Hof 's-Gravenhage, 17-01-2007, nr. 505-R-06
ECLI:NL:GHSGR:2007:AZ8758
- Instantie
Hof 's-Gravenhage
- Datum
17-01-2007
- Zaaknummer
505-R-06
- LJN
AZ8758
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSGR:2007:AZ8758, Uitspraak, Hof 's-Gravenhage, 17‑01‑2007; (Hoger beroep)
- Wetingang
art. 157 Burgerlijk Wetboek Boek 1
- Vindplaatsen
JPF 2007/79 met annotatie van prof. mr. P. Vlaardingerbroek
Uitspraak 17‑01‑2007
Inhoudsindicatie
Artikel 1:399 BW. Door aangifte te doen van vermeend sexueel misbruik jegens kind (leidend tot vrijspraak) verspeelt de vrouw haar recht op alimentatie niet.
GERECHTSHOF ‘s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 17 januari 2007
Rekestnummer. : 505-R-06
Rekestnr. rechtbank : F2 RK 04-2916
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
procureur mr. H.J.A. Knijff,
tegen
[verweerster],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
procureur mr. E.J.P. Nolet.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De man is op 14 april 2006 in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank te Rotterdam van 17 januari 2006.
De vrouw heeft op 16 mei 2006 een verweerschrift ingediend.
Van de zijde van de man zijn bij het hof op 3 mei 2006 aanvullende stukken ingekomen.
Op 1 december 2006 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de man, bijgestaan door zijn advocaat mr. S.C. Dikkers. De vrouw noch haar advocaat mr. K. Lammers-Roselaar zijn, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, verschenen. De man en zijn advocaat hebben het woord gevoerd.
VASTSTAANDE FEITEN EN HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de beschikking van de rechtbank te Rotterdam van 15 juni 2005, waarin de behandeling van de zaak met betrekking tot onder meer de partneralimentatie ten behoeve van de vrouw is aangehouden, alsmede naar de bestreden beschikking, waarin onder meer ten laste van de man een partneralimentatie voor de vrouw is bepaald van € 250,- per maand.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht. In hoger beroep is voorts komen vast te staan:
De echtscheidingsbeschikking is op 5 augustus 2005 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de door de man te betalen partneralimentatie aan de vrouw.
2. De man verzoekt de bestreden beschikking, naar het hof begrijpt ten aanzien van de door hem ten behoeve van de vrouw te betalen partneralimentatie, te vernietigen en, in zoverre opnieuw beschikkende, te bepalen dat de man geen bijdrage is verschuldigd in de kosten van levensonderhoud van de vrouw, dan wel deze op nihil te stellen.
3. De vrouw bestrijdt zijn beroep. Daarbij verzoekt zij de man te veroordelen in de door de vrouw in deze procedure te maken kosten ten bedrage van € 107,-.
4. De man stelt in zijn eerste grief dat hij zich heeft vergist toen hij heeft aangeboden in staat en bereid te zijn tot betaling van de verzochte alimentatie. De man was in de veronderstelling dat slechts vaststelling van kinderalimentatie werd verzocht. De man is niet bereid een partneralimentatie ten behoeve van de vrouw te voldoen en beroept zich op artikel 1:399 BW.
5. De man stelt dat de vrouw hem ten onrechte heeft beschuldigd van seksueel misbruik van zijn stiefdochter, tengevolge waarvan hij 189 dagen ten onrechte in voorlopige hechtenis heeft gezeten. De man is vervolgens door de rechtbank vrijgesproken. De vrouw stelt dat voor haar vast staat dat de man zich jegens haar dochter grensoverschrijdend heeft gedragen.
6. Het hof overweegt als volgt. De man beroept zich op de matigingsgrond van artikel 1:399 BW. Deze bepaling is evenwel niet van toepassing op de onderhoudsplicht van (ex-) echtgenoten. Gedragingen van de onderhoudsgerechtigde (ex-)echtgenoot kunnen wel als een afzonderlijke maatstaf bij het vaststellen van de alimentatie een rol spelen. Het gaat er dan om of er feiten of omstandigheden zijn, in verband waarmee van een gewezen echtgenoot in redelijkheid niet kan worden verlangd tot het levensonderhoud van de ander bij te dragen.
7. In dat verband is het volgende van belang. De vrouw heeft een dochter uit een eerdere relatie. Het hof zal deze dochter hierna verder aanduiden als: de minderjarige. De vrouw heeft aangifte gedaan bij de politie van seksueel misbruik van de minderjarige door de man. Uit het proces-verbaal van aangifte van 9 november 2004 maakt het hof op dat de minderjarige aan de moeder van de man verklaringen heeft afgelegd, die kunnen duiden op seksueel misbruik door de man. Voorts maakt het hof uit voormeld proces-verbaal op dat de minderjarige ook tegen de vrouw meerdere keren verklaringen heeft afgelegd, die kunnen duiden op seksueel misbruik door de man. De man is vervolgens in voorlopige hechtenis genomen. Uiteindelijk is hij door de rechtbank vrijgesproken van seksueel misbruik van de minderjarige. Het Openbaar Ministerie heeft nadien het hoger beroep tegen de vrijspraak van de man ingetrokken.
8. Het hof is, in aanmerking genomen het vorenstaande, van oordeel dat de aangifte van genoemd misbruik door de vrouw niet een omstandigheid is die meebrengt dat van de man in redelijkheid niet verlangd kan worden dat hij bedraagt in het levensonderhoud van vrouw. Naar het oordeel van het hof kan niet gezegd worden dat de verklaringen van de minderjarige de vrouw geen aanleiding hadden behoren te geven om aangifte tegen de man te doen. Het hof zal het verzoek van de man dienaangaande dan ook afwijzen.
9. In zijn tweede grief stelt de man dat hij geen draagkracht heeft om de door de vrouw verzochte partneralimentatie te voldoen.
10. Ter zitting heeft de man uitdrukkelijk verklaard dat hij wél in staat is de door de vrouw verzochte partneralimentatie te voldoen, maar - in aanmerking genomen de, volgens hem, ten onrechte door de vrouw geuite beschuldigingen, waardoor hij ten onrechte in voorlopige hechtenis heeft gezeten - niet bereid is een bijdrage in de kosten van het levensonderhoud van de vrouw te voldoen. Het hof beschouwt gezien die uitleg het door de man in zijn appelschrift geformuleerde draagkrachtverweer, als te zijn ingetrokken. Het hof zal dan ook niet ingaan op de hier bedoelde stellingen van de man in zijn appelschrift.
11. Het hof ziet in het vooroverwogene geen aanleiding om de man, zoals de vrouw verzoekt, te veroordelen in de kosten van het geding, het hof begrijpt: in hoger beroep. Het hof zal haar verzoek te dien aanzien afwijzen.
12. Uit het vorenstaande volgt dat de bestreden beschikking dient te worden bekrachtigd.
13. Hetgeen partijen ieder voor zich voorts nog naar voren hebben gebracht behoeft, gelet op het vorenstaande, naar het oordeel van het hof geen bespreking meer, omdat dat niet tot een ander oordeel kan leiden.
14. Mitsdien dient als volgt te worden beslist.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Tanja-van den Broek, van Nievelt en Kamminga, bijgestaan door mr. Wijtzes als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 januari 2007.