Hof 's-Gravenhage, 28-02-2003, nr. 2200088302
ECLI:NL:GHSGR:2003:AF5897
- Instantie
Hof 's-Gravenhage
- Datum
28-02-2003
- Zaaknummer
2200088302
- LJN
AF5897
- Vakgebied(en)
Milieurecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSGR:2003:AF5897, Uitspraak, Hof 's-Gravenhage, 28‑02‑2003; (Hoger beroep)
- Vindplaatsen
M en R 2003, 76 met annotatie van L.E.M. Hendriks
Uitspraak 28‑02‑2003
Inhoudsindicatie
-
parketnummer 1016143801
datum uitspraak 28 februari 2003
tegenspraak
GERECHTSHOF TE 's-GRAVENHAGE
meervoudige kamer voor strafzaken
ARREST
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de arrondissementsrechtbank te Rotterdam van 12 november 2001 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte]
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 14 februari 2003.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie in dit arrest is gevoegd.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte terzake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een geldboete van (omgerekend) € 2.268,90, subsidiair 50 dagen hechtenis waarvan € 1.134,45, subsidiair 35 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, alsmede tot een werkstraf voor de duur van 140 uren, subsidiair 70 dagen hechtenis.
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt.
BIJLAGE
dat het op 14/15 augustus 2000, in de gemeente Rotterdam, aan zijn, verdachtes, schuld te wijten is geweest dat wederrechtelijk fosforwaterstof/fosfine (PH3) in de lucht werd gebracht, terwijl hij, verdachte, ernstige reden had om te vermoeden dat van het in hoge concentraties in de lucht geraken van voornoemde stof gevaar voor de openbare gezondheid te duchten was,
immers heeft hij, verdachte, aanmerkelijk onvoorzichtig ,
- terwijl hij, verdachte, werkzaamheden verrichtte als gassingsdeskundige ingevolge de bestrijdingsmiddelenwetgeving , en
- terwijl het bij verdachte bekend was dat een deel van de toegepaste bestrijdingsmiddelen in die lading rijst, welke zich bevonden in een of meer pijpen/buizen, niet (volledig) waren uitgewerkt, in elk geval dat de MAC-waarde (0.3 PPM) van die werkzame stof fosforwaterstof/fosfine in die pijp(en)/buizen werd overschreden, en
- terwijl het bij verdachte bekend was, dat vrijkomend(e) fosforwaterstof/fosfine door inademing door het lichaam kan worden opgenomen en dat een voor de gezondheid gevaarlijke concentratie in de lucht bij het vrijkomen zeer snel kan worden bereikt, en
- terwijl het verdachte bekend was, althans had moeten zijn, dat de navolgende directe gevolgen zich kunnen voordoen bij personen: Irritatie van huid, ogen en ademhalingsorganen; longoedeem; inwerken op de lever, het hart en het zenuwstelsel;
niet verhinderd dat er werd gelost vanuit het ruim van het schip de “Transitorius” en geen (voldoende) maatregelen getroffen dat gelost zou worden zonder het vrijkomen van concentraties fosforwaterstof/fosfine en geen (voldoende) maatregelen getroffen om te voorkomen dat anderen zich in de nabijheid van, die vrijgekomen en vrijkomende fosforwaterstof/fosfine bevonden en rond die schepen niet een veilige zone gecreeerd om anderen te vrijwaren van het inademen van hogere concentraties dan de vastgestelde MAC-waarde van 0.3 PPM voornoemd van dat fosforwaterstof/die fosfine,
tengevolge waarvan de eerdergenoemde stof is vrijgekomen en in de lucht is gebracht .
Hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
Namens de verdachte is aangevoerd dat het feit niet bewezen kan worden, omdat op geen moment daadwerkelijk personen zijn blootgesteld aan niet toegelaten concentraties fosforwaterstof, en omdat niet aannemelijk is dat verdachte zich ervan bewust was dat van het in de lucht brengen van de fosforwaterstof gevaar voor de openbare gezondheid te duchten was. Het hof verwerpt deze verweren. De stelling - die feitelijke grondslag ontbeert nu de gestelde feiten bij het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep niet aannemelijk zijn geworden - miskent naar het oordeel van het hof de strekking van artikel 173b van het Wetboek van Strafrecht (verder: artikel 173b). Deze bepaling is van toepassing als een verdachte weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat (onder meer) gevaar voor de openbare gezondheid te duchten is. Daartoe is voldoende dat de verdachte wist of ernstige reden had om te vermoeden dat er een concrete kans is dat derden aan een gevaarlijke concentratie van de stof werden blootgesteld. De verdachte, die uit hoofde van zijn functie deskundig was op het gebied van gassingsmiddelen en dus wist van de risico's van fosforwaterstof, was naar aanleiding van een alarmerende meting opgeroepen en bemerkte vervolgens dat in een pijp, die onderdeel van de lading uitmaakte, ook zijn meter "op tilt sloeg", zodat hij geen idee had welke werkelijke concentratie fosforwaterstof zich in de lading bevond of nog uit de lading zou kunnen komen. Dat had hem ernstige reden moeten geven om te vermoeden dat zodanige kans van blootstelling aan een gevaarlijke concentratie van de stof zich voordeed ten aanzien van de werknemers die - naar de verdachte wist - die middag een begin zouden maken met het lossen van de lading waarin zich de pijp bevond.
Namens de verdachte is voorts aangevoerd dat niet is aangetoond dat wederrechtelijk is gehandeld, immers is niet aangetoond dat personen konden worden blootgesteld aan waarden die uit oogpunt van de milieuwetgeving niet waren toegelaten. Deze stelling miskent naar het oordeel van het hof dat ingevolge artikel 173b slechts is vereist dat de stof wederrechtelijk in de lucht is gebracht; een beperking tot de milieuwetgeving kent het artikel niet. Nu uit metingen is gebleken dat op plaatsen in de buitenlucht waar zich (ook) werknemers konden bevinden, de voor hen op grond van de Arbeidsomstandighedenwet toegelaten maximaal aanvaardbare concentraties meerdere malen en beduidend zijn overschreden, is naar het oordeel van het hof bewezen dat de betreffende stof wederrechtelijk in de lucht is gebracht. Daarbij neemt het hof mede in aanmerking dat, zoals ook door verdachte is aangevoerd, het betreffende bestrijdingsmiddel is toegepast in de vorm van tabletten die onder invloed van lucht, temperatuur en vochtigheid geleidelijk fosforwaterstof afgeven, welke stof vervolgens geleidelijk uit de lading vrijkomt. Op grond daarvan acht het hof bewezen dat, ook al is niet permanent gemeten, de stof gedurende langere periodes in de buitenlucht aanwezig is geweest in concentraties boven de toegelaten waarde.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Het aan zijn schuld te wijten zijn dat wederrechtelijk een stof in de lucht wordt gebracht, terwijl hij ernstige reden heeft om te vermoeden dat daarvan gevaar voor de openbare gezondheid te duchten is.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
De advocaat-generaal mr Wittop Koning heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte terzake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 140 uren, subsidiair 70 dagen hechtenis, alsmede tot een geldboete van € 2.268,-, subsidiair 45 dagen hechtenis, waarvan € 1.134,-, subsidiair 22 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte is naar aanleiding van een alarmerende meting als gassingsdeskundige opgetreden aan boord van een met rijst geladen schip. Ter plaatse constateerde hij, in een situatie die hij gedurende zijn twintigjarige werkervaring nog nooit had meegemaakt, dat zich in de lading een bestrijdingsmiddel bevond in een zodanig hoge concentratie dat hij deze met het voor hem beschikbare meetinstrument niet kon bepalen. Dit had bij hem moeten leiden tot het ernstig vermoeden dat gevaar voor de openbare gezondheid te duchten was, nu hij op grond van zijn deskundigheid op de hoogte was van de risico's die aan het betreffende bestrijdingsmiddel kleefden. Onder deze omstandigheden had het op zijn weg gelegen actie te ondernemen teneinde te voorkomen dat het schip op dat tijdstip zou worden gelost. Hij heeft dat nagelaten. Ten gevolge daarvan is een voor de openbare gezondheid schadelijke stof in de lucht gebracht. Het hof acht de nalatigheid van verdachte een ernstig feit, waarop alleen een geheel onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf van na te melden duur een passende reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 22c, 22d en 173b van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte terzake van het bewezenverklaarde strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf in de vorm van een WERKSTRAF voor de duur van ÉÉNHONDERDVEERTIG UREN, te vervangen door hechtenis voor de tijd 70 DAGEN voor het geval die taakstraf niet naar behoren wordt verricht.
Dit arrest is gewezen door mrs Borgesius, Reinking en Van den Berg, in bijzijn van de griffier mr Kleijne.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 28 februari 2003.