Hof 's-Gravenhage, 05-03-2008, nr. 81-H-07, nr. 91-H-07
ECLI:NL:GHSGR:2008:BC7189
- Instantie
Hof 's-Gravenhage
- Datum
05-03-2008
- Zaaknummer
81-H-07
91-H-07
- LJN
BC7189
- Vakgebied(en)
Schenk- en erfbelasting (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSGR:2008:BC7189, Uitspraak, Hof 's-Gravenhage, 05‑03‑2008; (Hoger beroep)
- Vindplaatsen
Uitspraak 05‑03‑2008
Inhoudsindicatie
Verdeling gemeenschap; reprisevordering; bevel artikel 22 Rv.
GERECHTSHOF 's-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 5 maart 2008
Rekestnummer. : 81-H-07 en 91-H-07
Rekestnr. rechtbank : FA RK 04-119
In de zaak met rekestnummer 81-H-07
[verweerster],
wonende te Zwammerdam,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
procureur mr. J.P. Verhaar
[appellant],
wonende te Zwammerdam,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
procureur mr. E.J.P. Nolet.
In de zaak met rekestnummer 91-H-07
[appellant],
wonende te Zwammerdam,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
procureur mr. E.J.P. Nolet,
tegen
[verweerster],
wonende te Zwammerdam,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
procureur mr. J.P. Verhaar-Kok.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
In de zaak met het rekestnummer 81-H-07 is de vrouw op 19 januari 2007 in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank 's-Gravenhage van 20 oktober 2006 en van de in die procedure gegeven tussenbeschikking van 27 oktober 2005. De man is in de zaak met rekestnummer 91-H-07 op 22 januari 2007 in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking van de rechtbank 's-Gravenhage van 20 oktober 2006.
De vrouw heeft op 1 maart 2007 in de zaak met rekestnummer 91-H-07 een verweerschrift ingediend.
De man heeft op 6 maart 2007 in de zaak met rekestnummer 81-H-07 een verweerschrift ingediend.
Van de zijde van de vrouw zijn bij het hof op 1 juni 2007 en 11 juni 2007 aanvullende stukken ingekomen.
Van de zijde van de man zijn bij het hof op 6 maart 2007, 25 april 2007 en 4 januari 2008 aanvullende stukken ingekomen.
Op 11 januari 2008 zijn de zaken mondeling gevoegd behandeld. Verschenen zijn: de vrouw, bijgestaan door haar procureur, en de man, bijgestaan door mr. L.F. Delfgaauw. Partijen hebben het woord gevoerd, de raadslieden van partijen onder meer aan de hand van de bij de stukken gevoegde pleitnotities.
HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikkingen en de beschikking van 1 oktober 2004 van de rechtbank .
Bij de beschikking van 1 oktober 2004 is onder meer tussen partijen de echtscheiding uitgesproken en is de behandeling ten aanzien van de verdeling aangehouden teneinde partijen in de gelegenheid te stellen stukken in het geding te brengen.
Bij de bestreden beschikking van 11 oktober 2005 is de behandeling wederom aangehouden, opdat partijen stukken in het geding kunnen brengen en overleg met elkaar kunnen voeren.
Bij de bestreden beschikking is de verdeling van de huwelijksgemeenschap vastgesteld.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
Algemeen
1. De vrouw verzoekt het hof de beschikkingen van 27 oktober 2005 en 20 oktober 2006 van de rechtbank 's-Gravenhage ten aanzien van de beslissingen inzake het onroerend goed te Tsjechië, de inboedel te Tsjechië, de Dodge en de afrekening van de banksaldi te herzien en voorts opnieuw te beschikken zoals door de vrouw wordt verzocht dan wel over de betreffende onderwerpen een zodanige beslissing te nemen als het hof redelijk acht. De man bestrijdt haar beroep.
2. De man verzoekt het hof - voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad -:
de bestreden beschikking van 20 oktober 2006 gedeeltelijk te vernietigen dan wel aan te vullen uitsluitend zoals hierna samenvattend zal worden weergegeven en die beschikking voor het overige in stand te laten en:
te bepalen dat de vrouw een vergoeding voor het gebruik van de echtelijke woning betaalt van € 1.200,- per maand dan wel een redelijke vergoeding voor het gebruik betaalt zoals door het hof in goede justitie vast te stellen;
te bepalen dat de vrouw vanaf het tijdstip dat zij de echtelijke woning heeft verlaten tot het moment waarop deze na verkoop zal zijn geleverd aan de nieuwe eigenaar voor 50 procent meedraagt in de kosten van die woning;
te bepalen dat de lasten van de echtelijke woning niet langer door uitsluitend de man moeten worden voorgefinancierd maar dat deze kosten ten laste worden gebracht van de krediethypotheek door bijschrijving op het saldo van de lening;
te bepalen dat de waarde van de Volvo Amazone wordt vastgesteld overeenkomstig de taxatie die de man aan het hof over legt en dat voor die waarde de Volvo aan hem wordt toebedeeld, dan wel dat bij een hogere vastgestelde waarde de Volvo moet worden verkocht en de opbrengst tussen partijen moet worden gedeeld;
te bepalen dat de effectenportefeuille die aan de man is toebedeeld, moet worden gewaardeerd naar de waarde per 27 oktober 2005 op € 117.422,74;
te bepalen dat alle kosten van de effectenportefeuille vanaf 4 maart 2005 voor gemeenschappelijke rekening zijn alsmede dat die kosten vanaf de echtscheidingsdatum tot ofwel de dag van de feitelijke toedeling van de portefeuille dan wel tot de dag van de aflossing van de krediethypotheek worden bijgeschreven op de rekening van de krediethypotheek;
te bepalen dat uit de opbrengst van de voormalige echtelijke woning een bedrag van
€ 80.000,- eerst wordt uitgekeerd aan de man, aangezien hij voor dat bedrag een gemeenschappelijke schuld namelijk de krediethypotheek, ten laste van zijn privé-vermogen, namelijk de effectenportefeuille, heeft afgelost;
de reprisevordering van de vrouw tot een bedrag van € 68.067 af te wijzen.
Woning te Tsjechië
3. Uit grief 1 van de vrouw blijkt dat zij van mening is dat de woning te Tsjechië tot de huwelijksgoederengemeenschap behoort, ondanks het feit dat de woning staande en gelegen te [plaats], Tsjechië, niet aan partijen is geleverd. Het was voor buitenlanders niet toegestaan om eigendom te verwerven van onroerende zaken. De vrouw heeft ondermeer aangevoerd:
" De boerderij is op naam gesteld van mevrouw [naam], een Tsjechische inwoonster, die in haar testament de man tot haar erfgenaam had benoemd;
" De boerderij is op kosten van de gemeenschap verbouwd;
" Partijen en hun vrienden verbleven in de boerderij;
" De boerderij is volledig door partijen ingericht;
" Partijen hebben voor de inrichting eveneens spullen uit Nederland meegenomen;
" In het kader van de mediation zijn partijen ervan uitgegaan dat de boerderij tot de huwelijksgoederengemeenschap behoort.
4. De man is van mening dat de eigendom van de boerderij niet tot de huwelijksgoederengemeenschap behoort. Hij voert daartoe aan:
" Slechts het gebruiksrecht behoort tot de huwelijksgoederengemeenschap;
" Partijen hebben destijds slechts de waarde van het gebruiksrecht laten taxeren;
" De boerderij is overgedragen aan mevrouw [naam2], een andere inwoonster van Tsjechië;
" De man is geen erfgenaam van de huidige eigenaar van de boerderij, mevrouw [naam2].
5. Het hof overweegt als volgt. Het hof is van oordeel dat op basis van de gewisselde stukken geconcludeerd kan worden dat de juridische eigendom niet tot de huwelijksgoederengemeenschap behoort. Het hof begrijpt uit het betoog van de vrouw, dat zij van mening is dat de economische eigendom tot de huwelijksgoederengemeenschap moet worden gerekend. De waarde van de economische eigendom is in de visie van de vrouw gelijk aan de waarde van de juridische eigendom. Vast staat dat partijen niet de vrije beschikkingsmacht over de boerderij hebben, omdat deze boerderij op naam staat van mevrouw [naam2]. Het hof acht het aannemelijk dat partijen een gebruiksrecht hadden met betrekking tot de boerderij. Gezien het feit dat partijen niet de vrije beschikkingsmacht over dit gebruiksrecht hebben, kan de waarde van dit gebruiksrecht naar het oordeel van het hof niet gelijk gesteld worden aan de waarde van de juridische eigendom. Bij het verwerven van het gebruiksrecht ten tijde van de huwelijksgoederengemeenschap wisten partijen, dan wel konden beide partijen weten dat zij hierover niet vrijelijk konden beschikken. De man kan nog steeds gebruik maken van de boerderij. Beide partijen verschillen van mening over de waarde. Vast staat dat partijen voor de verwerving van het gebruiksrecht een investering hebben gedaan. Deze investering kan worden gesteld op de som van:
" De koopsom voor de verwerving van het gebruiksrecht en
" De kosten van de verbouwing.
De rechtsverhouding tussen partijen wordt mede bepaald door de redelijkheid en billijkheid. Onder de gegeven omstandigheden acht het hof het redelijk en billijk om voor de waarde van het gebruiksrecht uit te gaan van deze investering.
Nadere informatie 22 Rv
6. Het hof beveelt partijen met toepassing van artikel 22 Rv om met onderbouwing van stukken het hof te informeren over de koopsom en de kosten van de verbouwing. Indien partijen of één van hen in gebreke blijven of blijft aan dit bevel te voldoen, zal het hof daaruit de gevolgtrekking maken die het geraden acht.
Inboedel
7. In grief 2 stelt de vrouw dat de rechtbank aan de inboedel een onjuiste waarde heeft toegekend. De vrouw is van mening dat de waarde van de inboedel gesteld kan worden op € 12.500,-. Zij heeft ondermeer gesteld dat er sprake is van een grote boerderij en dat partijen voor de inrichting spullen uit Nederland hebben meegenomen. Voorts hebben partijen ter plaatse spullen gekocht. Volgens de vrouw zijn er drie kostbare kasten aangekocht.
8. De man heeft gesteld dat hij met de door de rechtbank vastgestelde waarde kan leven. Door de man wordt betwist dat de inboedel een waarde heeft van € 12.500,-.
9. Het hof overweegt als volgt. Ter zitting heeft de vrouw een groot aantal foto`s laten zien van de boerderij. Het hof heeft kunnen vaststellen dat het een grote boerderij is. Het is een feit van algemene bekendheid dat met de inrichting van een woning grote bedragen zijn gemoeid. Gezien de omvang van de boerderij en het feit dat deze volledig is ingericht, stelt het hof de waarde van de inboedel in redelijkheid vast op € 7.500,-.
Dodge
10. De vrouw stelt dat de Dodge tot de huwelijksgoederengemeenschap behoort. Zij voert aan dat de auto is aangeschaft uit middelen die behoren tot de huwelijksgoederengemeenschap. Het bedrag dat de man aan de auto heeft besteed, bedraagt volgens de vrouw € 32.800,-. Dat de Dodge op naam van de onderneming van de broer van de man staat, is in de visie van de vrouw een schijnconstructie. Volgens de vrouw rijdt de man in de Dodge.
11. De man stelt dat de Dodge van zijn broer is en dat hij deze huurt van zijn broer. Door de man wordt erkend dat hij een bedrag van € 5.000,- heeft aangewend voor de Dodge. De man stelt dat de boekingen tussen diverse rekeningen van partijen niet allemaal zijn toe te schrijven aan de auto zoals de vrouw stelt. De man heeft de Dodge verzekerd. De man heeft de kosten voldaan van het transport van Amerika naar Nederland.
12. Het hof overweegt als volgt. Vaststaat dat de man in ieder geval een bedrag van € 5.000,- heeft aangewend voor de Dodge. Door de man is niet ontkend dat de Dodge een aanschaf waarde had van € 32.800, -. Vaststaat dat de man in de auto rijdt, dat de Dodge door de man is verzekerd en dat de man de kosten van overbrenging van de Dodge voor zijn rekening heeft genomen. Het hof kan echter op basis van deze gegevens niet vaststellen of de auto ten tijde van het bestaan van de huwelijksgoederengemeenschap aan de man is geleverd, op welke vraag het antwoord bepalend is voor de beslissing of de Dodge tot de huwelijksgoederengemeenschap behoort. Betaling van kosten met betrekking tot de Dodge geeft geen antwoord op de vraag of de Dodge goederenrechtelijk tot de voormalige huwelijksgoederengemeenschap behoort. Nu de vrouw niet heeft aangetoond dat de Dodge tot de voormalige huwelijksgoederengemeenschap behoort en de vrouw daartoe ook geen specifiek bewijs heeft aangeboden, gaat het hof er van uit dat de Dodge niet tot de voormalige huwelijksgoederengemeenschap behoort.
Banksaldi
13. De vrouw is van mening dat de rechtbank ten onrechte niet aan zich heeft gehouden de verdeling van de banksaldi betreffende de rekeningnummers:
" [nummers] bij de Fortis Bank;
" [nummer], annuïteitendeposito bij de ABN AMRO;
" aandelenrekening [x] en krediethypotheek [y]
" [z] bij de Postbank;
" [v] bij de ABN AMRO;
" [w] bij de ING Bank.
14. De man is van mening dat de rechtbank terecht de verdeling van de banksaldi aan partijen heeft overgelaten. De man is van mening dat voor wat betreft de saldi uitgegaan dient te worden per verdeling 27 oktober 2005.
15. Het hof overweegt als volgt. Ter zitting zijn partijen met elkaar overeengekomen dat de omvang van de huwelijksgoederengemeenschap moet worden vastgesteld per 27 oktober 2005. De huwelijksgoederengemeenschap is in goederenrechtelijk opzicht ontbonden op 4 maart 2005 zijnde de datum van inschrijving van de beschikking van echtscheiding. Het hof is van oordeel dat partijen over en weer van elkaar mogen verlangen, dat zij betreffende de periode van 4 maart 2005 tot 27 oktober 2005 rekening en verantwoording afleggen betreffende het verloop van de door de vrouw benoemde banksaldi.
Nadere informatie
16. Het hof beveelt partijen met toepassing van artikel 22 Rv om onder overlegging van schriftelijke bescheiden het hof te informeren over het verloop van de bankrekeningen betreffende de periode van 4 maart 2005 tot 27 oktober 2005. Voorts wenst het hof van partijen te vernemen wat de hoogtes zijn van de banksaldi per 27 oktober 2005.
Gebruiksvergoeding echtelijke woning
17. De man wenst van de vrouw een gebruiksvergoeding te verkrijgen van € 1.200,- per maand terzake het gebruik dat de vrouw gedurende een periode van anderhalf jaar van de voormalige echtelijke woning heeft gehad.
18. De vrouw is van mening dat bij de vaststelling van de partneralimentatie rekening is gehouden met het feit dat de man de lasten met betrekking tot de voormalige echtelijke woning voor zijn rekening zou nemen.
19. Het hof overweegt als volgt. Vaststaat dat de voormalige echtelijke woning te koop staat en dat de vrouw deze woning per 1 september 2006 heeft verlaten. Beide partijen hebben er belang bij dat de woning zo spoedig mogelijk wordt verkocht. De vrouw beschikte destijds over minimale inkomsten. Voorts is bij de berekening van haar alimentatie rekening gehouden met het feit dat de man de lasten van de hypothecaire geldlening voor zijn rekening zou nemen. Gezien vorenstaande feiten acht het hof het onder de gegeven omstandigheden niet redelijk en billijk om ten laste van de vrouw een gebruiksvergoeding vast te stellen, zodat het daartoe strekkende verzoek van de man niet voor toewijzing in aanmerking komt.
Kosten van onderhoud
20. Uit het verhandelde ter zitting volgt dat partijen het er over eens zijn dat de kosten van onderhoud van de voormalige echtelijke woning voor gemeenschappelijke rekening van partijen komen, zolang de woning niet is verkocht. Het hof is van oordeel dat deze kosten in de totale financiële afwikkeling dienen te worden betrokken.
Volvo Amazone
21. De man wenst in het kader van de verdeling de Volvo Amazone niet tegen een bedrag van € 3.500,- toebedeeld te krijgen.
22. Het hof overweegt als volgt. Nu de vrouw voormelde auto niet wenst te verkrijgen, en de man slechts tegen een taxatiewaarde, maar partijen het daarover niet eens worden, dient de auto door partijen te worden verkocht en dient de opbrengst na verkoop, onder aftrek van de kosten, tussen partijen gelijk te worden verdeeld.
Aandelenportefeuilles bij Fortis Bank
23. Partijen hebben ter zitting overeenstemming bereikt dat de waarde van de aandelenportefeuille per 27 oktober 2005 dient te worden vastgesteld. Volgens opgave van de man bedroeg die waarde € 117.422,74.
24. In grief 4 van het appel van de man leest het hof dat de man na 27 oktober 2005, ten laste van het aan hem toegedeelde aandelendepot, een bedrag van € 80.000,- heeft aangewend ter delging van een deel van de hypothecaire geldlening met betrekking tot de voormalige echtelijke woning. De man wenst dat hij dit bedrag in het kader van de verdeling van de verkoopopbrengst van de echtelijke woning vooraf verkrijgt, alvorens wordt overgegaan tot verdeling van de overwaarde. Door de vrouw wordt erkend dat de hypothecaire geldlening met het hiervoor genoemde bedrag van € 80.000,- is afgelost.
25. Het hof overweegt als volgt. Vaststaat dat de hypothecaire geldlening met een bedrag van € 80.000,- is verminderd en dat dit bedrag ten laste is gekomen van de aan de man toegedeelde aandelenportefeuille. Het hof is van oordeel dat, op basis van de hiervoor vermelde gegevens, bij de financiële afwikkeling tussen partijen rekening dient te worden gehouden met het bedrag van € 80.000,- dat ten laste is gekomen van de man. De man heeft derhalve een recht op een bedrag groot € 80.000,- uit de opbrengst van de woning.
26. De man is van mening dat de kosten van de aandelenportefeuille tot 27 oktober 2005 voor rekening van partijen komen.
27. De vrouw begrijpt de grief van de man niet. De vrouw begrijpt niet over welke kosten de man het heeft.
28. Het hof overweegt als volgt. Het hof is met de vrouw van oordeel dat de man onvoldoende inzicht heeft gegeven over welke kosten hij het heeft. Het hof is van mening dat de man niet voldaan heeft aan zijn stelplicht.
Reprisevordering
29. De man stelt dat de vrouw onder een uitsluitingsclausule een bedrag van € 68.067, - van haar vader heeft geërfd. De man is van mening dat de vrouw met deze erfenis heeft gespeculeerd, en dat de erfenis door haar toedoen is verspeeld. De man is van mening dat dit voor haar rekening en risico dient te komen. Voorts doet de man een beroep op het komend recht inzake vergoedingsrechten.
30. De vrouw stelt dat zij de beleggingen altijd in overleg met de man deed. Voorts is ter zitting gebleken dat de erfenis is gestort op een bankrekening die partijen hadden ten tijde van de gemeenschap. De gelden zijn vervolgens overgeboekt naar de effectenrekening van partijen. Met de middelen uit deze effectenrekening zijn de aandelen aangekocht.
31. Het hof overweegt als volgt. Uit vorenstaande gegevens volgt dat de gemeenschap van partijen door de verkrijging van de nalatenschap is gebaat. Uit dien hoofde heeft de vrouw al een vergoedingsrecht op de gemeenschap terzake haar erfrechtelijke verkrijging. Dat vervolgens met gelden van de gemeenschap aandelen zijn aangekocht, brengt met zich mede dat het resultaat daarvan ten goede en ten laste van de gemeenschap komt. Het feit dat de aandelen door de vrouw zijn aangekocht doet daaraan niet af. De vrouw was bestuursbevoegd om de aandelen aan te kopen met gelden van de gemeenschap. Dat achteraf bezien het resultaat van de belegging zeer negatief is geweest, doet niet af aan het feit, dat dit negatieve resultaat ten laste komt van de gemeenschap. Het hof wenst inzake de vergoedingsrechten niet vooruit te lopen op het komende recht aangezien het in het geheel nog niet vaststaat of het wetsvoorstel kracht van wet krijgt.
Inboedel voormalige echtelijke woning
32. Partijen hebben geen boedelbeschrijving van de inboedel in het geding gebracht.
33. Het hof beveelt met toepassing van artikel 22 Rv beide partijen een inboedellijst op te stellen, bij gebreke van voldoening aan welk bevel het hof de gevolgtrekkingen zal maken die het geraden voorkomt.
Financiering echtelijke woning
34. De man wenst dat de lasten met betrekking tot de hypothecaire geldlening ten laste worden gebracht van de krediethypotheek, aangezien hij de lasten niet meer uit zijn inkomen kan voldoen.
35. De vrouw is van mening dat de lasten van de hypothecaire geldlening ten laste van het inkomen van de man dienen te worden gebracht.
36. Het hof overweegt als volgt. Conform artikel 3:172 BW dienen de lasten van de onverdeelde gemeenschap door beide deelgenoten gelijk te worden verdeeld. In beginsel dient de vrouw derhalve vanaf de datum ontbinding huwelijksgoederengemeenschap de helft bij te dragen in de kosten van de voormalige echtelijke woning. Gezien het feit dat de lasten met betrekking tot de hypothecaire geldlening zijn betrokken in de alimentatieberekening, acht het hof het onder de gegeven omstandigheden redelijk en billijk dat deze thans alleen door de man worden gedragen.
37. Mitsdien dient als volgt te worden beslist.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
heropent het onderzoek;
beveelt partijen binnen vier weken na datum deze beschikking uitvoering te geven aan hetgeen het hof heeft bepaald in de rechtsoverwegingen 6, 16, en 33;
houdt de verdere beschikking aan tot 29 maart 2008 pro forma.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Labohm, Bouritius en Milar, bijgestaan door mr. Quarles van Ufford-van Waning als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 maart 2008.