2 zullen afzonderlijk ook worden aangeduid als A en Haras de Hus.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
de dagvaarding van 30 augustus 2006, met bewijsstukken,
- -
de akte houdende aanvulling (gronden van) eis van de zijde van B,
- -
de akte inbreng ontbrekende producties met toelichting van de zijde van B,
- -
de conclusie van antwoord, met bewijsstukken,
- -
het ambtshalve gewezen tussenvonnis van 14 februari 2007, waarbij een comparitie van partijen is bepaald, die op 8 mei 2007 heeft plaatsgevonden, en het daarvan opgemaakte proces-verbaal, met de daarin genoemde stukken.
Ten slotte is vonnis bepaald.
De feiten
ING heeft krediet verstrekt aan Stoeterij De Keizershoeve (hierna: De Keizershoeve). Tot meerdere zekerheid voor de nakoming van haar verplichtingen uit hoofde van het aan haar verstrekte krediet had De Keizershoeve een pandrecht verstrekt aan ING op alle haar in eigendom toebehorende paarden, waaronder het dressuurpaard Poëtin II (hierna: het paard). De Keizershoeve bleef in gebreke met de nakoming van haar uit de kredietovereenkomst voortvloeiende verplichtingen, waarop ING de executoriale verkoop van onder meer het paard aankondigde.
Op 25 augustus 2005 heeft ING het paard in beslag genomen bij de Pferdeklinik Kerken in Duitsland (hierna: de Pferdeklinik), waar het zich op dat moment bevond.
Op 1 september 2005 is op een door Cees Lubbers Veilingen B.V. (hierna: Lubbers Veilingen) gehouden executieveiling in Nijkerk, waarbij ING als executant optrad, het paard verkocht voor een bedrag van EUR 1.125.360,-. Mevrouw C (hierna: C) trad daarbij op als tussenpersoon voor B Tijdens de veiling is meegedeeld dat het paard mogelijk een irritatie aan de sesamschede had. Het paard is tijdens de veiling onder het zadel getoond, waarbij het zowel de passage als galopwisselingen heeft uitgevoerd.
Op een “Buyers registration form” is als koper vermeld “Haras de Hus/Maisons du Monde”. Tevens wordt op het formulier een BTW-nummer van de koper vermeld.
De Algemene Verkoopvoorwaarden, geldende bij aankoop van paarden op veilingen gehouden door Lubbers Veilingen (hierna: Algemene Veilingvoorwaarden) luiden, voor zover relevant, als volgt:
“ (...) Artikel 6 Conformiteit
- 1.
De veiling is een verkoop in de zin van art. 7:19 BW. De veilingmeester geeft geen garanties of waarborgen, expliciet, impliciet of anderszins in welke aard dan ook met betrekking tot de op de veiling aangeboden paarden.
- 2.
De paarden worden voetstoots en/of in de staat zoals zij zich bevinden te koop aangeboden en in deze staat aanvaard door de koper. Alvorens een bod uit te brengen is de koper verplicht de paarden te inspecteren en zijn eigen onderzoekingen te doen. Koopt de koper zonder voorafgaand onderzoek, dan wordt de koper geacht dit op eigen risico te doen. Geen enkele verkoop zal ontbonden kunnen worden door enige tekortkoming of onjuistheid in de omschrijving van enig paard in de catalogus of beschrijving ergens anders. (...)
Artikel 11 Risico-overgang
De koper is verantwoordelijk voor en draagt het risico van de kavel direct na definitieve toewijzing van de kavel door de veilingmeester. (...) De veilingmeester is voor geen enkele schade of verlies van enig kavel aansprakelijk. (...)”
Een op 2 september 2005 opgemaakte notariële akte luidt, voor zover van belang:
“The undersigned, (...) D, civil law notary, (...) herewith certifies that:
(...)
at the aforementioned auction the aforementioned mare Poëtin 2 was sold to:
A, residing at Haras Te Hus,
Petit Mars, Nantes, France,
who therefore as per today is the owner of the aforementioned mare Poëtin 2.”
Op 2 september 2005 is het paard naar Frankrijk vervoerd.
Een verklaring van dr. E, de veearts die het paard bij aankomst in Parijs op 3 september 2005 heeft onderzocht, luidt, voor zover relevant, als volgt:
“1 GENERAL EXAM
The general status of Poetin is good. (...)
The horse was painfull walking with and without shoes. Hoofs were a bit warm. No digital pulse detected. (...)”
Bij faxbericht van 8 september 2005 heeft de toenmalige raadsvrouwe van B de directie van Lubbers Veilingen het volgende geschreven, voor zover relevant:
“(...) In afwachting van de (verdere) resultaten van het onderzoek (...) behoud ik mij namens de heer A alle rechten voor.
Ik ga ervan uit dat u als vertegenwoordiger van verkoper bent opgetreden. Zo niet, dan verzoek ik u deze faxbrief onverwijld aan de verkoper door te leiden, of mij te melden tot wie ik mij moet wenden. (...)”
Op 9 september 2005 heeft Lubbers Veilingen, bij faxbericht van haar raadsvrouwe, aan de raadsvrouwe van B geschreven, voor zover relevant:
“(...) Op basis van deze algemene voorwaarden, die in de veilingcatalogus (die ten behoeve van de veilingskopers is opgesteld) zijn afgedrukt, is cliënte niet aansprakelijk voor ondeugdelijkheid en/of non-conformiteit.
Daarnaast beroept cliënte zich direct op het bepaalde in artikel 7:19 BW. (...)
Op grond van zowel de van toepassing zijnde algemene voorwaarden alsmede het bepaalde in artikel 7:19 BW, wijst cliënte op voorhand iedere aansprakelijkheid van de hand. (...)”
Op 13 december 2005 is het paard als gevolg van een zware vorm van hoefbevangenheid afgemaakt.
Bij faxbericht van 13 maart 2006 heeft de raadsvrouw van B aan ING geschreven, voor zover relevant:
“(...) Ik vernietig hiermee namens mijn cliënt (...) op grond van alle bovenstaande feiten (bedrog/opzettelijke misleiding, subsidiair dwaling) de veilingkoop d.d. 1 september 2005 van de merrie Poetin II (...) alsmede de (integrale) Algemene Verkoopvoorwaarden, in het bijzonder de artt. 6 en 11. Voorts stel ik de ING hiermee op alle vorenstaande gronden aansprakelijk op grond van onrechtmatige daad. (...)”
Op 30 april 2006 heeft F, dierenarts, een schriftelijke verklaring afgelegd waarin onder meer staat:
“Hierbij verklaar ik F dierenarts, dat ik, in opdracht van de ING Bank te Amsterdam, de paarden afkomstig van Familie G (=Stoeterij De Keizershoeve) onder veterinair toezicht heb gehad (...).
D.d. 25/08/2005 is door mij klinisch geïnventariseerd de merrie Poetin (...) op de paardenkliniek van G (=Pferdeklinik Kerken) in Duitsland; dit paard werd door mij (en hem) voldoende geacht om getransporteerd te worden.
Tijdens het bezoek aan de betreffende kliniek is mij door G mondeling het volgende verklaard:
- -
De reden van verblijf in de betreffende kliniek: irritatie van het Lig. Annulare en de sesamschede van het rechter voorbeen.
- -
Het paard is door hem in de peesschede behandeld met een cortisone-preparaat en een hyaluronzuur-preparaat.
- G.
heeft tijdens dit bezoek geweigerd om het dossier behorend bij Poetin aan mij af te staan en derhalve heb ik geen voorgeschiedenis van dit paard in mijn bezit.”
Op 1 mei 2006 heeft notaris D aan de raadsvrouwe van ING een schriftelijke verklaring afgegeven waarin onder meer staat:
“(...) bevestig ik u hierbij voor de goede orde dat in de door mij op 2 september 2005 afgegeven verklaring met betrekking tot de veiling op 1 september 2005 van ondermeer de merrie Poëtin 2 (...) is vermeld, dat bedoelde merrie werd gekocht door de heer A te ( woonplaats ) op grond van de daaromtrent aan mij mondeling gegeven informatie door mevrouw C, die op de veiling feitelijk het hoogste bod op Poëtin 2 uitbracht. (...)”
Op 19 september 2006 heeft G, dierenarts verbonden aan de Pferdeklinik, een schriftelijke verklaring afgelegd waarin onder meer staat:
“(...) Ich erklärte ihm im Kern kurz die Krankengeschichte und erläuterte ihm insbesondere die Behandlungen, die wir vorgenommen hatten. Dies ist mir deshalb noch besonders erinnerlich, da mich der Kollege auf den günstigen Preis unseres Hyaluronsäurepräparates (HY 50) ansprach.
Ich erklärte, das Pferd wäre – wie auch aus der Rechnung ersichtlich – nur im Schritt an der Hand geführt worden. Soweit erinnerlich erklärte ich auch – auf eine entsprechende Frage hin – das Pferd könne bis in die Niederlande transportiert werden.
Ich kann versichern, das sowohl der Trainingszustand (nämlich untrainiert) als auch die Erkrankung (Entzündung von Sehnenscheide und Fesselgelenk) Bestandteil des Gesprächs mit dem Tierarzt waren und darüber hinaus aber diese Tatsachen auch aus der H ausgehändigten Rechnung hervorgingen, die der Tierarzt eingesehen hat. (...)”
De vordering
- B.
vordert – na wijziging van eis en verkort weergegeven – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
- a.
verklaring voor recht dat ING toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de verplichtingen uit de veilingkoopovereenkomst en dientengevolge volledig aansprakelijk is voor alle door A en/of Haras de Hu geleden schade, alsmede ontbinding van de veilingkoopovereenkomst,
- b.
vernietiging van artikel 6 van de Algemene Veilingvoorwaarden ex artikel 6:233 sub a BW, althans deze clausule ex artikel 6:248 BW buiten toepassing te laten,
- c.
ING te veroordelen tot betaling van:
- i.
een bedrag van EUR 1.125.360, terzake de vervangende waarde van het
paard ex artikel 6:272 BW,
ii. een bedrag van EUR 26.427,- aan kosten samenhangende met en voortvloeiende uit de veilingkoopovereenkomst,
iii. een bedrag van EUR 30.000,- aan kosten ter vaststelling van de schade en aansprakelijkheid en kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte,
iv. aanvullende schadevergoeding, nader op te maken bij staat,
- v.
de wettelijke rente over de sub i t/m iv genoemde bedragen, vanaf 1 september 2005, althans 13 maart 2006, althans vanaf de dag der dagvaarding tot de voldoening.
subsidiair:
vernietiging van de veilingkoopovereenkomst en de Algemene Veilingvoorwaarden wegens:
- 1.
bedrog dan wel dwaling en ING te veroordelen tot terugbetaling van de koopprijs ad EUR 1.125.360,-, alsmede tot betaling van de hiervoor onder ii t/m v genoemde bedragen, en de zaak ter bepaling van de aanvullende schadevergoeding te verwijzen naar de schadestaatprocedure,
- 2.
wederzijdse dwaling en ING te veroordelen tot terugbetaling van de koopprijs ad EUR 1.125.360,-, alsmede tot betaling van de hiervoor onder ii, iii en v genoemde bedragen,
meer subsidiair:
verklaring voor recht dat ING jegens A en/of Haras de Hus onrechtmatig heeft gehandeld en zich niet kan beroepen op de Algemene Veilingvoorwaarden, alsmede dat ING jegens A en/of Haras de Hus volledig aansprakelijk is, met veroordeling van ING tot betaling van de hiervoor onder i t/m v genoemde bedragen.
- B.
legt aan zijn vordering ten grondslag dat ING het paard als gezond topdressuurpaard heeft aangeboden en geveild, terwijl ING ervan op de hoogte was dat het paard langdurig in de Pferdeklinik was behandeld en daar zware medicijnen kreeg toegediend. ING heeft de relevante veterinaire gegevens omtrent het paard opzettelijk voor B verzwegen. Uit de door B overgelegde getuigenverklaring van G en de rekeningen van de Pferdeklinik blijkt dat ING tijdens de veiling op de hoogte was dan wel behoorde te zijn van de behandeling wegens chronische kreupelheid als gevolg van artrose en een peesontsteking. Deze medicatie had niet plotseling afgebroken mogen worden. Ook had het paard niet intensief onder het zadel bereden mogen worden zoals is gebeurd tijdens de veiling. Indien B op de hoogte was geweest van de gezondheidstoestand van het paard zou hij het paard niet hebben laten vervoeren naar Frankrijk. Voorts heeft ING in strijd met artikel 6 van de Algemene Veilingvoorwaarden A(in de persoon van C) verboden het paard aan een behoorlijk kopersonderzoek (waarbij het met name om de beweging van het paard op harde bodem gaat) te onderwerpen.
Als gevolg van het voorgaande is ING toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de veilingkoopovereenkomst, danwel heeft zij veilingkopers bedrogen althans in dwaling gebracht, danwel onrechtmatig gehandeld. Een beroep op de exoneratieclausule in de Algemene Veilingvoorwaarden of artikel 7:19 BW kan ING niet baten, nu zij misleidend heeft gehandeld en informatie heeft verzwegen, aldus steeds B
Het verweer
ING betwist de vordering. Allereerst voert zij hiertoe aan dat uit het overgelegde “buyers registration form” volgt dat het paard op de veiling is gekocht door Haras de Hus en niet door A, zodat A niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vordering. Vervolgens voert ING tegen de primaire vordering van B aan dat het paard is verkocht tijdens een veilingkoop waarop artikel 7:19 BW van toepassing is. Haras de Hus of A, indien de rechtbank hem ontvankelijk verklaart, kunnen op grond van lid 2 van dit artikel geen beroep doen op non-conformiteit bij de verkoop, tenzij wordt aangetoond dat ING subjectieve wetenschap had van deze non-conformiteit, hetgeen ING nadrukkelijk betwist. Ten eerste heeft ING het paard niet geveild als een gezond topdressuurpaard; tijdens de veiling is immers meegedeeld dat het paard gestald was bij de Pferdeklinik in verband met een irritatie van de sesamschede rechtsvoor. Ten tweede was ING niet op de hoogte van een lopende behandeling en langdurige therapie wegens kreupelheid. Ook heeft B nagelaten binnen bekwame tijd als bedoeld in artikel 7:23 BW een beroep op non-conformiteit te doen. Voorts voert ING aan dat er geen grond is om de exoneratieclausule uit de Algemene Veilingvoorwaarden te vernietigen.
Tegen de subsidiaire en meer subsidiaire vordering van B voert ING aan dat B geen beroep op een wilsgebrek toekomt of een vordering wegens onrechtmatige daad, nu zij niet tijdig heeft geklaagd in de zin van artikel 7:23 BW. Voorts is geen sprake geweest van bedrog, (wederzijdse) dwaling of onrechtmatig handelen van ING. Op ING rustte in het kader van de executoriale veilingverkoop geen verplichting om de rekeningen van Pferdeklink te bestuderen dan wel het paard uitgebreid te onderzoeken. ING heeft aan potentiële kopers meegedeeld dat het paard op de Pferdeklinik had gestaan en heeft voorts alle informatie meegedeeld die zij van G had verkregen. De stelling van A dat hij geen kopersonderzoek heeft kunnen uitvoeren is onjuist; volgens ING hebben meerdere potentiële kopers in de stal het paard bekeken. Tot slot betwist ING de door B gevorderde schade.
De beoordeling
Ontvankelijkheid A en Haras de Hus
Allereerst staat ter beoordeling de vraag wie op 1 september 2005 eigenaar is geworden van het paard, A of Haras de Hus. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt. Op het buyer registration form staat Haras de Hus vermeld als koper en C als contactpersoon. Daags na de veiling heeft C echter een notariële verklaring laten opstellen waaruit volgt dat A eigenaar is geworden van het paard. Dat ook A daarvan uitgaat blijkt uit de correspondentie die zijn raadsman namens hem heeft verstuurd aan onder meer Lubbers Veilingen en ING en het feit dat A, en niet Haras de Hus, een kort geding procedure jegens ING heeft aangespannen. Hieruit leidt de rechtbank af dat A zichzelf als eigenaar van het paard ziet. Anders dan A stelt is echter geen sprake geweest van een consumentenkoop als bedoeld in artikel 7:5 BW. A heeft het paard gekocht in de uitoefening van zijn bedrijf, de stalhouderij/stoeterij, gelet op het feit dat hij het paard in de sport wilde laten uitbrengen en ook wilde gebruiken als fokmerrie. Op grond het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat A eigenaar is geworden van het paard.
Non-conformiteit
- A.
doet primair een beroep op non-conformiteit en stelt dat ING is tekort geschoten in de nakoming van de veilingovereenkomst, nu het paard op 1 september 2005 niet aan de overeenkomst beantwoordde. Artikel 7:19 BW staat volgens hem niet aan deze vordering in de weg, nu ING ten tijde van de veiling wist dat het paard kreupel was en zij dit opzettelijk heeft verzwegen voor potentiële kopers. Uit de facturen van de Pferdeklinik had ING (in de persoon van de door haar ingeschakelde dierenarts F en paardentaxateur H) moeten afleiden hoe lang het paard al kreupel was en met welke medicijnen zij was behandeld. Ook heeft G, zoals blijkt uit zijn verklaring, F meegedeeld waarvoor het paard werd behandeld en hem in het bijzonder de uitgevoerde behandelingen met medicijnen toegelicht. Op de veiling werd echter slechts omgeroepen dat het paard was behandeld in verband met een irritatie van de sesamschede rechtsvoor. Indien A op de hoogte was geweest van de kreupelheid zou hij het paard niet hebben gekocht.
ING heeft aangevoerd dat A in zijn vorderingen niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu hij de klachttermijn van artikel 7:23 BW heeft laten verlopen zonder aan ING te melden dat het paard niet aan de overeenkomst beantwoordde. Voorts heeft zij aangevoerd dat zij alle bij haarzelf bekend zijnde informatie rondom de medische situatie van het paard tijdens de veiling heeft meegedeeld. ING betwist dat G haar zou hebben meegedeeld dat het paard langdurig werd behandeld wegens kreupelheid.
Artikel 7:23 lid 1 BW bepaalt dat de koper er geen beroep op kan doen dat hetgeen is afgeleverd niet aan de overeenkomst beantwoordt, indien hij de verkoper daarvan niet binnen bekwame tijd nadat hij dit heeft ontdekt of redelijkerwijs had behoren te ontdekken, kennis heeft gegeven. Indien aan de zaak een eigenschap ontbreekt die deze volgens de verkoper bezat, of de afwijking betrekking heeft op feiten die hij kende of behoorde te kennen doch die hij niet heeft meegedeeld, dan moet de kennisgeving binnen bekwame tijd na de ontdekking geschieden. A stelt dat ING geen bescherming kan ontlenen aan artikel 7:23 BW, nu wel onmiddellijk is geklaagd na de ontdekking van de gebreken. Op 8 september 2005 heeft de toenmalige raadsvrouwe van A immers I, advocaat van Lubbers Veilingen, op de hoogte gesteld. I had deze brief aan ING kunnen doorleiden of de toenmalige raadsvrouwe van A behoren te informeren dat zij zich tot de ING diende te wenden, conform haar uitdrukkelijke verzoek.
Het beroep van ING op artikel 7:23 BW slaagt. A had ING als verkoper op de hoogte dienen te stellen dat het paard niet aan de overeenkomst beantwoordde. Het feit dat hij bij Lubbers Veilingen heeft geklaagd is niet voldoende. Gesteld noch gebleken is dat ING tijdig op de hoogste is gesteld, of dat aan ING zou zijn toe te rekenen dat de klacht haar niet binnen bekwame tijd heeft bereikt. Het feit dat Lubbers Veilingen de brief van de raadsvrouwe van A niet heeft doorgeleid aan ING of haar heeft meegedeeld tot wie zij zich diende te wenden, komt voor risico van A. Voorzover A heeft betoogd dat ING kennis droeg van de kreupelheid, maar heeft verzuimd deze aan de koper mee te delen - hetgeen ING heeft betwist -, om welke reden ING geen beroep zou toekomen op het bepaalde in artikel 7:23 lid 1 BW, geldt het volgende. Ook indien ING kennis zou hebben gehad van de kreupelheid en A als koper daar niet van op de hoogte zou hebben gesteld, dan nog geldt dat de mededeling aan ING binnen bekwame tijd na ontdekking van de kreupelheid door A had moeten plaatsvinden (artikel 7:23 lid 1 2e volzin BW). Wat in een bepaald geval een bekwame tijd is hangt af van de omstandigheden van het geval. De wetgever ging echter uit van een betrekkelijk korte termijn. De jurisprudentie hanteert in het licht van de wetsgeschiedenis veelal een termijn van twee maanden. A was op de hoogte van de kreupelheid van het paard bij aankomst van het paard in Petit Mars op 3 september 2005. Echter pas bij faxbericht van 13 maart 2006 heeft de raadsvrouwe van A ING op de hoogte gesteld van het gebrek. In dit geval is geen grond aangevoerd, waarom de klachttermijn is overschreden. A heeft ook geen feiten of omstandigheden gesteld, waarom een beroep op de termijn naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Nu A niet binnen bekwame tijd als bedoeld in artikel 7:23 lid 1 BW ING heeft geïnformeerd dat het paard niet aan de overeenkomst beantwoordde, komt hem geen beroep op non-conformiteit toe.
Subsidiair stelt A dat sprake is bedrog, dwaling dan wel wederzijdse dwaling, meer subsidiair stelt A dat sprake is van onrechtmatig handelen door ING. ING heeft hiertegen aangevoerd dat ook de subsidiaire en meer subsidiaire vorderingen dienen te worden afgewezen, nu A de klachttermijn van artikel 7:23 BW heeft laten verlopen. Ook dit verweer slaagt. Met ING is de rechtbank van oordeel dat de klachttermijn van 7:23 BW ook geldt voor vorderingen gegrond op dwaling, bedrog of onrechtmatige daad. Het artikel sterkt tot bescherming van de belangen van de verkoper en is van toepassing op iedere rechtsvordering van de koper die feitelijk gegrond is op het niet-beantwoorden van de afgeleverde zaak aan de overeenkomst, of die vordering nu is gebaseerd op een wilsgebrek, wanprestatie of op onrechtmatige daad.
Uit het voorgaande volgt dat de vorderingen van A zullen worden afgewezen. B zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van ING worden begroot op:
- -
vast recht 4.667,00
- -
salaris procureur 6.422,00 (2,0 punten × tarief EUR 3.211,00)
Totaal EUR 11.089,00
De beslissing
De rechtbank
wijst de vorderingen af,
veroordeelt B in de proceskosten, aan de zijde van ING tot op heden begroot op EUR 11.089,00,
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.C.H. Blankevoort en in het openbaar uitgesproken op 8 augustus 2007.?