Einde inhoudsopgave
Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg
Artikel 85a
Geldend
Geldend vanaf 01-04-2019
- Bronpublicatie:
11-07-2018, Stb. 2018, 260 (uitgifte: 24-08-2018, kamerstukken: 34629)
- Inwerkingtreding
01-04-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-02-2019, Stb. 2019, 111 (uitgifte: 14-03-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Gezondheidsrecht / Klacht- en tuchtrecht
Gezondheidsrecht / Ordening en verzekering
1.
De inspecteur kan een beroepsbeoefenaar die in een der in artikel 47, tweede lid, vermelde hoedanigheden in een register ingeschreven staat, een last tot onmiddellijke onthouding van de beroepsactiviteiten voor het betrokken beroep opleggen.
2.
Een last als bedoeld in het eerste lid kan worden opgelegd indien:
- a.
gedragingen van de beroepsbeoefenaar hebben geleid tot ernstige benadeling van de gezondheid van personen of een aanmerkelijke kans daarop, dan wel indien die gedragingen blijk geven van een persoonlijkheid die zich niet verdraagt met het door hem uitgeoefende beroep, en
- b.
de gedragingen van de beroepsbeoefenaar van zodanige aard zijn dat het belang van de volksgezondheid meebrengt dat de beroepsbeoefenaar zijn beroepsactiviteiten staakt totdat een regionaal tuchtcollege als bedoeld in artikel 47, derde lid, over dat handelen heeft geoordeeld.
3.
De in het eerste lid bedoelde last eindigt acht weken na de dag waarop de last aan de beroepsbeoefenaar is bekend gemaakt, tenzij de inspecteur binnen die periode van acht weken tegen de beroepsbeoefenaar bij het regionale tuchtcollege een klaagschrift heeft ingediend dan wel met betrekking tot die beroepsbeoefenaar een voordracht als bedoeld in artikel 79 heeft gedaan.
4.
Indien de inspecteur met inachtneming van het derde lid een zaak aanhangig heeft gemaakt bij het regionale tuchtcollege, blijft de in het eerste lid bedoelde last van kracht totdat dat tuchtcollege een einduitspraak heeft gedaan.
5.
Indien de inspecteur binnen de periode van acht weken afziet van het indienen van een tuchtklacht dan wel het doen van een voordracht als bedoeld in artikel 79, doet hij daarvan zo spoedig mogelijk mededeling aan de beroepsbeoefenaar. De last komt daarmee ten einde. In de mededeling wordt de datum vermeld waarop de last ten einde is gekomen.
6.
De inspecteur meldt de beroepsbeoefenaar aan wie hij een last heeft opgelegd na het verstrijken van de periode van acht weken zo spoedig mogelijk dat de last is beëindigd indien hij niet binnen die periode een tuchtklacht heeft ingediend dan wel een voordracht heeft gedaan als bedoeld in artikel 79.
7.
De inspecteur vermeldt in zijn klaagschrift dan wel de voordracht dat aan de betrokken beroepsbeoefenaar een last als bedoeld in het eerste lid is opgelegd.
8.
De secretaris zendt het afschrift van het klaagschrift dan wel van de voordracht zo spoedig mogelijk aan de betrokken beroepsbeoefenaar.