RCR 2015/36
Consumentenovereenkomst. Oneerlijk beding. Kan een consument worden verplicht om een vordering inzake de oneerlijkheid van contractuele bedingen voor te leggen aan een andere rechter dan de rechter die bevoegd is om te oordelen over de nietigheid van de overeenkomst als geheel?
HvJ EU 12-02-2015, ECLI:EU:C:2015:88 (Baczó en Vizsnyiczai)
- Instantie
Hof van Justitie van de Europese Unie
- Datum
12 februari 2015
- Magistraten
M. Ilešič, A. Ó Caoimh, C. Toader, E. Jarašiūnas, C. G. Fernlund
- Zaaknummer
C-567/13
- Roepnaam
Baczó en Vizsnyiczai
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS920802:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Verbintenissenrecht / Europees verbintenissenrecht
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
- Brondocumenten
ECLI:EU:C:2015:88, Uitspraak, Hof van Justitie van de Europese Unie, 12‑02‑2015
- Wetingang
Art. 7 lid 1 Richtlijn 93/13/EEG
Essentie
Consumentenovereenkomst. Oneerlijk beding.
Kan een consument worden verplicht om een vordering inzake de oneerlijkheid van contractuele bedingen voor te leggen aan een andere rechter dan de rechter die bevoegd is om te oordelen over de nietigheid van de overeenkomst als geheel?
Samenvatting
Eisers, woonachtig in Hongarije, hebben een hypothecaire lening afgesloten bij een Hongaarse bank. Voor een lokale rechter vorderen eisers nietigverklaring van de leningsovereenkomst op grond van Hongaars recht. Als zij ook de ongeldigheid van het arbitragebeding inroepen op grond van de Hongaarse implementatiewetgeving van Richtlijn 93/13/EEG inzake oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (‘Richtlijn’), verwijst de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.