Rb. Rotterdam, 29-01-2015, nr. ROT 14/8982 en 14/9008
ECLI:NL:RBROT:2015:618
- Instantie
Rechtbank Rotterdam
- Datum
29-01-2015
- Zaaknummer
ROT 14/8982 en 14/9008
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROT:2015:618, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 29‑01‑2015; (Voorlopige voorziening)
- Wetingang
- Vindplaatsen
JOR 2015/75 met annotatie van mr. S.M.C. Nuijten
Uitspraak 29‑01‑2015
Inhoudsindicatie
Op grond van artikel 1:97, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet op het financieel toezicht (Wft) maakt DNB een boetebesluit op grond van die wet na bekendmaking openbaar, indien de bestuurlijke boete is opgelegd voor overtreding van een bepaling die bij het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector (Bbbfs) beboetbaar is gesteld met tariefnummer 3. Gelet op het belastende karakter van de openbaarmaking op grond van vermelde bepaling, is de voorzieningenrechter van oordeel dat deze bepaling in overeenstemming met het rechtszekerheidsbeginsel zo dient te worden begrepen dat die verwijst naar het Bbbfs zoals dat luidt ten tijde van het begaan van de betreffende overtreding. Nu ten tijde van het beweerdelijk begaan van de overtredingen van artikel 3:10, eerste lid, onderscheidenlijk artikel 3:17, eerste lid, van de Wft die overtredingen op grond van artikel 10 van het Bbbfs beboetbaar waren gesteld met tariefnummer 2, volgt uit het voorgaande dat artikel 1:97, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wft geen grondslag biedt voor het publicatiebesluit. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt toegewezen.
Rechtbank Rotterdam
Team Bestuursrecht 2
zaaknummers: ROT 14/8982 en ROT 14/9008
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van
29 januari 2015 op de verzoeken om voorlopige voorziening in de zaken tussen
de naamloze vennootschap Delta Lloyd Levensverzekering N.V., verzoekster 1, en
de naamloze vennootschap Delta Lloyd N.V., verzoekster 2,
gemachtigde: mr. C.E. Honée,
[a], verzoeker 1, en
[b] , verzoeker 2,
gemachtigde: mr. G.P. Roth,
en
de naamloze vennootschap De Nederlandsche Bank N.V. (DNB), verweerster,gemachtigden: mr. R.W. Veldhuis en mr. M.L. Batting.
Zitting hebben mr. D. Haan, voorzieningenrechter, en mr. M.J.F.J. van Beek, griffier.
Namens verzoekster 1 en verzoekster 2 is ter zitting verschenen hun gemachtigde, vergezeld door mr. L.P.W. Mensink en mr. N.M.D. van der Aa. Verzoeker 1 en verzoeker 2 zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde en mr. J.S. Roepnarain. Voor DNB zijn verschenen haar gemachtigden, vergezeld door dr. J. Sijbrand en mr. M.J.J.M Gloudemans, beiden werkzaam bij DNB.
Na de sluiting van het onderzoek ter zitting op 29 januari 2015 heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan. De beslissing en de gronden van de beslissing luiden als volgt.
Beslissing
De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening van Delta Lloyd Levensverzekering N.V. toe en schorst het publicatiebesluit van 17 december 2014
(kenmerk 2014/2128225);
- wijst de verzoeken van de andere verzoekers af;
- bepaalt dat DNB aan Delta Lloyd Levensverzekering N.V. het betaalde griffierecht van € 328,- vergoedt;
- veroordeelt DNB in de proceskosten van Delta Lloyd Levensverzekering N.V. tot een bedrag van € 974,-
De beslissing berust op de volgende gronden:
Op grond van artikel 1:97, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet op het financieel toezicht (Wft) maakt DNB een boetebesluit op grond van die wet na bekendmaking openbaar, indien de bestuurlijke boete is opgelegd voor overtreding van een bepaling die bij het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector (Bbbfs) beboetbaar is gesteld met tariefnummer 3.
Daargelaten of de openbaarmaking van een boetebesluit kwalificeert als bestraffende sanctie, moet worden geoordeeld dat, gelet op de diffamerende werking die ervan uitgaat, het een belastend besluit betreft. Dat is in dit geval ook niet anders. Dat Delta Lloyd met persberichten zelf reeds publiek heeft gemaakt dat DNB Delta Lloyd Levensverzekering N.V. een bestuurlijke boete heeft opgelegd, sluit niet uit dat de diffamerende werking die daarvan reeds is uitgegaan, wordt vergroot door vroegtijdige openbaarmaking van het boetebesluit, gelet op de inhoud daarvan.
Gelet op het belastende karakter van de openbaarmaking op grond van vermelde bepaling, is de voorzieningenrechter van oordeel dat deze bepaling in overeenstemming met het rechtszekerheidsbeginsel zo dient te worden begrepen dat die verwijst naar het Bbbfs zoals dat luidt ten tijde van het begaan van de betreffende overtreding. Daar bestaat in dit geval temeer aanleiding toe nu tussen het beweerdelijk begaan van de overtredingen en de wijziging van artikel 10 van het Bbbfs, waarbij die overtredingen beboetbaar zijn gesteld met tariefnummer 3, ruim twee jaren liggen.
Nu ten tijde van het beweerdelijk begaan van de overtredingen van artikel 3:10, eerste lid, onderscheidenlijk artikel 3:17, eerste lid, van de Wft die overtredingen op grond van
artikel 10 van het Bbbfs beboetbaar waren gesteld met tariefnummer 2, volgt uit het voorgaande dat artikel 1:97, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wft geen grondslag biedt voor het publicatiebesluit.
De conclusie is dat het publicatiebesluit bij heroverweging in bezwaar zal moeten worden herroepen, zodat de gevraagde schorsing van dat besluit voor toewijzing in aanmerking komt, en wel op die wijze dat de schorsing pas vervalt indien zich één van de in artikel 8:85, tweede lid, van de Awb vermelde situaties voordoet. Er bestaat geen reden om de voorziening in de tijd te beperken, omdat het geconstateerde gebrek in bezwaar niet verholpen kan worden.
Wat betreft de afwijzing van de verzoeken om voorlopige voorziening van de andere verzoekers overweegt de voorzieningenrechter dat, daargelaten of zij als rechtstreeks belanghebbenden zijn aan te merken bij het publicatiebesluit, zij geen belang meer hebben bij hun verzoek nu de verzochte voorziening reeds is toegewezen naar aanleiding van het verzoek van Delta Lloyd Levensverzekering N.V..
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.
Waarvan proces-verbaal,
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op: