Hof 's-Gravenhage, 31-08-2005, nr. 17-H-05
ECLI:NL:GHSGR:2005:AU2003
- Instantie
Hof 's-Gravenhage
- Datum
31-08-2005
- Zaaknummer
17-H-05
- LJN
AU2003
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSGR:2005:AU2003, Uitspraak, Hof 's-Gravenhage, 31‑08‑2005; (Hoger beroep)
- Wetingang
- Vindplaatsen
FJR 2006, 85 met annotatie van I.J. Pieters
JIN 2005/382
Uitspraak 31‑08‑2005
Inhoudsindicatie
Omgangsregeling tussen vader en zijn kinderen en gezag.Het hof overweegt dat niet uitgesloten is te achten dat de moeder met haar houding zinvol onderzoek frustreert. In het belang van de kinderen en de voortgang van het onderzoek wordt voorlopig alleen vader belast met het ouderlijk gezag.
Partij(en)
Uitspraak : 31 augustus 2005
Rekestnummer : 17-H-05
Rekestnr. rechtbank : 01-1951
GERECHTSHOF TE ’S-GRAVENHAGE
FAMILIEKAMER
B e s c h i k k i n g
in de zaak van
[belanghebbende],
wonende te [woonplaats],
verzoekster, tevens inciden-teel verweer-ster, in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
procureur mr. P.J.M. von Schmidt auf Altenstadt,
tegen
[benadeelde partij],
wonende te [woonplaats],
verweerder, tevens inciden-teel verzoe-ker, in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
procureur mr. W. Taekema.
Als belanghebbende is opgeroepen:
de raad voor de kinderbescherming,
vestiging Amsterdam,
hierna te noemen: de raad.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De moeder is op 6 januari 2005 in hoger beroep gekomen van een beschik-king van de rechtbank te ‘s-Gravenhage van 6 oktober 2004.
De vader heeft op 26 mei 2005 een verweerschrift tevens houdende incidenteel appèl ingediend.
De moeder heeft op 20 juni 2005 een verweerschrift op het incidenteel appel ingediend.
Van de zijde van de moeder zijn bij het hof op 24 januari 2005 en 31 maart 2005 aanvullende stukken ingekomen.
Van de zijde van de vader zijn bij het hof op 20 juni 2005 aanvullende stukken ingekomen.
Op 29 juni 2005 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de advocaat van de moeder, mr. A.R.M. van Kempen, en de vader, bijgestaan door zijn advocaat, mr. L. Berghuis-Knijff. Namens de raad is verschenen: mevrouw H.D. Hagedoorn. De moeder is, hoewel daar-toe behoor-lijk opge-roepen, niet versche-nen. De vader, de raadslieden en de raad hebben het woord gevoerd.
VASTSTAANDE FEITEN
Op grond van de stukken en het verhandelde ter terechtzit-ting staat - voor zover in hoger beroep van belang - tussen de moeder en de vader, hierna gezamenlijk: de ouders, het volgende vast.
De ouders zijn op [datum] met elkaar gehuwd. Uit hun huwelijk zijn de volgende nog minderjarige kinderen geboren:
[kind 1], op [geboortedatum], verder: [kind 1],
[kind 2], op [geboortedatum], verder: [kind 2], en
[kind 3], op [eiseres], verder: [kind 3],
hierna gezamenlijk te noemen: de kinderen.
De ouders hebben gezamenlijk het gezag over de kinderen. De kinderen verblijven sinds het uiteengaan van de ouders bij de moeder.
Op 27 maart 2001 heeft de vader bij de rechtbank te ‘s-Gravenhage een verzoek tot echtscheiding met nevenverzoeken ingediend. Hij heeft daarbij verzocht te bepalen dat hij recht heeft op omgang met de kinderen gedurende de ene week van vrijdag 17.00 uur tot zondag 19.00 uur en gedurende de andere week op twee in nader overleg af te spreken aaneengesloten werkdagen, alsmede gedurende de helft van alle schoolvakanties, de helft van alle feestdagen, alsmede om de twee jaar gedurende de verjaardagen van de kinderen. De moeder heeft verweer gevoerd tegen dit nevenverzoek van de vader.
Bij aanvullend verzoekschrift heeft de vader de rechtbank te ’s-Gravenhage, uitvoerbaar bij voorraad, verzocht te bepalen dat partijen na echtscheiding gezamenlijk met het gezag worden belast.
Bij tussenbeschikking van 28 juni 2002 heeft de rechtbank tussen de ouders de echtscheiding uitgesproken, die op 10 februari 2003 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Daarnaast heeft de rechtbank de behandeling van de zaak, onder meer, betreffende de omgang pro forma aangehouden. Voorts heeft de rechtbank de vader in zijn verzoek tot voortzetting van het gezamenlijk ouderlijk gezag niet-ontvankelijk verklaard.
Vervolgens hebben zowel de moeder als de vader de rechtbank aanvullend verzocht te bepalen dat het gezag over de kinderen aan een van hen zal toekomen.
Bij opvolgende tussenbeschikking van 11 oktober 2002 heeft de rechtbank de raad verzocht een onderzoek te verrichten naar de vraag of het belang van de kinderen zich tegen een omgangsregeling met de vader verzet. Iedere verdere beslissing ter zake van het gezag en de omgangsregeling is aangehouden.
Op 19 december 2003 heeft de raad een rapport en advies uitgebracht.
Bij opvolgende tussenbeschikking van 22 december 2003 heeft de rechtbank onder meer de behandeling van de zaak met betrekking tot de gezagsvoorziening en de omgangsregeling pro forma aangehouden tot 1 februari 2004.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank, uitvoerbaar bij voorraad, de volgende omgangsregeling vastgesteld:
- -
vooreerst drie herstelcontacten op het kantoor van de raad, het eerste binnen een maand na de datum van de bestreden beschikking en de daarop volgende om de veertien dagen nadien;
- -
van die contacten wordt door de raad verslag gemaakt en met de ouders besproken;
- -
indien er geen contra-indicaties zijn voor verder contact volgt gedurende een periode van drie maanden een voorlopige omgangsregeling van een zaterdagmiddag per veertien dagen bij de vader thuis van 13.00 uur tot 19.00 uur, nadien uit te breiden met een nieuwe periode van drie maanden, waarbij de kinderen een gehele zaterdag per veertien dagen van 10.00 uur tot 19.00 uur bij de vader verblijven, met dien verstande dat de kinderen op laatstgenoemde tijdstippen bij de moeder terug zijn; voor eventuele begeleiding kunnen de ouders zich wenden tot Bureau Jeugdzorg in Bussum;
- -
na ommekomst van die periode van zes maanden geldt dat een omgangsregeling van een weekeinde in de veertien dagen, te beginnen op vrijdag 17.00 uur en eindigend op zondag 19.00 uur, met dien verstande dat de kinderen op laatstgenoemd tijdstip bij de moeder terug zijn.
Het meer of anders verzochte is door de rechtbank afgewezen.
BEOORDELING VAN HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTE-LE HOGER BEROEP
- 1.
In geschil is de omgangsregeling tussen de vader en de kinderen en het gezag ten aanzien van laatstgenoemden.
- 2.
De moeder verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen voor zover deze ziet op de vaststelling van een omgangsregeling en de afwijzing van het verzoek van de moeder om te worden belast met het eenhoofdig ouderlijk gezag over de kinderen en, in zoverre opnieuw beschikkende, primair het verzoek van de vader om vaststelling van een omgangsregeling af te wijzen dan wel subsidiair te bepalen dat door een door het hof te benoemen deskundige advies wordt uitgebracht omtrent de vraag of een omgangsregeling zich tegen het belang van de kinderen verzet en voorts de moeder te belasten met het eenhoofdig gezag over de kinderen. Voorts heeft moeder verzocht de vader te veroordelen in de kosten van het geding.
- 3.
De vader bestrijdt haar beroep en verzoekt incidenteel te bepalen dat hij wordt belast met het eenoudergezag.
- 4.
De moeder stelt dat de rechtbank ten onrechte de omgangsregeling tussen de vader en de kinderen heeft vastgesteld zoals zij heeft gedaan. Volgens de moeder is nader onderzoek - het door de raad verrichtte onderzoek (het hof leest: van 19 december 2003) is onjuist, onvolledig en verouderd - noodzakelijk, voorafgaand aan eventuele proefcontacten. Zonder uitsluitsel over de vraag of omgang met de vader al dan niet in strijd is met de belangen van de kinderen, had de rechtbank niet tot haar beslissing mogen komen. Voorts stelt de moeder dat er contra-indicaties aanwezig zijn, die samenhangen met het agressieve gedrag van de vader in het verleden. Daarnaast zijn er volgens haar berichten van deskundigen die strijden met het advies van de raad. Ook zijn er vele onbeantwoorde vragen. Nu de rechtbank desondanks een omgangsregeling heeft vastgesteld, is het onaanvaardbare risico ontstaan dat de kinderen door het contact met de vader worden beschadigd, aldus de moeder. De advocaat van de moeder brengt ter zitting naar voren dat de moeder nu eerst rust wenst voor haar en de kinderen. Pas daarna zou er ruimte zijn voor een nader onderzoek.
- 5.
Voorts stelt de moeder dat de rechtbank ten onrechte haar verzoek om te worden belast met het eenhoofdig gezag over de kinderen heeft afgewezen. Zij voert daartoe aan dat partijen, gezien de ernstige communicatieproblemen tussen beiden, niet in staat zijn beslissingen van enig belang over de kinderen in gezamenlijk overleg te nemen, zodanig dat de kinderen niet klem of verloren raken tussen de ouders. Het is, volgens de moeder, dan ook niet in het belang van de kinderen dat partijen gezamenlijk het ouderlijk gezag over hen uitoefenen. De moeder verzoekt derhalve haar te belasten met het eenhoofdig gezag over de kinderen.
- 6.
De vader is van mening dat de raad een deskundig en zorgvuldig onderzoek heeft gedaan. Dat de moeder twijfelt aan dit onderzoek volgt, volgens de vader, enkel en alleen uit het feit dat de uitkomst van het onderzoek haar niet bevalt. De moeder zal alles op alles zetten om contact tussen de vader en de kinderen te voorkomen, aldus de vader. De vader betwist dat er contra-indicaties voor het hebben van omgang met de kinderen aanwezig zijn.
- 7.
Daarnaast stelt de vader dat de wijze waarop de moeder de kinderen belast met haar problemen met de vader bij de kinderen voor problemen zorgt. De kinderen ondervinden duidelijk schade door het gedrag van de moeder, zo stelt de vader. Aan die situatie moet een einde gemaakt worden. De vader verzoekt, gelet op het vorenstaande, hem te belasten met het eenhoofdig gezag over de kinderen.
- 8.
De raad stelt zich in zijn rapport van 18 maart 2005, dat is opgesteld nadat de moeder in kort-geding onder meer is veroordeeld tot nakoming van de door de rechtbank in de bestreden beschikking vastgestelde proefcontacten, op het standpunt dat er een vorm van contact moet komen tussen de vader en kinderen.
- 9.
Ter terechtzitting verklaart de raad dat hij nog geen herstelcontacten tussen de vader en de kinderen heeft kunnen realiseren. Het is nog niet gelukt om een rustige situatie te creëren. Volgens de raad is er sprake van een behoorlijke problematiek. Het is van belang dat er een veilige situatie ontstaat, waarbij de spanning er voor de kinderen afgaat, zo stelt de raad. Dat is de verantwoordelijkheid van de ouders. Zij moeten de kinderen de werking van de herstelcontacten uitleggen. De kinderen hebben recht op een eigen beeldvorming van de vader, van wie zij steeds meer vervreemden, aldus de raad.
- 10.
Het hof overweegt als volgt.
Uitgangspunt is dat het in het algemeen in het belang van een kind is te achten dat het contact heeft met de niet-verzorgende ouder en in beginsel hebben beiden ook recht op omgang met elkaar, tenzij zwaarwegende belangen van het kind zich daartegen verzetten.
- 11.
De vader heeft de kinderen inmiddels 4,5 jaar niet gezien. De raad heeft in zijn voormeld rapport van 18 maart 2005 de rechtbank geadviseerd de proefcontacten, waarom in kort-geding is verzocht, op te schorten en te vragen om een extern psychologisch onderzoek naar beide ouders en de kinderen.
- 12.
Het hof acht het van belang, alvorens tot een definitieve beslissing over de omgangsregeling en de gezagsvoorziening te komen, via de raad een onderzoek te laten uitvoeren. Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting blijkt ook dat beide ouders het belang van een onderzoek inzien. Het hof ziet, gelet op de tijd die inmiddels is verstreken, geen aanleiding het moment van aanvangen van het onderzoek afhankelijk te stellen van het (toekomstig)behandelplan van de moeder bij haar psycholoog.
- 13.
Het hof heeft ter terechtzitting vastgesteld dat de raad bereid is mee te werken aan het laten uitvoeren van een onderzoek, via een extern onderzoeksbureau. De raad heeft in dit verband de onderzoeksbureaus FORA en SAZ genoemd. Het hof stelt vast dat de raad bevoegd is te bepalen bij welk bureau hij het onderzoek onderbrengt.
- 14.
Gelet op het vorenstaande zal het hof de raad verzoeken een extern onderzoeksbureau met de hierna onder rechtsoverweging 15 gemelde vraagstelling te benaderen. Voorts zal het hof de raad verzoeken om via dit externe onderzoeksbureau het hof over de onderzoeksresultaten te rapporteren en te adviseren.
- 15.
Het hof verzoekt de raad aan de hand van de volgende onderzoeksvragen een onderzoek te laten uitvoeren.
- a.
Hoe kan op verantwoorde wijze omgang tussen de kinderen en de niet-verzorgende ouder plaatsvinden?
- b.
Welk opvoedingsklimaat is in het belang van de kinderen?
- c.
Bij wie kunnen de kinderen het beste in huis worden geplaatst, gelet op het belang van de kinderen, welke vraag mede beantwoord moet worden aan de hand van de mogelijkheid voor de kinderen om goed contact met de niet-verzorgende ouder te hebben?
- d.
Lopen de kinderen een onaanvaardbaar risico indien, gelet op hetgeen op de vragen onder a, b en c. naar voren komt, beide ouders met het gezag over de kinderen belast worden of blijven?
- 16.
In afwachting van de onderzoeksresultaten zal het hof de behandeling van de zaak aanhouden tot zaterdag 31 december 2005 pro forma. Het staat de raad vrij om tussentijds poefcontacten tussen de vader en de kinderen tot stand te brengen, indien hij zulks in enig stadium van het onderzoek geïndiceerd acht.
- 17.
Het hof overweegt voorts nog het volgende. Partijen erkennen dat de communicatie tussen hen zodanig slecht verloopt dat gezamenlijk overleg of het maken van goede afspraken voorlopig niet te verwachten is. De vader heeft de kinderen, zoals hiervoor is overwogen, ondanks diverse rechtelijke uitspraken en de betrokkenheid van de raad, al 4,5 jaar niet gezien. De omgangsregeling tussen de vader en de kinderen is niet van de grond gekomen. De moeder legt rechterlijke beslissingen naast zich neer. De situatie rondom het welzijn van de kinderen is de afgelopen periode onder druk komen te staan. De moeder stelt dat de kinderen in de periode van december 2004 tot maart 2005, de periode rond de behandeling van het kort-geding en het bezoek aan de raad op 28 januari 2005 (welk bezoek was bedoeld voor een proefcontact met de vader) veel spanningen hebben ondervonden. Echter, het hof kan zich niet aan de indruk onttrekken dat de moeder de kinderen teveel betrekt in de verwerking van haar eigen verdriet. De emoties van de moeder hebben hun weerslag op de kinderen, die, gezien hun jonge leeftijd, buitengewoon kwetsbaar en gevoelig zijn voor de wijze waarop de moeder hen in staat stelt de vader te (mogen) beleven. Het hof neemt daartoe mede in aanmerking de zorgsignalen die de raad rondom het welzijn van de kinderen heeft geuit. Het hof vreest dat de moeder op dit moment onvoldoende afstand kan nemen van gebeurtenissen in het verleden, waardoor zij onbedoeld het belang van de kinderen in het nauw brengt. Het is niet uitgesloten te achten dat de moeder met haar houding zinvol onderzoek, dat nu dient plaats te vinden, frustreert. Het hof acht het derhalve geboden om, in het belang van de kinderen en de voortgang van het onderzoek, te bepalen dat voorlopig alleen de vader belast zal zijn met het ouderlijk gezag over de kinderen, voor de duur van het onderzoek, zoals hiervoor is overwogen. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat de vader ter zitting heeft verklaard dat hij niet de intentie heeft de kinderen bij de moeder weg te halen. Het hof gaat er van uit dat de vader de hem voorlopig verleende gezagspositie zal aanwenden in samenspraak met de raad en eventueel de instantie die met het onderzoek zal worden belast, teneinde een goed onderzoek mogelijk te maken en er voor te zorgen dat de kinderen niet meer schade zullen oplopen, dan tot heden het geval is geweest.
- 18.
Dit alles leidt tot de volgende beslissing.
BESLISSING OP HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTE-LE HOGER BEROEP
Het hof:
verzoekt de raad om via een extern onderzoeksbureau een onderzoek in te stellen zoals hiervoor in rechtsoverweging 15 is uiteengezet en het hof daaromtrent zo spoedig mogelijk te rapporteren en te adviseren;
houdt de behandeling van de zaak in afwachting van de vorenbedoelde rapportage aan tot zaterdag 31 december 2005 pro forma;
bepaalt dat de vader voorlopig alleen wordt belast met het ouderlijk gezag over de kinderen, voor de duur van het onderzoek;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
houdt iedere verder beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Duindam, Stille en Van Leuven, bijge-staan door mr. Wijtzes als griffier, en uitgespro-ken ter openbare terecht-zitting van 31 augustus 2005.