Einde inhoudsopgave
Verdrag inzake de toetreding van de Helleense Republiek tot het Verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, alsmede tot het Protocol betreffende de uitlegging daarvan door het Hof van Justitie, zoals deze zijn gewijzigd bij het Verdrag inzake de toetreding van het Koninkrijk Denemarken, Ierland en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland
Artikel 12
Geldend
Geldend vanaf 01-04-1989
- Bronpublicatie:
25-10-1982, Trb. 1983, 24 (uitgifte: 10-02-1983, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-04-1989
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
17-03-1989, Trb. 1989, 45 (uitgifte: 01-01-1989, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal privaatrecht / Internationaal bevoegdheidsrecht
Internationaal privaatrecht / Internationaal erkennings- en executierecht
1.
Het Verdrag van 1968 en het Protocol van 1971, als gewijzigd bij het Verdrag van 1978 en bij dit Verdrag, zijn slechts van toepassing op rechtsvorderingen ingesteld en op authentieke akten verleden na de inwerkingtreding van dit Verdrag in de Staat van herkomst en, wanneer wordt verzocht om erkenning of tenuitvoerlegging van een beslissing of een authentieke akte, in de aangezochte Staat.
2.
Evenwel worden in de betrekkingen tussen de Staat van herkomst en de aangezochte Staat de beslissingen gegeven na de dag van inwerkingtreding van dit Verdrag naar aanleiding van vóór deze dag ingestelde vorderingen, erkend en ten uitvoer gelegd overeenkomstig de bepalingen van Titel III van het Verdrag van 1968, als gewijzigd bij het Verdrag van 1978 en het onderhavige Verdrag, indien de bevoegdheid berustte op regels die overeenkomen met de bepalingen van de gewijzigde Titel II van het Verdrag van 1968, of met de bepalingen neergelegd in een verdrag dat tussen de Staat van herkomst en de aangezochte Staat van kracht was op het ogenblik dat de vordering werd ingesteld.