NJ 1999, 679
Uitleg Wet kansspelen: wie beoogt art. 1 te beschermen? / ongeoorloofde voorsprong?
Hof 's-Gravenhage 19-11-1998, ECLI:NL:GHSGR:1998:AD2964
- Instantie
Hof 's-Gravenhage
- Datum
19 november 1998
- Magistraten
in 't Velt-Meijer, De Brauw, Heikens
- Zaaknummer
97/298
- LJN
AD2964
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Vermogensrecht (V)
Verbintenissenrecht / Aansprakelijkheid
Verbintenissenrecht / Onrechtmatige daad
- Brondocumenten
ECLI:NL:GHSGR:1998:AD2964, Uitspraak, Hof 's-Gravenhage, 19‑11‑1998
- Wetingang
BW art. 6:163; Wet Kansspelen art. 1; Wet Kansspelen art. 3
Essentie
In kort geding gevraagd verbod tot het bevorderen van deelname in Nederland aan een buitenlandse loterij. De vergunningsplicht ingevolge de Wet op de kansspelen beoogt niet rechtstreeks het belang van de vergunninghouders te beschermen. De verschillen tussen de in de Duitse en de Nederlandse wetgeving gestelde eisen aan loterijen zijn niet zo groot dat de organisatoren van Duitse loterijen een ongeoorloofde voorsprong op die van Nederlandse loterijen hebben.
Partij(en)
Stichting Nationale Postcodeloterij, te Amsterdam, appellante, voorwaardelijk incidenteel geïntimeerde, proc. mr. R.M. Schutte, adv. mr. M.B.W. Biesheuvel te 's‑Gravenhage,
tegen
- 1.
G. Schindler, te Heidelberg, Duitsland, ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.