Rb. Haarlem (vzr.), 21-12-2006, nr. 130023 / KG ZA 06-568, nr. 130278 / KG ZA 06-579
ECLI:NL:RBHAA:2006:BA4234
- Instantie
Rechtbank Haarlem (Voorzieningenrechter)
- Datum
21-12-2006
- Magistraten
Mr. A.H. Schotman
- Zaaknummer
130023 / KG ZA 06-568
130278 / KG ZA 06-579
- LJN
BA4234
- Vakgebied(en)
Internationaal privaatrecht (V)
Verbintenissenrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBHAA:2006:BA4234, Uitspraak, Rechtbank Haarlem (Voorzieningenrechter), 21‑12‑2006
Uitspraak 21‑12‑2006
Mr. A.H. Schotman
Partij(en)
Vonnis in kort geding van 21 december 2006
in de zaak van
1 HOLLAND MIDDLE EAST TRADING LTD.,
een rechtspersoon naar het recht van de Britse Maagdeneilanden, gevestigd te Dubai, Verenigde Arabische Emiraten,
2. [eiser 2],
wonende te [woonplaats], Verenigde Arabische Emiraten,
3. [eiser 3],
wonende te [woonplaats], Verenigde Arabische Emiraten,
4. POWER PLATE TRADING LLC,
een rechtspersoon naar het recht van de Verenigde Arabische Emiraten, gevestigd te Dubai, Verenigde Arabische Emiraten,
eisers,
advocaten mr. M.E. Koppenol-Laforce en mr. J. Meuleman te Amsterdam,
procureur mr. M. Middeldorp,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
POWER PLATE INTERNATIONAL B.V.,
gevestigd te Amstelveen, kantoorhoudende te Badhoevedorp,
gedaagde,
advocaten mr. A.J. Fioole en mr E.A.V. van Dam te Amsterdam,
procureur mr H.K. Garvelink.
Eisers zullen hierna HMET, [eiser 2], [eiser 3] en Power Plate Trading worden genoemd. Tezamen zullen laatstgenoemden worden aangeduid als HMET cs. Gedaagde zal in het navolgende PPI worden genoemd.
1. De procedure
1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit
- —
de dagvaarding;
- —
een incidentele vordering tot zekerheidstelling van de zijde van PPI;
- —
de mondelinge behandeling;
- —
de pleitnota van Holland Middle East Trading Ltd.;
- —
de pleitnota van Power Plate International BV.
1.2
Ter mondelinge behandeling d.d. 19 december 2006 heeft de voorzieningenrechter PPI in de gelegenheid gesteld om te trachten te bewerkstelligen dat na te noemen tussen partijen aanhangige procedure bij Dubai Court of First Instance in Dubai (Verenigde Arabische Emiraten) zal worden aangehouden, waarbij met partijen is afgesproken dat, indien uiterlijk op 20 december 2006 geen uitsluitsel omtrent bedoelde aanhouding zal zijn verkregen, ten aanzien van de vordering, zoals hierna weergegeven onder 3.1. sub II, vonnis zal worden gewezen op 21 december 2006 alsmede dat ten aanzien van de vorderingen, zoals hierna weergegeven onder 3.1 sub I en III en ten aanzien van de incidentele vordering tot zekerheidstelling op een nader te bepalen datum zal worden beslist.
2. De feiten
2.1
PPI heeft bij de Dubai Courts of First Instance (Verenigde Arabische Emiraten) onder Suit Number 781/2006 tegen HMET, Power Plate Middle East, [eiser 2], [eiser 3] en Power Plate Trading een procedure aanhangig gemaakt, waarin zij vordert:
‘(…)
- 1—
Confirm the termination of the agreements dated 20.9 2004 and 1.6 2005 as from 19.10.2006 in cancel the same along with all their effects, and obligate the Defendants jointly and severally to pay the sum of Euro 28,000,000 or its Dirhams equivalent of 128,800,000 by way of material and moral damages for the Plaintiff.
- 2—
Obligate the Defendants in the same capacities to pay legal interest as from the date of entitlement until final settlement along with the court fees, cost and advocacy fees.’
2.2
De eerste behandeling is bepaald op 9 januari 2007.
3. Het geschil
3.1
Holland Middle East Trading Ltd vordert — samengevat — dat de voorzieningenrechter bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
- I.
(…).
- II.
PPI zal gebieden de onder Suit Number 781/2006 bij de Dubai Court of First Instance tegen HMET, Power Plate Middle East, [eiser 2], [eiser 3] en Power Plate Trading LLC aanhangig gemaakte procedure binnen vierentwintig uur na betekening van het in deze te wijten vonnis in te trekken en ingetrokken te houden, totdat in een door HMET bij de rechtbank te Haarlem aanhangig te maken bodemprocedure bij een in kracht van gewjjsde gegaan vonnis zal zijn geoordeeld over de aansprakelijkheid van PPI jegens HMET, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000.000,-- voor elke dag dat PPI daarmee in gebreke blijft, een gedeelte van een dag daaronder begrepen, althans op straffe van een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen dwangsom.
- III.
(…)
3.2
HMET cs leggen aan het sub II. gevorderde ten grondslag dat PPI door middel van de hiervoor genoemde dagvaarding d.d. 16 november 2006 een procedure heeft aangespannen voor de Dubai Court of First Instance strekkende tot betaling van € 28.000.000,-- zonder dat daar een behoorlijke grondslag voor is en is gesteld. Zij menen dat PPI zich aldus schuldig maakt aan misbruik van procesrecht, onder meer omdat HMET cs door een voordien plaatsgevonden hebbende onrechtmatige opzegging van voormelde distributieovereenkomst van inkomsten zijn verstoken en [eiser 2] en [eiser 3] binnenkort niet meer in Dubai kunnen verblijven, omdat zij hoge kosten moeten maken, om zich daar te kunnen verdedige , waarvoor zij niet de middelen hebben, en omdat er een kans bestaat dat in Dubai hun paspoorten worden ingenomen.
3.3
PPI heeft (ter zitting) twee weren gevoerd. Zij stelt dat de Nederlandse rechter zich niet kan uitlaten over de bevoegdheid van de rechter in Dubai en dat PPI een rechtens te respecteren belang heeft bij het procederen in Dubai, omdat zij een eventueel toewijzend vonnis van een Nederlandse rechter bij gebreke van een executieverdrag tussen Nederland en de Verenigde Arabische Emiraten op de laatstgenoemde plaats niet zou kunnen executeren en de zaak daar dan zou moeten ‘overdoen’. PPI meent dat zij door de onderhavige handelwijze te volgen, juist ‘schadebeperkend’ heeft gehandeld.
4. De beoordeling
4.1
Bij de beoordeling van een vordering als de onderhavige, die strekt tot het blokkeren van een partij in het zoeken van een door deze verkozen rechtsingang, is het uitgangspunt dat een ieder ter zake van het vervolgen van een aanspraak het recht heeft om de rechter van zijn keuze te adiëren.
Er kunnen bijzondere omstandigheden zijn die een afwijking van dit uitgangspunt rechtvaardigen. Een beroep op een tussen partijen geldend forumkeuzebeding is daartoe op zichzelf echter onvoldoende.
Verder is uitgangspunt dat de vordering de Nederlandse rechter niet noopt om een oordeel te geven over de bevoegdheid van de rechter te Dubai. De vordering legt de vraag voor of PPI in de geschetste omstandigheden jegens HMET cs onrechtmatig handelt, door hun pretense vordering (mogelijk in strijd met een forumkeuzebeding) voor de rechter te Dubai aanhangig te maken.
4.2
Die vraag wordt bevestigend beantwoord. Door jegens HMET cs in Dubai een procedure aanhangig te maken maakt PPI misbruik van procesrecht. Hiervoor is het volgende redengevend.
4.3
In de door PPI jegens Power Plate Middle East bij de Dubai Court of First instance aanhangig gemaakte procedure vordert PPI een bedrag van € 28.000.000,--. PPI stelt ter onderbouwing dat zij de Licensee Agreements van 20 september 2004 en 1 juni 2005 heeft beëindigd, dat dit een verplichting voor HMET met zich brengt om de waarde van de door PPI aan PPME geleverde zaken te betalen, en dat zij ‘material and moral damages’ heeft geleden ten gevolge van de door haar gestelde contractsbreuk. PPI heeft echter nagelaten om in de uitgebrachte dagvaarding een onderbouwing van de grondslag van haar vordering op te nemen en de door haar gestelde schade, die op het eerste gezicht absurd hoog lijkt, in enig opzicht te specificeren, terwijl PPI ook nadien bedoelde onderbouwing en specificatie — ondanks verzoek van HMET cs hiertoe — niet heeft verschaft. De gedachte dringt zich dan op dat die onderbouwing en specificatie niet kunnen worden gegeven.
4.4
Vast staat dat PPI deze vordering heeft ingesteld nadat het haar duidelijk was geworden dat HMET cs zich niet wensten neer te leggen bij de plotselinge opzegging van de voorheen tussen partijen geldende distibutieovereenkomst door PPI bij brief van 19 oktober 2006. Uit de dagvaarding blijkt dat de vordering verband houdt met deze overeenkomst, hetgeen, meebrengt dat op de vordering het door partijen in de overeenkomst gekozen Nederlandse recht van toepassing is en dat de rechtbank Haarlem de, in de overeenkomst, gekozen bevoegde rechter is. Onder die omstandigheden ligt het niet in de rede om, de verdediging in Dubai in te stellen. Een Nederlandse rechter is immers beter in staat om de voor beëindiging van distributieovereenkomsten geldende Nederlandse rechtszegels toe te passen dan zijn ambtsgenoot in Dubai.
4.5
HMET cs hebben gesteld dat de kosten van een procedure in Dubai bijzonder hoog zijn, aangezien het honorarium van advocaten in de Verenigde Emiraten een percentage van de vordering beloopt. PPI heeft na de zitting een aan haar gerichte fax van [naam 1] &
Company van 20 december 2006 ingezonden, waarin wordt bevestigd dat de mogelijkheid bestaat dat advocaten in Dubai hun cliënten een honorarium in rekening brengen dat bestaat uit een percentage van de gevorderde som, dat kan oplopen tot 20 procent In de fax wordt weliswaar opgemerkt dat dit strijdig is met het in de Verenigde Arabische Emiraten geldende recht, maar dat sluit niet uit dat het praktijk is, zoals HMET cs hebben opgemerkt.
Dat betekent dat rekening moeten worden gehouden met de mogelijkheid dat HMET cs niet de middelen hebben om zich in Dubai adequaat te verweren.
4.6
Verder hebben HMET cs ten zitting de vrees uitgesproken dat zij, verblijvend in Dubai met het ook op het behartigen van hun belangen in meergenoemde procedure, zullen worden geconfronteerd met inname van hun paspoort. In voormelde fax van [naam 1] is opgemerkt dat van de zijde van gedaagden niet is aangedrongen op een inname van de paspoorten van HMET cs en dat zij hiertoe ook niet voornemens zijn. HMET cs betwisten echter dat er geen risico van inname van de paspoorten bestaat. Nu dit punt op de zitting niet door PPI aan de orde is gesteld en algemeen bekend is dat de praktijken terzake in de betrokken regio kras kunnen zijn, dient er voorshands vanuit te worden gegaan dat een dergelijk risico niet is uitgesloten.
4.7
De situatie waarin HMET cs verkeren is een gevolg van de onverhoedse en onmiddellijke opzegging van de distibutieovereenkomst door PPI. Zoals ter zitting al mondeling en bij wege van ‘schot voor de boeg’ is uiteengezet, lijkt het erop dat die opzegging onrechtmatig is en daardoor wordt verklaard dat PPI het na verkoop van de aandelen aan een Amerikaanse investeerder in gang gezette bedrijfsbeleid ditctaatsgewijze heeft willen doorvoeren, en niet gediend was van een distributeur die voor zijn rechten opkwam.
4.8
Tegen deze achtergrond mogen hoge eisen worden gesteld aan de wijze waarop PPI haar belang bij het op dit moment procederen in Dubai aannemelijk maakt. Aan die eisen voldoet zij niet. Zij heeft, als gezegd; ook in dit geding geen inzicht gegeven in de grondslag van haar vordering, heeft geen begin van onderbouwing van haar schade gegeven en heeft niet weersproken dat er in Dubai nauwelijks verhaalsobjecten zijn. De conclusie kan dan ook geen andere zijn dan dat de procedure in Dubai maar met één doel is begonnen: het leven van de wederpartij zo zuur en moeilijk mogelijk maken, wellicht om op die manier een goede positie te krijgen bij het uitonderhandelen van de afrekening die terzake van bedoelde opzegging nog zal moeten plaatsvinden..
Dat brengt mee dat de na te geven voorziening op zijn plaats is. Deze voorziening kan worden beschouwd als een gedeeltelijke toewijzing van de ingestelde vordering, nu deze PPI de vrijheid laat om haar aanspraken hetzij in reconventie in een door HMET cs aan te spannen geding, hetzij als zelfstandige vordering voor de Nederlandse rechter te vervolgen, en, PPI dus niet afhankelijk maakt van procesinitiatieven van HMET cs.
4.9
Iedere verdere beslissing op de overige in dit geding ingestelde vorderingen zal worden aangehouden.
4.10
Over de kosten zal bij het volgende vonnis in deze zaak worden beslist.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1
veroordeelt PPI om de onder Suit nummer 781/2006 bij de Dubai Courts of First Instance tegen Holland Middle East Teadc Company Limited, Power Plate Middle East, [eiser 2], [eiser 3] en Power Plate Trading L.L.C. aanhangig gemaakte vordering op 9 januari 2007 of op enige andere eerste mogelijkheid in te trekken, of de betrokken procedure vanaf het moment van betekening van dit vonnis zonder enig financieel of processueel bezwaar voor HMET cs slapende te houden, onder het verschaffen aan HMET cs van afschrift van de terzake schriftelijk aan de behandelend advocaat te Dubai te verstrekken opdrachten, totdat omtrent de door PPI met die vordering gepretendeerde aanspraken in een in kracht van gewijsde gegane uitspraak door de Nederlandse rechter zal zijn beslist.
5.2
bepaalt dat PPI voor iedere keer dat zij handelt in strijd met dit verbod een dwangsom verbeurt van € 1.000.000,-- (één miljoen euro) tot een maximum van € 28.000.000,-- (achtentwintig miljoen euro),
5.3
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4
houdt iedere verdere beslissing op de overige in dit geding ingestelde vorderingen aan
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H. Schotman en in het openbaar uitgesproken op 21 december 2006.