Hof 's-Gravenhage, 11-04-2007, nr. 610-R-06
ECLI:NL:GHSGR:2007:BA4273
- Instantie
Hof 's-Gravenhage
- Datum
11-04-2007
- Zaaknummer
610-R-06
- LJN
BA4273
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSGR:2007:BA4273, Uitspraak, Hof 's-Gravenhage, 11‑04‑2007; (Hoger beroep)
- Vindplaatsen
Uitspraak 11‑04‑2007
Inhoudsindicatie
Behoefte aan alimentatie partner niet becijferd. Winsten uit de B.V. van de man: Nu blijkens een constante lijn de winsten van de man ook in het verleden steeds aan de reserves werden toegevoegd en hiertoe ook vanuit bedrijfseconomische gronden gezien noodzaak bestond, wordt de winst van de B.V. evenals de opnames uit de rekening-courantverhouding voor de bepaling van de draagkracht van de man buiten beschouwing gelaten.
GERECHTSHOF ‘s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 11 april 2007
Rekestnummer. : 610-R-06
Rekestnr. rechtbank : F1 RK 05-1770
[De vrouw],
wonende te [woonplaats],
verzoekster, tevens incidenteel verweerster, in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
procureur mr. P.J.M. von Schmidt auf Altenstadt,
tegen
[de man],
wonende te [woonplaats],
verweerder, tevens incidenteel verzoeker, in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
procureur mr. H.H.M. de Vries-Veringa.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De vrouw is op 2 mei 2006 in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank te Rotterdam van 31 maart 2006.
De man heeft op 9 juni 2006 een verweerschrift, tevens houdende incidenteel appel, ingediend.
De vrouw heeft op 4 juli 2006 een verweerschrift op het incidenteel appel ingediend.
Van de zijde van de vrouw zijn bij het hof op 22 mei 2006 en op 18 december 2006 aanvullende stukken ingekomen.
Van de zijde van de man zijn bij het hof op 14 juni 2006 aanvullende stukken ingekomen.
Op 5 januari 2007 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de vrouw, bijgestaan door haar advocaat mr. F.J.R. van der Linden, en de man, bijgestaan door zijn advocaat mr. M. de Winter. Partijen hebben het woord gevoerd, de advocaat van de vrouw onder meer aan de hand van de bij de stukken gevoegde pleitnotitie.
HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking, waarbij onder meer de alimentatie ten behoeve van de vrouw is bepaald op € 1.880,- per maand.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
De echtscheidingsbeschikking is op 11 juli 2006 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
Hieronder zal het hof zonodig op hele bedragen afronden.
BEOORDELING VAN HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTELE HOGER BEROEP
1. In geschil is ten aanzien van de door de man te betalen alimentatie ten behoeve van de vrouw: de behoefte van de vrouw en de draagkracht van de man.
2. De vrouw verzoekt de bestreden beschikking (naar het hof begrijpt: ten aanzien van de alimentatie ten behoeve van de vrouw) te vernietigen en, opnieuw beschikkende, de alimentatie vast te stellen op € 4.134,56 bruto per maand, althans op een bedrag dat het hof juist acht, met ingang van de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking, althans met ingang van een datum die het hof juist acht.
3. De man bestrijdt haar beroep en verzoekt incidenteel de bestreden beschikking (naar het hof begrijpt: ten aanzien van de alimentatie ten behoeve van de vrouw) te vernietigen en, opnieuw beschikkende – uitvoerbaar bij voorraad – het alimentatieverzoek van de vrouw af te wijzen, althans de alimentatie te bepalen op een lager bedrag dan € 1.880,- bruto per maand. De vrouw verzet zich daartegen.
Behoefte
4. De vrouw stelt dat haar behoefte, gelet op het inkomen van de man en haar eigen inkomen, de fiscale tegemoetkoming ter zake van de hypotheekrente die inkomen vormt waarop de echtelieden hun bestedingspatroon hebben gebaseerd, en de opnamen van de rekening-courant, volgens de zogenaamde 60%-regel te stellen is op € 2.883,- netto per maand, ofwel ongeveer € 5.000,- bruto per maand. Zij is niet in staat hierin (deels) zelf te voorzien, gelet op haar leeftijd, haar gezondheidsklachten en de zorg voor de dochter van partijen.
5. De man heeft gesteld dat de vrouw geen behoefte heeft aan alimentatie. Zij kan zelf in haar behoefte voorzien met inkomsten uit arbeid en uit vermogen. In ieder geval moet de behoefte niet mede worden gebaseerd op de fiscale tegemoetkoming ter zake van de hypotheekrente of op de opnamen van de rekening-courant, aldus de man.
6. Gelet op de mate van welstand van partijen, zoals deze blijkt uit hun inkomsten en uitgaven tijdens de laatste jaren van het huwelijk, de mogelijkheid tot vermogensvorming en de door de vrouw overgelegde behoeftestaat, en voorts rekening houdend met inkomen uit vermogen is het hof van oordeel, dat de behoefte van de vrouw aan een bijdrage van de man tenminste gelijk is aan de hierna te bepalen draagkracht van de man. Nu recente gegevens met betrekking tot haar gezondheid ontbreken, en gelet op de opleiding en werkervaring van de vrouw en de leeftijd van de dochter, mag van de vrouw wel verwacht worden binnen afzienbare tijd inkomsten uit arbeid te hebben.
Draagkracht
7. De vrouw stelt dat bij het bepalen van de draagkracht rekening gehouden moet worden met de winst uit onderneming en dat uitgegaan moet worden van een inkomen van € 130.699,- bruto per jaar.
8. De man heeft de stellingen van de vrouw gemotiveerd betwist en voorts gesteld dat de gemiddelde opnamen van de rekening-courant van € 4.000,- per jaar niet als (netto) inkomen moeten worden meegenomen Deze uitgaven hadden voor het grootste deel betrekking op zakelijke aangelegenheden en betroffen niet het gezin, aldus de man.
9. Het hof overweegt het volgende. Uit de overgelegde jaarstukken blijkt van een consistente lijn: de winst werd ook in de jaren dat partijen nog samen waren aan de reserves toegevoegd. Uitgaand van continuïteit van de onderneming, die zes werknemers telt en waarbij reservering bedrijfseconomisch noodzakelijk is, acht het hof het redelijk dat bij het bepalen van de draagkracht van de man de winst uit onderneming buiten beschouwing blijft. Nu de opnamen van de rekening-courant in feite een schuld aan de BV betreffen die de man weer zal moeten terugbetalen, zal het hof hiermee evenmin rekening houden. Rekening houdend met de door de rechtbank vastgestelde en in hoger beroep niet bestreden bijstandsnorm voor een alleenstaande, huur van € 1.000,- per maand, ziektekosten van € 263,- per maand en kinderalimentatie van € 600,- per maand, laat de draagkracht van de man een alimentatie voor de vrouw toe van € 1.470,- bruto per maand. Zoals hiervoor reeds overwogen stijgt een dergelijke alimentatie, gelet op de welstand tijdens het huwelijk van partijen, niet uit boven de behoefte van de vrouw en zij komt daardoor niet in een betere financiële positie te verkeren dan de man.
10. Het hof zal de bestreden uitspraak deels vernietigen en beslissen als volgt.
BESLISSING OP HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTELE HOGER BEROEP
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en, in zoverre opnieuw beschikkende:
bepaalt de alimentatie voor de vrouw ten laste van de man met ingang van 11 juli 2006 op € 1.470,- per maand, wat de na heden te verschijnen termijnen betreft bij vooruitbetaling te voldoen;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Stille, Labohm en Ydema, bijgestaan door mr. Martens als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 april 2007.