Procestaal: Italiaans.
HvJ EU, 22-09-2016, nr. C-110/15
ECLI:EU:C:2016:717
- Instantie
Hof van Justitie van de Europese Unie
- Datum
22-09-2016
- Magistraten
M. Ilešič, C. Toader, A. Rosas, A. Prechal, E. Jarašiūnas
- Zaaknummer
C-110/15
- Conclusie
N. Wahl
- Roepnaam
Microsoft Mobile Sales International e.a.
- Vakgebied(en)
EU-recht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:EU:C:2016:717, Uitspraak, Hof van Justitie van de Europese Unie, 22‑09‑2016
ECLI:EU:C:2016:326, Conclusie, Hof van Justitie van de Europese Unie, 04‑05‑2016
Uitspraak 22‑09‑2016
M. Ilešič, C. Toader, A. Rosas, A. Prechal, E. Jarašiūnas
Partij(en)
In zaak C-110/15,*
betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door de Consiglio di Stato (hoogste bestuursrechter, Italië) bij beslissing van 4 december 2014, ingekomen bij het Hof op 2 maart 2015, in de procedure
Microsoft Mobile Sales International Oy, voorheen Nokia Italia SpA,
Hewlett-Packard Italiana Srl,
Telecom Italia SpA,
Samsung Electronics Italia SpA,
Dell SpA,
Fastweb SpA,
Sony Mobile Communications Italy SpA,
Wind Telecomunicazioni SpA,
tegen
Ministero per i beni e le attività culturali (MIBAC),
Società italiana degli autori ed editori (SIAE),
Istituto per la tutela dei diritti degli artisti interpreti esecutori (IMAIE), in liquidatie,
Associazione nazionale industrie cinematografiche audiovisive e multimediali (ANICA),
Associazione produttori televisivi (APT),
in tegenwoordigheid van:
Assotelecomunicazioni (Asstel),
Vodafone Omnitel NV,
H3G SpA,
Movimento Difesa del Cittadino,
Assoutenti,
Adiconsum,
Cittadinanza Attiva,
Altroconsumo,
wijst
HET HOF (Tweede kamer),
samengesteld als volgt: M. Ilešič (rapporteur), kamerpresident, C. Toader, A. Rosas, A. Prechal en E. Jarašiūnas, rechters,
advocaat-generaal: N. Wahl,
griffier: L. Carrasco Marco, administrateur,
gezien de stukken en na de terechtzitting op 24 februari 2016,
gelet op de opmerkingen van:
- —
Microsoft Mobile Sales International Oy, vertegenwoordigd door G. Cuonzo en Vincenzo Cerulli Irelli, avvocati,
- —
Hewlett-Packard Italiana Srl, vertegenwoordigd door A. Clarizia en M. Quattrone, avvocati,
- —
Telecom Italia SpA, vertegenwoordigd door F. Lattanzi en E. Stajano, avvocati,
- —
Samsung Electronics Italia SpA, vertegenwoordigd door S. Cassamagnaghi, P. Todaro en E. Raffaelli, avvocati,
- —
Dell SpA, vertegenwoordigd door L. Mansani en F. Fusco, avvocati,
- —
Sony Mobile Communications Italy SpA, vertegenwoordigd door G. Cuonzo en Vincenzo en Vittorio Cerulli Irelli, avvocati,
- —
Wind Telecomunicazioni SpA, vertegenwoordigd door B. Caravita di Toritto, S. Fiorucci en R. Santi, avvocati,
- —
Società italiana degli autori ed editori (SIAE), vertegenwoordigd door M. Siragusa en M. Mandel, avvocati,
- —
Assotelecomunicazioni (Asstel), vertegenwoordigd door M. Libertini, avvocato,
- —
Altroconsumo, vertegenwoordigd door G. Scorza, D. Reccia en M. Salvati, avvocati,
- —
de Italiaanse regering, vertegenwoordigd door G. Palmieri als gemachtigde, bijgestaan door A. Vitale en S. Fiorentino, avvocati dello Stato,
- —
de Franse regering, vertegenwoordigd door D. Colas en D. Segoin als gemachtigden,
- —
de Europese Commissie, vertegenwoordigd door V. Di Bucci en J. Samnadda als gemachtigden,
gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 4 mei 2016,
het navolgende
Arrest
1
Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van artikel 5, lid 2, onder b), van richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij (PB 2001, L 167, blz. 10).
2
Dit verzoek is ingediend in het kader van meerdere geschillen tussen vennootschappen die met name pc's, branders, dragers, mobiele telefoons en fototoestellen vervaardigen en verhandelen, enerzijds, en het Ministero per i beni e le attività culturali e del turismo (ministerie van Cultureel Erfgoed, Culturele Activiteiten en Toerisme; hierna: ‘MIBAC’), de Società italiana degli autori ed editori (Italiaanse vennootschap van auteurs en uitgevers; hierna: ‘SIAE’), de Istituto per la tutela dei diritti degli artisti interpreti esecutori (instituut voor de bescherming van de rechten van uitvoerend kunstenaars), in liquidatie, de Associazione nazionale industrie cinematografiche audiovisive e multimediali (nationale vereniging van de cinematografische, audiovisuele en multimedia-industrie) en de Associazione produttori televisivi (vereniging van televisieproducenten), anderzijds, over de ‘billijke compensatie’ die, via de SIAE, moet worden verstrekt aan de auteurs van voortbrengselen van de geest voor de reproductie voor privégebruik van deze voortbrengselen.
Toepasselijke bepalingen
Unierecht
3
De overwegingen 31, 35 en 38 van richtlijn 2001/29 luiden als volgt:
- ‘(31)
Er moet een rechtvaardig evenwicht van rechten en belangen worden gewaarborgd tussen de verschillende categorieën rechthebbenden en tussen de verschillende categorieën rechthebbenden en gebruikers van beschermd materiaal. […]
[…]
- (35)
Rechthebbenden dienen, in bepaalde uitzonderlijke gevallen, een billijke compensatie te ontvangen om hen naar behoren te compenseren voor het gebruik van hun beschermde werken of ander beschermd materiaal. Bij de bepaling van de vorm, de modaliteiten en het mogelijke niveau van die billijke compensatie moet rekening worden gehouden met de bijzondere omstandigheden van elk geval. Bij de beoordeling van deze omstandigheden zou een zinvol criterium worden gevormd door het mogelijke nadeel voor de rechthebbenden als resultaat van de betreffende handeling. […]
[…]
- (38)
Het moet de lidstaten worden toegestaan om ten aanzien van bepaalde vormen van reproductie van geluidsmateriaal, beeldmateriaal en audiovisueel materiaal voor privégebruik, in een beperking of restrictie op het reproductierecht te voorzien, welke gepaard gaat met een billijke compensatie. Dit kan de invoering of verdere toepassing omvatten van vergoedingsstelsels om het nadeel voor de rechthebbenden te compenseren. […]’
4
Artikel 2 van richtlijn 2001/29, getiteld ‘Reproductierecht’, luidt:
‘De lidstaten voorzien ten behoeve van:
- a)
auteurs, met betrekking tot hun werken,
- b)
uitvoerend kunstenaars, met betrekking tot de vastleggingen van hun uitvoeringen,
- c)
producenten van fonogrammen, met betrekking tot hun fonogrammen,
- d)
producenten van de eerste vastleggingen van films, met betrekking tot het origineel en de kopieën van hun films, en
- e)
omroeporganisaties, met betrekking tot de vastleggingen van hun uitzendingen, ongeacht of deze uitzendingen via de ether of per draad plaatsvinden, uitzendingen per kabel of satelliet daaronder begrepen,
in het uitsluitende recht, de directe of indirecte, tijdelijke of duurzame, volledige of gedeeltelijke reproductie van dit materiaal, met welke middelen en in welke vorm ook, toe te staan of te verbieden.’
5
Artikel 5 van deze richtlijn, met het opschrift ‘Beperkingen en restricties’, bepaalt in lid 2, onder b):
‘De lidstaten kunnen beperkingen of restricties op het in artikel 2 bedoelde reproductierecht stellen ten aanzien van:
[…]
- b)
de reproductie, op welke drager dan ook, door een natuurlijke persoon voor privégebruik gemaakt, en zonder enig direct of indirect commercieel oogmerk, mits de rechthebbenden een billijke compensatie ontvangen waarbij rekening wordt gehouden met het al dan niet toepassen van de in artikel 6 bedoelde technische voorzieningen op het betrokken werk of het betrokken materiaal;
[…]’
Italiaans recht
6
Richtlijn 2001/29 is in de Italiaanse rechtsorde omgezet bij decreto legislativo nr. 68 — Attuazione della direttiva 2001/29/CE sull'armonizzazione di taluni aspetti del diritto d'autore e dei diritti connessi nella società dell'informazione (wetsdecreet nr. 68 houdende omzetting van richtlijn 2001/29/EG betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij) van 9 april 2003 (gewoon supplement bij GURI nr. 87 van 14 april 2003) tot wijziging van legge nr. 633 — Protezione del diritto d'autore e di altri diritti connessi al suo esercizio (wet nr. 633 inzake de bescherming van het auteursrecht en de rechten verbonden met de uitoefening ervan) van 22 april 1941 (hierna: ‘LDA’) door invoeging in deze wet van de artikelen 71 sexies, 71 septies en 71 octies inzake de ‘reproductie voor privégebruik’.
7
Artikel 71 sexies, lid 1, van de LDA bepaalt:
‘Reproductie van fonogrammen en videogrammen, op welke drager dan ook, door een natuurlijke persoon uitsluitend voor privégebruik is toegestaan, mits zonder winstoogmerk of enig direct of indirect commercieel oogmerk en met inachtneming van de technische voorzieningen van artikel 102 quater.’
8
Artikel 71 septies van de LDA bepaalt:
- ‘1.
Auteurs en producenten van fonogrammen en oorspronkelijke producenten van audiovisuele werken, uitvoerend kunstenaars, producenten van videogrammen en hun rechtsopvolgers hebben recht op een compensatie voor reproducties van fonogrammen en videogrammen voor privégebruik als bedoeld in artikel 71 sexies. Voor apparaten die uitsluitend bestemd zijn voor analoge of digitale opname van fonogrammen of videogrammen bestaat deze compensatie in een deel van de prijs die de eindgebruiker aan de verkoper heeft betaald, welke voor multifunctionele apparaten wordt berekend op grond van de prijs van een apparaat met gelijkwaardige eigenschappen als die van het interne, voor opname bestemde onderdeel of, indien dit niet mogelijk is, in een vast bedrag per apparaat. Voor dragers van geluids- en beeldopnamen, zoals analoge en digitale dragers en vaste of uitneembare geheugens die bestemd zijn voor opname van fonogrammen of videogrammen, bestaat de compensatie in een bedrag dat in verhouding staat tot de opnamecapaciteit van deze dragers. Voor video-opnamesystemen op afstand dient de in dit lid bedoelde compensatie te worden betaald door degene die de dienst verleent. Zij is evenredig aan de tegenprestatie die voor deze dienst is ontvangen.
- 2.
De compensatie als bedoeld in lid 1 wordt, in overeenstemming met de […] regelgeving [van de Unie] en rekening houdend met de reproductierechten, vastgesteld bij decreet van de [MIBAC], dat uiterlijk 31 december 2009 dient te worden vastgesteld na raadpleging van het in artikel 190 bedoelde comité en de meest representatieve brancheorganisaties van fabrikanten van de in lid 1 bedoelde apparatuur en dragers. Bij het vaststellen van de compensatie wordt rekening gehouden met de eventuele toepassing van de in artikel 102 quater bedoelde technische voorzieningen, alsook met de uiteenlopende impact van digitale en analoge kopieën. Dit decreet wordt elke drie jaar geactualiseerd.
- 3.
De compensatie is verschuldigd door degenen die de in lid 1 vermelde apparaten en dragers met winstoogmerk in de lidstaat vervaardigen of importeren. Deze personen doen om de drie maanden aangifte bij de [SIAE] van de verkooptransacties en de verschuldigde compensatie, die terstond wordt betaald. Indien de compensatie niet wordt betaald, is de distributeur van de apparaten of dragers hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling. […]’
9
Artikel 71 octies van de LDA bepaalt:
- ‘1.
De in artikel 71 septies genoemde compensatie voor apparaten en dragers bestemd voor de opname van fonogrammen wordt betaald aan de [SIAE], die deze na aftrek van de door haar gemaakte kosten doorbetaalt in gelijke delen aan de auteurs en hun rechtsopvolgers, enerzijds, en aan de producenten van fonogrammen, eventueel via hun meest representatieve brancheorganisaties, anderzijds.
- 2.
De producent van fonogrammen betaalt onverwijld, en in elk geval binnen zes maanden, 50 % van de door hem uit hoofde van lid 1 ontvangen compensatie aan de betrokken uitvoerend kunstenaars.
- 3.
De in artikel 71 septies genoemde compensatie voor apparaten en dragers bestemd voor de opname van videogrammen wordt uitgekeerd aan de [SIAE], die na aftrek van de kosten, eventueel via tussenkomst van de meest representatieve brancheorganisaties, 30 % doorbetaalt aan de auteurs en de overige 70 % in gelijke delen aan de producenten van audiovisuele werken, de producenten van videogrammen en de uitvoerend kunstenaars. 50 % van de aan de uitvoerend kunstenaars betaalde compensatie wordt besteed aan de financiering van de activiteiten en doelstellingen bedoeld in artikel 7, lid 2, van wet nr. 93 van 5 februari 1992.’
10
Krachtens artikel 71 septies, lid 2, van de LDA heeft de MIBAC op 30 december 2009 het decreto relativo alla determinazione del compenso per la riproduzione privata di fonogrammi e di videogrammi (decreet inzake de vaststelling van de compensatie voor de reproductie voor privégebruik van fonogrammen en videogrammen; hierna: ‘decreet van 30 december 2009’) vastgesteld, dat bestaat uit een enkel artikel, dat luidt: ‘In de technische bijlage, die een integraal onderdeel [van dit] decreet is, is de hoogte van de compensatie voor de reproductie van fonogrammen en videogrammen voor privégebruik uit hoofde van artikel 71 septies van de [LDA] vastgesteld’.
11
Artikel 2 van de technische bijlage bij het decreet van 30 december 2009 (hierna: ‘technische bijlage’) bevat een lijst van 26 categorieën producten met voor elke categorie de hoogte van de compensatie voor het kopiëren voor privégebruik.
12
Artikel 4 van de technische bijdrage bepaalt:
- ‘1.
De [SIAE] bevordert het opstellen van protocollen voor een doeltreffendere toepassing van deze bepalingen, mede met het oog op de verlening van objectieve en subjectieve vrijstellingen, zoals in geval van beroepsmatig gebruik van apparaten of dragers of voor bepaalde apparaten voor videospellen. Deze toepassingsprotocollen worden vastgesteld in overleg met de rechtssubjecten die verplicht zijn de compensatie voor het kopiëren voor privégebruik te betalen of hun brancheorganisaties.
- 2.
Overeenkomsten die dateren van voor de onderhavige bepalingen blijven van kracht tot en met de vaststelling van de in lid 1 genoemde protocollen.’
Hoofdgeding en prejudiciële vragen
13
Verzoeksters in het hoofdgeding vervaardigen en verhandelen met name pc's, branders, dragers, mobiele telefoons en fototoestellen.
14
Deze verzoeksters hebben bij de Tribunale amministrativo regionale del Lazio (bestuursrechter in eerste aanleg Latium, Italië) beroepen tot nietigverklaring van het decreet van 30 december 2009 ingesteld. Ter ondersteuning van hun beroepen hebben zij gesteld dat de betrokken nationale regeling in strijd is met het Unierecht, met name omdat personen die duidelijk handelen met een ander oogmerk dan kopiëren voor privégebruik, met name rechtspersonen en personen die beroepsmatig handelen, aan de heffing zijn onderworpen. Zij hebben daarnaast onderstreept dat de delegatie van bevoegdheden door de MIBAC aan de SIAE, het lichaam dat belast is met het collectieve beheer van auteursrechten in Italië, discriminerend is, omdat de nationale regeling aan de SIAE de bevoegdheid verleent de personen aan te wijzen die vrijgesteld worden van de betaling van de vergoeding voor het kopiëren voor privégebruik en de personen die recht hebben op terugbetaling van de vergoeding, indien zij die hebben betaald.
15
De Tribunale amministrativo regionale del Lazio heeft deze beroepen verworpen.
16
Verzoeksters in het hoofdgeding hebben tegen deze beslissing tot verwerping van hun beroepen hoger beroep ingesteld bij de Consiglio di Stato (hoogste bestuursrechter, Italië). Deze rechter twijfelde over de uitlegging van artikel 5, lid 2, onder b), van richtlijn 2001/29 in deze context, heeft de behandeling van de zaak geschorst en het Hof de volgende prejudiciële vragen gesteld:
- ‘1)
Staat het [Unierecht], meer bepaald overweging 31 en artikel 5, lid 2, onder b), van [richtlijn 2001/29], in de weg aan een nationale regeling (inzonderheid artikel 71 sexies van [de LDA] juncto artikel 4 van [de technische bijlage]), volgens welke de vaststelling van de criteria voor de vrijstelling vooraf van de heffing in geval van dragers en inrichtingen die zijn aangeschaft voor duidelijk andere doelen dan het kopiëren voor privégebruik — namelijk uitsluitend voor beroepsmatig gebruik — wordt overgelaten aan particuliere overeenkomsten of ‘vrije onderhandelingen’ (met name wat de in artikel 4 bedoelde ‘toepassingsprotocollen’ betreft) tussen de SIAE en de tot betaling van de compensatie verplichte rechtssubjecten of hun brancheorganisaties, zonder algemene bepalingen en enige garantie van gelijke behandeling?
- 2)
Staat het [Unierecht], meer bepaald overweging 31 en artikel 5, lid 2, onder b), van [richtlijn 2001/29], in de weg aan een nationale regeling (inzonderheid artikel 71 sexies van de [LDA] juncto [het decreet van] 30 december 2009 en de voorschriften van de SIAE inzake terugbetaling) volgens welke in geval van dragers en inrichtingen die zijn aangeschaft voor duidelijk andere doelen dan het kopiëren voor privégebruik — namelijk uitsluitend voor beroepsmatig gebruik — uitsluitend om terugbetaling kan worden verzocht door de eindgebruiker en niet door de producent van deze dragers en inrichtingen?’
Beantwoording van de prejudiciële vragen
Ontvankelijkheid
17
De SIAE is van mening dat de eerste vraag niet-ontvankelijk is, aangezien deze vraag had moeten worden beantwoord door middel van een Unierechtconforme uitlegging van het nationale recht, namelijk dat apparaten en dragers aangeschaft door andere dan natuurlijke personen met het oog op uitsluitend beroepsmatig gebruik niet zijn onderworpen aan de heffing voor het kopiëren voor privégebruik.
18
In dat verband moet in herinnering worden gebracht dat het volgens vaste rechtspraak van het Hof in het kader van de in artikel 267 VWEU neergelegde samenwerking tussen het Hof en de nationale rechterlijke instanties uitsluitend een zaak is van de nationale rechter aan wie het geschil is voorgelegd en die de verantwoordelijkheid voor de te geven rechterlijke beslissing draagt, om, gelet op de bijzonderheden van het geval, zowel de noodzaak van een prejudiciële beslissing voor het wijzen van zijn vonnis te beoordelen als de relevantie van de vragen die hij aan het Hof voorlegt. Wanneer de vragen betrekking hebben op de uitlegging van het recht van de Unie, is het Hof derhalve in beginsel verplicht daarop te antwoorden (zie met name arresten van 21 oktober 2010, Padawan, C-467/08, EU:C:2010:620, punt 21, en 12 november 2015, Hewlett-Packard Belgium, C-572/13, EU:C:2015:750, punt 24).
19
Het Hof kan slechts weigeren uitspraak te doen over een prejudiciële vraag van een nationale rechter wanneer duidelijk blijkt dat de gevraagde uitlegging van het Unierecht geen verband houdt met een reëel geschil of met het voorwerp van het hoofdgeding, of wanneer het vraagstuk van hypothetische aard is of het Hof niet beschikt over de gegevens, feitelijk en rechtens, die noodzakelijk zijn om een nuttig antwoord op de gestelde vragen te geven (zie met name arresten van 16 juni 2015, Gauweiler e.a., C-62/14, EU:C:2015:400, punt 25, en 8 september 2015, Taricco e.a., C-105/14, EU:C:2015:555, punt 30).
20
Dat is in casu niet het geval, aangezien de eerste aan het Hof gestelde vraag, over de uitlegging van het recht van de Unie, geenszins hypothetisch is en vaststaat dat zij reëel verband houdt met het geschil in het hoofdgeding, daar deze vraag de uitlegging betreft van Unierechtelijke bepalingen die volgens de verwijzende rechter van doorslaggevend belang zijn voor de beslissing die hij in het hoofdgeding zal moeten geven, inzonderheid met betrekking tot de wijze van vrijstelling van de heffing voor het kopiëren voor privégebruik indien de dragers en inrichtingen duidelijk zijn aangeschaft met het oog op andere doelen dan het kopiëren voor privégebruik.
21
De SIAE stelt daarnaast dat de tweede vraag niet-ontvankelijk is omdat zij identiek is aan vragen die het Hof reeds heeft beantwoord.
22
Dat middel van niet-ontvankelijkheid moet worden afgewezen. Gesteld al dat de gestelde vraag inhoudelijk gelijk is aan een vraag die reeds in een soortgelijke zaak voorwerp van een prejudiciële beslissing is geweest, dan nog blijft het een nationale rechter volledig vrijstaan een prejudiciële vraag aan het Hof te stellen en heeft zulks niet tot gevolg dat de vraag niet-ontvankelijk wordt (zie in die zin arresten van 6 oktober 1982, Cilfit e.a., 283/81, EU:C:1982:335, punten 13 en 15; 2 april 2009, Pedro IV Servicios, C-260/07, EU:C:2009:215, punt 31, en 26 november 2014, Mascolo e.a., C-22/13, C-61/13–C-63/13 en C-418/13, EU:C:2014:2401, punt 49).
23
De prejudiciële vragen zijn derhalve ontvankelijk.
Ten gronde
24
Met zijn vragen, die tezamen moeten worden onderzocht, wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of het recht van de Unie, met name artikel 5, lid 2, onder b), van richtlijn 2001/29, aldus moet worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een nationale regeling, zoals die aan de orde in het hoofdgeding, die vrijstelling van de vergoeding voor het kopiëren voor privégebruik van producenten en importeurs van apparaten en dragers die duidelijk bestemd zijn voor een ander gebruik dan het kopiëren voor privégebruik, afhankelijk stelt van het sluiten van overeenkomsten tussen een organisatie die een wettelijk monopolie heeft voor het behartigen van de belangen van de auteurs van werken, enerzijds, en de betalingsplichtigen of hun brancheorganisaties, anderzijds, en die voorts bepaalt dat enkel de eindgebruiker van deze apparaten en dragers kan verzoeken om terugbetaling van een dergelijke vergoeding in geval deze ten onrechte is betaald.
25
In de eerste plaats zij opgemerkt dat artikel 5, lid 2, onder b), van richtlijn 2001/29 bepaalt dat de lidstaten beperkingen of restricties op het in artikel 2 neergelegde uitsluitende reproductierecht kunnen stellen ten aanzien van de reproductie, op welke drager dan ook, door een natuurlijke persoon voor privégebruik gemaakt, en zonder enig direct of indirect commercieel oogmerk, mits de houders van dit uitsluitende recht een billijke compensatie ontvangen waarbij rekening wordt gehouden met het al dan niet toepassen van de in artikel 6 van die richtlijn bedoelde technische voorzieningen.
26
Zoals blijkt uit de overwegingen 35 en 38 van richtlijn 2001/29, weerspiegelt artikel 5, lid 2, onder b), van deze richtlijn de wil van de wetgever van de Unie om te voorzien in een specifieke vergoedingsregeling die wordt toegepast wanneer rechthebbenden nadeel wordt berokkend dat in beginsel de verplichting doet ontstaan om hen te ‘compenseren’ (arrest van 9 juni 2016, EGEDA e.a., C-470/14, EU:C:2016:418, punt 19 en aldaar aangehaalde rechtspraak).
27
De lidstaten hebben een ruime beoordelingsmarge om te bepalen wie deze compensatie moet afdragen, aangezien de bepalingen van richtlijn 2001/29 niet uitdrukkelijk de verschillende aspecten van het stelsel van de billijke compensatie regelen. Datzelfde geldt voor de bepaling van de vorm, de modaliteiten en het niveau van deze compensatie (zie in die zin arrest van 11 juli 2013, Amazon.com International Sales e.a., C-521/11, EU:C:2013:515, punt 20 en aldaar aangehaalde rechtspraak).
28
Zoals blijkt uit de rechtspraak van het Hof is een billijke compensatie in overeenstemming met artikel 5, lid 2, onder b), van richtlijn 2001/29 als de compensatie en dus het stelsel waarop zij berust verband houden met de schade geleden door de rechthebbenden als gevolg van het kopiëren voor privégebruik (zie in die zin arrest van 5 maart 2015, Copydan Båndkopi, C-463/12, EU:C:2015:144, punt 21 en aldaar aangehaalde rechtspraak).
29
Een regeling voor de financiering van de billijke compensatie voldoet dus slechts aan de vereisten van het ‘rechtvaardige evenwicht’ in overweging 31 van richtlijn 2001/29 tussen de rechten en belangen van de auteurs, de ontvangers van de billijke compensatie, enerzijds, en de rechten en belangen van de gebruikers van beschermd materiaal, anderzijds, indien de apparaten en dragers voor het vervaardigen van reproducties kunnen worden gebruikt voor het kopiëren voor privégebruik en dus een nadeel kunnen berokkenen aan de auteur van het beschermde werk. Gelet op die vereisten bestaat er dus een noodzakelijk verband tussen de toepassing van de vergoeding voor het kopiëren voor privégebruik op die apparaten en dragers voor digitale reproductie en het gebruik van deze apparaten en dragers voor het vervaardigen van reproducties voor privégebruik (zie in die zin arrest van 21 oktober 2010, Padawan, C-467/08, EU:C:2010:620, punt 52).
30
In de tweede plaats heeft het Hof geoordeeld dat degene die voor privégebruik een reproductie van een beschermd werk vervaardigt zonder vooraf toestemming te vragen aan de houder van het exclusieve reproductierecht, de persoon is die de houder benadeelt, zodat die vervaardiger in beginsel verplicht is het met die reproductie gepaard gaande nadeel te vergoeden door het bekostigen van de compensatie die aan die houder zal worden betaald (arresten van 21 oktober 2010, Padawan, C-467/08, EU:C:2010:620, punt 45; 16 juni 2011, Stichting de Thuiskopie, C-462/09, EU:C:2011:397, punt 26, en 11 juli 2013, Amazon.com International Sales e.a., C-521/11, EU:C:2013:515, punt 23).
31
Het Hof heeft evenwel aanvaard dat het de lidstaten, gelet op de praktische moeilijkheden om particuliere gebruikers te identificeren en hen te verplichten de houders van het uitsluitende reproductierecht te compenseren voor de schade die zij hun berokkenen, vrijstaat om met het oog op de financiering van de billijke compensatie een ‘vergoeding voor het kopiëren voor privégebruik’ in te voeren die niet door de betrokken particulieren dient te worden betaald, maar door de personen die over installaties, apparaten en dragers voor reproductie beschikken en deze installaties, apparaten en dragers daartoe juridisch of feitelijk ter beschikking stellen van particulieren. In het kader van een dergelijke regeling dienen de personen die over die installaties beschikken de vergoeding voor het kopiëren voor privégebruik te betalen (zie in die zin arresten van 21 oktober 2010, Padawan, C-467/08, EU:C:2010:620, punt 46; 16 juni 2011, Stichting de Thuiskopie, C-462/09, EU:C:2011:397, punt 27, en 11 juli 2013, Amazon.com International Sales e.a., C-521/11, EU:C:2013:515, punt 24).
32
De lidstaten kunnen de vergoeding voor het kopiëren voor privégebruik onder bepaalde omstandigheden zonder onderscheid opleggen ter zake van alle dragers die geschikt zijn voor reproductie, waaronder in het geval waarin deze dragers uiteindelijk worden gebruikt op een manier die niet onder de in artikel 5, lid 2, onder b), van richtlijn 2001/29 bedoelde situatie valt (zie arrest van 5 maart 2015, Copydan Båndkopi, C-463/12, EU:C:2015:144, punt 44).
33
Het Hof heeft in dat verband gepreciseerd dat, aangezien dat stelsel het de betalingsplichtigen mogelijk maakt het bedrag van de vergoeding voor het kopiëren voor privégebruik door te berekenen in de prijs van de terbeschikkingstelling van die installaties, apparaten en informatiedragers of in de prijs voor de reproductiedienstverlening, de last van de vergoeding uiteindelijk wordt gedragen door de privégebruiker die deze prijs betaalt, hetgeen voldoet aan het in overweging 31 van richtlijn 2001/29 bedoelde ‘rechtvaardige evenwicht’ tussen de belangen van de houders van het uitsluitende reproductierecht en die van de gebruikers van beschermd materiaal (zie in die zin arresten van 16 juni 2011, Stichting de Thuiskopie, C-462/09, EU:C:2011:397, punt 28, en 11 juli 2013, Amazon.com International Sales e.a., C-521/11, EU:C:2013:515, punt 25).
34
Gelet daarop heeft het Hof overwogen dat een stelsel tot toepassing van een dergelijke vergoeding enkel in overeenstemming is met artikel 5, lid 2, onder b), van richtlijn 2001/29 als de invoering ervan wordt gerechtvaardigd door praktische moeilijkheden en de betalingsplichtigen beschikken over een recht op terugbetaling van deze vergoeding wanneer zij niet verschuldigd is (zie in die zin arresten van 11 juli 2013, Amazon.com International Sales e.a., C-521/11, EU:C:2013:515, punt 31, en 5 maart 2015, Copydan Båndkopi, C-463/12, EU:C:2015:144, punt 45).
35
In dat verband kan een stelsel voor vergoeding voor het kopiëren voor privégebruik met name worden gerechtvaardigd doordat het onmogelijk is de eindgebruikers te identificeren of door de praktische moeilijkheden bij de identificatie van hen of andere vergelijkbare moeilijkheden (arrest van 5 maart 2015, Copydan Båndkopi, C-463/12, EU:C:2015:144, punt 46 en aldaar aangehaalde rechtspraak).
36
Uit de rechtspraak van het Hof volgt echter dat deze vergoeding in elk geval niet mag worden toegepast op de levering van installaties, apparaten en dragers voor reproductie aan andere dan natuurlijke personen die deze installaties, apparaten en dragers duidelijk voor andere doelen dan het kopiëren voor privégebruik aanschaffen (arrest van 5 maart 2015, Copydan Båndkopi, C-463/12, EU:C:2015:144, punt 47 en aldaar aangehaalde rechtspraak).
37
Een dergelijk stelsel moet voorts een recht op terugbetaling van de vergoeding voor het kopiëren voor privégebruik omvatten dat doeltreffend is en de teruggave van de betaalde vergoeding niet uiterst moeilijk maakt. In dat verband moeten de reikwijdte, de doeltreffendheid, de beschikbaarheid, de bekendheid en de eenvoud van toepassing van het recht op terugbetaling een compensatie kunnen vormen voor eventuele onevenwichtigheden die door het stelsel voor vergoeding voor het kopiëren voor privégebruik zijn veroorzaakt om tegemoet te komen aan de geconstateerde praktische moeilijkheden (zie in die zin arresten van 11 juli 2013, Amazon.com International Sales e.a., C-521/11, EU:C:2013:515, punt 36, en 5 maart 2015, Copydan Båndkopi, C-463/12, EU:C:2015:144, punt 52).
38
De door de verwijzende rechter gestelde vragen moeten derhalve worden onderzocht in het licht van deze overwegingen.
39
Ten eerste moet worden opgemerkt dat de vergoeding voor het kopiëren voor privégebruik volgens het stelsel van billijke compensatie dat in het hoofdgeding aan de orde is, wordt gevormd door een deel van de prijs die de eindgebruiker aan de detailhandelaar betaalt voor de betrokken apparaten en dragers, waarvan het bedrag is vastgesteld aan de hand van hun opnamecapaciteit, zoals blijkt uit artikel 71 septies, lid 1, van de LDA. Overeenkomstig artikel 71 septies, lid 3, van de LDA is deze vergoeding verschuldigd door degenen die deze apparaten en dragers met winstoogmerk op het Italiaanse grondgebied vervaardigen of importeren.
40
In dat verband staat vast dat de regeling die in het hoofdgeding aan de orde is, geen algemeen toepasselijke bepaling kent die producenten en importeurs die aantonen dat de apparaten en dragers zijn aangeschaft door andere dan natuurlijke personen voor duidelijk andere doeleinden dan het kopiëren voor privégebruik, vrijstelt van de betaling van de vergoeding voor het kopiëren voor privégebruik.
41
Uit de rechtspraak van het Hof die in punt 36 van het onderhavige arrest is aangehaald, blijkt evenwel dat deze vergoeding niet mag worden opgelegd voor de levering van deze installaties.
42
Zoals in punt 29 van dit arrest is gememoreerd, voldoet een regeling voor de financiering van de billijke compensatie slechts aan de vereisten van het ‘rechtvaardige evenwicht’ in overweging 31 van richtlijn 2001/29 indien de betrokken apparaten en dragers voor het vervaardigen van reproducties kunnen worden gebruikt voor het kopiëren voor privégebruik.
43
Zoals de Italiaanse regering onderstreept, bepaalt artikel 4 van de technische bijlage dat de SIAE het opstellen van protocollen ‘bevordert’, ‘mede met het oog op de verlening van objectieve en subjectieve vrijstellingen, zoals in geval van beroepsmatig gebruik van apparaten of dragers of voor bepaalde apparaten voor videospellen’, en dat deze protocollen worden vastgesteld in overleg met de rechtssubjecten die verplicht zijn de vergoeding voor het kopiëren voor privégebruik te betalen of hun brancheorganisaties.
44
Niettemin heeft het Hof eraan herinnerd dat de beperkingen in artikel 5 van richtlijn 2001/29 moeten worden toegepast met inachtneming van het beginsel van gelijke behandeling, dat een algemeen beginsel van Unierecht vormt, in artikel 20 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie is vastgelegd en vereist dat vergelijkbare situaties niet verschillend en verschillende situaties niet gelijk worden behandeld, tenzij een dergelijke behandeling objectief gerechtvaardigd is (arrest van 5 maart 2015, Copydan Båndkopi, C-463/12, EU:C:2015:144, punten 31 en 32 en aldaar aangehaalde rechtspraak).
45
De lidstaten kunnen geen uitvoeringsregeling voor de billijke compensatie vaststellen waarmee de verschillende categorieën marktdeelnemers die handelen in vergelijkbare goederen waarop de uitzondering voor het kopiëren voor privégebruik ziet, of de verschillende categorieën gebruikers van beschermd materiaal, zonder rechtvaardiging ongelijk worden behandeld (arrest van 5 maart 2015, Copydan Båndkopi, C-463/12, EU:C:2015:144, punt 33 en aldaar aangehaalde rechtspraak).
46
In casu moet worden vastgesteld dat de regeling die in het hoofdgeding aan de orde is, niet voor elk geval kan garanderen dat producenten en importeurs die onderworpen zijn aan de vergoeding voor het kopiëren voor privégebruik, die zich in vergelijkbare situaties kunnen bevinden, gelijk worden behandeld.
47
Zoals in punt 40 van dit arrest is overwogen, kent deze regeling geen algemeen toepasselijke bepaling die producenten en importeurs die aantonen dat de apparaten en dragers zijn aangeschaft door andere dan natuurlijke personen voor duidelijk andere doeleinden dan het kopiëren voor privégebruik, vrijstelt van de vergoeding voor het kopiëren voor privégebruik. Zij legt de SIAE enkel een inspanningsverplichting op, namelijk dat zij het opstellen van overeenkomstprotocollen met de rechtssubjecten die verplicht zijn de vergoeding voor het kopiëren voor privégebruik te betalen ‘bevordert’. Daaruit volgt dat producenten en importeurs die zich in een vergelijkbare situatie bevinden, verschillend kunnen worden behandeld naargelang zij een overeenkomstprotocol hebben gesloten met de SIAE.
48
Voorts bevat deze regeling, met name artikel 4 van de technische bijlage, geen objectieve en transparante criteria waaraan personen die gehouden zijn de billijke compensatie te betalen of hun brancheorganisaties moeten voldoen met het oog op het sluiten van deze overeenkomstprotocollen. Deze bepaling vermeldt namelijk enkel bij wijze van voorbeeld de vrijstelling in geval van ‘beroepsmatig gebruik van apparaten of dragers of voor bepaalde apparaten voor videospellen’, waarbij de toegepaste vrijstellingen, volgens de bewoordingen van dat artikel, objectief of subjectief kunnen zijn.
49
Aangezien de sluiting van dergelijke protocollen wordt overgelaten aan vrije onderhandelingen tussen de SIAE en de rechtssubjecten die gehouden zijn de billijke compensatie te betalen of hun brancheorganisaties, moet worden aangenomen, gesteld al dat dergelijke protocollen worden gesloten met alle rechtssubjecten die aanspraak kunnen maken op vrijstelling van de vergoeding voor het kopiëren voor privégebruik, dat er geen garantie is dat producenten en importeurs die zich in een vergelijkbare situatie bevinden, op dezelfde manier worden behandeld, daar de voorwaarden van deze akkoorden het resultaat zijn van privaatrechtelijke onderhandelingen.
50
Voor het overige staan de elementen die in de punten 47 tot en met 49 van dit arrest voor het voetlicht zijn gehaald, in de weg aan de veronderstelling dat de nationale regeling die in het hoofdgeding aan de orde is, kan garanderen dat daadwerkelijk en met inachtneming van met name het beginsel van rechtszekerheid is voldaan aan het in punt 44 van dit arrest genoemde vereiste.
51
Ten tweede blijkt uit de bewoordingen van de tweede prejudiciële vraag en de opmerkingen die bij het Hof zijn ingediend dat de terugbetalingsprocedure die door de SIAE is uitgewerkt en is opgenomen in de ‘aanwijzingen’ die beschikbaar zijn op haar internetsite, inhoudt dat enkel de eindgebruiker die geen natuurlijke persoon is, om terugbetaling kan verzoeken. Producenten en importeurs van dragers en inrichtingen daarentegen kunnen niet om terugbetaling verzoeken.
52
In dat verband volstaat het om vast te stellen, zoals de advocaat-generaal heeft opgemerkt in de punten 58 en 59 van zijn conclusie, dat het Hof in zijn arrest van 5 maart 2015, Copydan Båndkopi (C-463/12, EU:C:2015:144, punt 55) inderdaad heeft overwogen dat het Unierecht niet in de weg staat aan een stelsel van billijke compensatie waarin alleen door eindgebruikers van apparaten of dragers waarvoor de vergoeding voor het kopiëren voor privégebruik geldt, om terugbetaling van deze vergoeding kan worden verzocht, maar het heeft daaraan toegevoegd dat een dergelijk stelsel enkel verenigbaar is met het Unierecht als de betalingsplichtigen, met inachtneming van het Unierecht, van deze vergoeding zijn vrijgesteld als zij aantonen dat zij de apparaten en dragers in kwestie hebben geleverd aan andere dan natuurlijke personen die deze duidelijk voor andere doelen dan het kopiëren voor privégebruik aanschaffen.
53
Dat is in casu niet het geval, zoals blijkt uit de overwegingen in de punten 39 tot en met 49 van het onderhavige arrest.
54
Zoals blijkt uit overweging 31 van richtlijn 2001/29 moet voorts een rechtvaardig evenwicht worden gewaarborgd tussen de rechthebbenden en de gebruikers van beschermd materiaal. Volgens de rechtspraak van het Hof moet een stelsel van billijke compensatie derhalve bepaalde mechanismen — met name terugbetalingsmechanismen — omvatten om situaties te corrigeren waarin ‘overcompensatie’ plaatsvindt ten nadele van deze of gene categorie gebruikers. Overcompensatie zou immers niet stroken met het in die overweging gestelde vereiste (zie naar analogie arrest van 12 november 2015, Hewlett-Packard Belgium, C-572/13, EU:C:2015:750, punten 85 en 86).
55
Omdat het stelsel van billijke compensatie dat in het hoofdgeding aan de orde is, geen afdoende garanties biedt voor vrijstelling van de vergoeding voor producenten en importeurs die aantonen dat de apparaten en dragers zijn aangeschaft voor duidelijk andere doeleinden dan het kopiëren voor privégebruik, moet dat stelsel in elk geval een recht op terugbetaling van de vergoeding behelzen dat doeltreffend is en de teruggave van de betaalde vergoeding niet uiterst moeilijk maakt, zoals in punt 37 van dit arrest is opgemerkt. Het recht op terugbetaling in het stelsel van billijke compensatie dat in het hoofdgeding aan de orde is, kan echter niet als doeltreffend worden beschouwd, aangezien vaststaat dat het niet openstaat voor natuurlijke personen, zelfs niet als zij de apparaten en dragers duidelijk voor andere doeleinden dan het kopiëren voor privégebruik aanschaffen.
56
Gelet op de bovenstaande overwegingen moet op de vragen worden geantwoord dat het recht van de Unie, met name artikel 5, lid 2, onder b), van richtlijn 2001/29, aldus moet worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een nationale regeling, zoals die aan de orde in het hoofdgeding, die vrijstelling van de vergoeding voor het kopiëren voor privégebruik voor producenten en importeurs van apparaten en dragers die duidelijk bestemd zijn voor een ander gebruik dan het kopiëren voor privégebruik, afhankelijk stelt van het sluiten van overeenkomsten tussen een organisatie die een wettelijk monopolie heeft voor het behartigen van de belangen van de auteurs van werken, enerzijds, en de betalingsplichtigen of hun brancheorganisaties, anderzijds, en die voorts bepaalt dat enkel de eindgebruiker van deze apparaten en dragers kan verzoeken om terugbetaling van een dergelijke vergoeding in geval deze ten onrechte is betaald.
Verzoek om beperking van de werking van het arrest in de tijd
57
In haar schriftelijke opmerkingen heeft de SIAE het Hof verzocht de werking van het onderhavige arrest te beperken in de tijd voor het geval het Hof zou vaststellen dat artikel 5, lid 2, onder b), van richtlijn 2001/29 zich verzet tegen een nationale regeling zoals aan de orde in het hoofdgeding.
58
Ter onderbouwing van haar verzoek wijst de SIAE het Hof ten eerste op de ernstige economische gevolgen voor de SIAE die een arrest van die strekking zou hebben, aangezien de compensaties, afgezien van het aandeel dat door de SIAE wordt ingehouden om de kosten van de inning ervan te dekken, al onder de rechthebbenden zijn verdeeld. Ten tweede lijdt het geen twijfel dat de SIAE te goeder trouw heeft gehandeld en in de overtuiging dat de nationale regeling die in het hoofdgeding aan de orde is, volledig verenigbaar was met het recht van de Unie. Deze overtuiging werd nog versterkt door de omstandigheid dat de Commissie, die deze regeling goed kende, nooit opmerkingen heeft gemaakt over de verenigbaarheid ervan met het recht van de Unie, hoewel zij al lange tijd wordt toegepast.
59
In dit verband zij eraan herinnerd dat de uitlegging die het Hof krachtens de hem bij artikel 267 VWEU verleende bevoegdheid geeft aan een voorschrift van Unierecht volgens vaste rechtspraak van het Hof de betekenis en de strekking van dat voorschrift zoals het sedert de datum van de inwerkingtreding ervan moet of had moeten worden verstaan en toegepast, verklaart en preciseert. Hieruit volgt dat het aldus uitgelegde voorschrift door de rechter ook kan en moet worden toegepast op rechtsbetrekkingen die zijn ontstaan en tot stand gekomen vóór het arrest waarbij op het verzoek om uitlegging is beslist, indien voor het overige is voldaan aan de voorwaarden waaronder een geschil over de toepassing van dat voorschrift voor de bevoegde rechter kan worden gebracht (zie met name arresten van 17 februari 2005, Linneweber en Akritidis, C-453/02 en C-462/02, EU:C:2005:92, punt 41; 6 maart 2007, Meilicke e.a., C-292/04, EU:C:2007:132, punt 34, en 27 februari 2014, Transportes Jordi Besora, C-82/12, EU:C:2014:108, punt 40).
60
Slechts in zeer uitzonderlijke gevallen kan het Hof uit hoofde van een aan de rechtsorde van de Unie inherent algemeen beginsel van rechtszekerheid besluiten om beperkingen te stellen aan de mogelijkheid voor iedere belanghebbende om met een beroep op een door het Hof uitgelegde bepaling te goeder trouw tot stand gekomen rechtsbetrekkingen opnieuw ter discussie te stellen. Tot een dergelijke beperking kan slechts worden besloten indien is voldaan aan twee essentiële criteria, te weten de goede trouw van de belanghebbende kringen en het gevaar voor ernstige verstoringen (zie met name arresten van 10 januari 2006, Skov en Bilka, C-402/03, EU:C:2005:6, punt 51; 3 juni 2010, Kalinchev, C-2/09, EU:C:2010:312, punt 50, en 27 februari 2014, Transportes Jordi Besora, C-82/12, EU:C:2014:108, punt 41).
61
Meer bepaald heeft het Hof slechts in zeer specifieke omstandigheden van deze mogelijkheid gebruikgemaakt, namelijk wanneer er gevaar bestond voor ernstige economische gevolgen, inzonderheid gezien het grote aantal op basis van de geldig geachte wettelijke regeling te goeder trouw tot stand gekomen rechtsbetrekkingen, en wanneer bleek dat particulieren en de nationale autoriteiten tot met het Unierecht strijdig gedrag waren gebracht op grond van een objectieve, grote onzekerheid over de strekking van bepalingen of beginselen van Unierecht, aan welke onzekerheid het gedrag zelf van andere lidstaten of van de Europese Commissie eventueel had bijgedragen (arrest van 27 februari 2014, Transportes Jordi Besora, C-82/12, EU:C:2014:108, punt 42 en aldaar aangehaalde rechtspraak).
62
In casu moet inzake het eerste criterium worden vastgesteld dat het Hof zich in het arrest van 21 oktober 2010, Padawan (C-467/08, EU:C:2010:620, punt 53) al heeft uitgesproken over de verenigbaarheid met het recht van de Unie van een stelsel dat voorzag in de ongedifferentieerde toepassing van de vergoeding voor het kopiëren voor privégebruik op alle types apparaten en dragers voor digitale reproductie, en dit ook in het geval waarin andere dan natuurlijke personen deze apparaten en dragers duidelijk voor andere doelen dan het kopiëren voor privégebruik aanschaffen. Onder deze omstandigheden kan de SIAE niet stellen dat zij tot de overtuiging was gekomen dat de regeling die in het hoofdgeding aan de orde is, in overeenstemming was met het recht van de Unie omdat de Commissie geen opmerkingen heeft gemaakt over de verenigbaarheid van deze regeling met het recht van de Unie.
63
Hoe dan ook, inzake het tweede criterium moet worden vastgesteld dat de SIAE niet heeft aangetoond dat er sprake is van ernstige verstoringen. Zij heeft enkel aangegeven dat de compensaties al in hun geheel onder de rechthebbenden zijn verdeeld en dat zij ‘waarschijnlijk niet in staat zal zijn de bedragen terug te vorderen’.
64
Derhalve is er geen reden om de werking van dit arrest in de tijd te beperken.
Kosten
65
Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de verwijzende rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.
Het Hof van Justitie (Tweede kamer) verklaart voor recht:
Het recht van de Europese Unie, met name artikel 5, lid 2, onder b), van richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij, moet aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een nationale regeling, zoals die aan de orde in het hoofdgeding, die vrijstelling van de vergoeding voor het kopiëren voor privégebruik voor producenten en importeurs van apparaten en dragers die duidelijk bestemd zijn voor een ander gebruik dan het kopiëren voor privégebruik, afhankelijk stelt van het sluiten van overeenkomsten tussen een organisatie die een wettelijk monopolie heeft voor het behartigen van de belangen van de auteurs van werken, enerzijds, en de betalingsplichtigen of hun brancheorganisaties, anderzijds, en die voorts bepaalt dat enkel de eindgebruiker van deze apparaten en dragers kan verzoeken om terugbetaling van een dergelijke vergoeding in geval deze ten onrechte is betaald.
ondertekeningen
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 22‑09‑2016
Conclusie 04‑05‑2016
N. Wahl
Partij(en)
Zaak C-110/151.
Nokia Italia SpA
Hewlett-Packard Italiana Srl
Telecom Italia SpA
Samsung Electronics Italia SpA
Dell SpA
Fastweb SpA
Sony Mobile Communications Italy SpA
Wind Telecomunicazioni SpA
tegen
Società italiana degli autori ed editori (SIAE)
Istituto per la tutela dei diritti degli artisti interpreti esecutori (IMAIE), in liquidatie
Associazione nazionale industrie cinematografiche audiovisive e multimediali (Anica)
Associazione produttori televisivi (Apt)
en
Ministero per i beni e le attività culturali (MiBAC)
[Verzoek van de Consiglio di Stato (raad van state, Italië) om een prejudiciële beslissing]
1.
Het onderhavige prejudiciële verzoek van de Consiglio di Stato (raad van state, Italië) betreft de juiste lezing van artikel 5, lid 2, onder b), van richtlijn 2001/29/EG.2. Volgens die bepaling kunnen de lidstaten het uitsluitende ‘reproductierecht’ van rechthebbenden beperken ten aanzien van het kopiëren voor privégebruik. Wanneer een lidstaat heeft besloten de uitsluitende rechten van rechthebbenden op die manier te beperken, dient de desbetreffende regeling van de lidstaten volgens de richtlijn te verzekeren dat rechthebbenden een billijke compensatie ontvangen voor het gebruik van het auteursrechtelijk beschermde materiaal.
2.
In Italië, waar het kopiëren voor privégebruik is toegestaan, heeft die compensatie de vorm van een kopieerheffing op installaties, apparaten en dragers waarmee kopieën van beschermde werken en ander materiaal kunnen worden gemaakt. De prejudiciële vragen betreffen de verenigbaarheid van de Italiaanse regeling van deze compensatie met richtlijn 2001/29. Meer in het bijzonder geeft deze zaak het Hof de gelegenheid om de beoordelingsvrijheid van de lidstaten af te bakenen wat betreft de details van de regeling van de compensatie voor het kopiëren voor privégebruik, en om nadere aanwijzingen te geven over de uitlegging van artikel 5, lid 2, onder b), van richtlijn 2001/29.
I — Juridisch kader
A — Unierecht
3.
Richtlijn 2001/29 regelt de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten.
4.
Volgens overweging 31 van richtlijn 2001/29 heeft de richtlijn mede tot doel te verzekeren dat een rechtvaardig evenwicht wordt bereikt tussen de rechten en belangen van de verschillende categorieën rechthebbenden onderling alsook tussen de verschillende categorieën rechthebbenden en gebruikers van beschermd materiaal.
5.
Overweging 35 betreft uitzonderlijke gevallen. Volgens deze overweging dienen rechthebbenden in bepaalde gevallen een billijke compensatie te ontvangen om hen naar behoren te compenseren voor het gebruik van hun beschermde werken of ander beschermd materiaal. Bij de bepaling van de vorm, de modaliteiten en het mogelijke niveau van die billijke compensatie moet rekening worden gehouden met de bijzondere omstandigheden van elk geval. Voor de beoordeling van deze omstandigheden wordt het mogelijke nadeel dat de rechthebbenden ten gevolge van de betreffende handeling hebben geleden, met name van belang geacht.
6.
Artikel 2 van richtlijn 2001/29 betreft het reproductierecht. Het bepaalt:
‘De lidstaten voorzien ten behoeve van:
- a)
auteurs, met betrekking tot hun werken;
- b)
uitvoerend kunstenaars, met betrekking tot de vastleggingen van hun uitvoeringen;
- c)
producenten van fonogrammen, met betrekking tot hun fonogrammen;
- d)
producenten van de eerste vastleggingen van films, met betrekking tot het origineel en de kopieën van hun films;
- e)
omroeporganisaties, met betrekking tot de vastleggingen van hun uitzendingen, ongeacht of deze uitzendingen via de ether of per draad plaatsvinden, uitzendingen per kabel of satelliet daaronder begrepen,
in het uitsluitende recht, de directe of indirecte, tijdelijke of duurzame, volledige of gedeeltelijke reproductie van dit materiaal, met welke middelen en in welke vorm ook, toe te staan of te verbieden.’
7.
Artikel 5 van de richtlijn betreft beperkingen en restricties op het reproductierecht. Het bepaalt onder meer:
‘[…]
- 2.
De lidstaten kunnen beperkingen of restricties op het in artikel 2 bedoelde reproductierecht stellen ten aanzien van:
[…]
- b)
de reproductie, op welke drager dan ook, door een natuurlijke persoon voor privégebruik gemaakt, en zonder enig direct of indirect commercieel oogmerk, mits de rechthebbenden een billijke compensatie ontvangen waarbij rekening wordt gehouden met het al dan niet toepassen van de in artikel 6 bedoelde technische voorzieningen op het betrokken werk of het betrokken materiaal;
[…]’
B — Het Italiaanse recht
8.
De relevante bepalingen van wet nr. 633 van 22 april 1941 inzake de bescherming van het auteursrecht en andere, met de uitoefening ervan verbonden rechten (hierna: ‘auteurswet’)3. luiden als volgt.
9.
Artikel 71 sexies bepaalt:
‘Reproductie van fonogrammen en videogrammen, op welke drager dan ook, door een natuurlijke persoon uitsluitend voor privégebruik is toegestaan, mits zonder winstoogmerk of enig direct of indirect commercieel oogmerk en met inachtneming van de technische voorzieningen van artikel 102 quater.
[…]’
10.
Artikel 71 septies bepaalt:
- ‘1.
Auteurs en producenten van fonogrammen en oorspronkelijke producenten van audiovisuele werken, uitvoerend kunstenaars, producenten van videogrammen en hun rechtsopvolgers hebben recht op een compensatie voor reproducties van fonogrammen en videogrammen voor privégebruik als bedoeld in artikel 71 sexies. Voor apparaten die uitsluitend bestemd zijn voor analoge of digitale opname van fonogrammen of videogrammen bestaat deze compensatie in een deel van de prijs die de eindgebruiker aan de verkoper heeft betaald, welke voor multifunctionele apparaten wordt berekend op grond van de prijs van een apparaat met gelijkwaardige eigenschappen als die van het interne, voor opname bestemde onderdeel of, indien dit niet mogelijk is, in een vast bedrag per apparaat. Voor dragers van geluids- en beeldopnamen, zoals analoge en digitale dragers en vaste of uitneembare geheugens die bestemd zijn voor opname van fonogrammen of videogrammen, bestaat de compensatie in een bedrag dat in verhouding staat tot de opnamecapaciteit van deze dragers. Voor video-opnamesystemen op afstand dient de in dit lid bedoelde compensatie te worden betaald door degene die de dienst verleent. Zij is evenredig aan de compensatie die voor deze dienst is ontvangen.
- 2.
De compensatie als bedoeld in lid 1 wordt, in overeenstemming met de communautaire regelgeving en rekening houdend met de reproductierechten, vastgesteld bij decreet van de Ministro per i beni e le attività culturali [minister van Cultuur; ‘MiBAC’], dat uiterlijk 31 december 2009 dient te worden vastgesteld na raadpleging van […] de meest representatieve brancheorganisaties van fabrikanten van de in lid 1 bedoelde apparatuur en dragers. Bij het vaststellen van de compensatie wordt rekening gehouden met de eventuele toepassing van de in artikel 102 quater bedoelde technische voorzieningen, alsook met de uiteenlopende impact van digitale en analoge kopieën. Dit decreet wordt elke drie jaar geactualiseerd.
- 3.
De compensatie is verschuldigd door degenen die de in lid 1 vermelde apparaten en dragers met winstoogmerk in de lidstaat vervaardigen of importeren. […] Indien de compensatie niet wordt betaald, is de distributeur van de apparaten of dragers voor opname hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling.’
11.
Artikel 71 octies bepaalt:
- ‘1.
De in artikel 71 septies genoemde compensatie voor apparaten bestemd voor de opname van fonogrammen wordt uitgekeerd aan de Società italiana degli autori ed editori (SIAE), die deze na aftrek van de door haar gemaakte kosten doorbetaalt in gelijke delen aan de auteurs en aan de producenten van fonogrammen via hun meest representatieve brancheorganisaties.
- 2.
De producent van fonogrammen betaalt onverwijld, en in elk geval binnen zes maanden, 50 % van de door hem ontvangen compensatie aan de betrokken artiesten.
- 3.
De in artikel 71 septies genoemde compensatie voor apparaten [en dragers] bestemd voor de opname van videogrammen wordt uitgekeerd aan de [SIAE], die na aftrek van de door haar gemaakte kosten 30 % doorbetaalt aan de auteurs en de producenten van fonogrammen en de overige 70 % in gelijke delen aan de makers van audiovisuele werken, de makers van videogrammen en de artiesten, via de meest representatieve brancheorganisaties. 50 % van de aan de artiesten betaalde compensatie wordt besteed aan de financiering van de activiteiten en doelstellingen bedoeld in artikel 7, lid 2, van [wet] n. 93 van 5 februari 1992.
[…]’
12.
De ministro per i beni e le attività culturali (hierna: ‘minister’) stelde op 30 december 2009 het in artikel 71 septies, lid 2, van de auteurswet bedoelde decreet vast (hierna: ‘bestreden decreet’).
13.
Artikel 4 van de Technische bijlage bij dat decreet bepaalt:
- ‘1.
De [SIAE] bevordert het opstellen van protocollen voor een doeltreffendere toepassing van deze bepalingen, mede met het oog op de verlening van objectieve en subjectieve vrijstellingen, zoals in geval van beroepsmatig gebruik van apparaten of dragers of voor bepaalde apparaten voor videospellen. Deze toepassingsprotocollen worden vastgesteld in overleg met de rechtssubjecten die verplicht zijn de compensatie voor de privékopie te betalen of hun brancheorganisatie.
[…]’
II — Feiten, procedure en prejudiciële vragen
14.
Verzoeksters in het hoofdgeding zijn fabrikanten en detailhandelaren van personal computers, compact discs, opnameapparaten, mobiele telefoons en camera's.
15.
De minister heeft krachtens artikel 71 septies, lid 2, van de auteurswet het bestreden decreet en de daaraan gehechte Technische bijlage vastgesteld. Die bijlage bevat de regels voor de berekening van de compensatie die aan rechthebbenden is verschuldigd voor het kopiëren van fonogrammen en videogrammen voor privégebruik. In de onderhavige context is met name van belang dat met het bestreden decreet de draagwijdte van de billijke compensatie werd verruimd. Als gevolg hiervan vallen apparaten en dragers als mobiele telefoons, computers en andere installaties thans eveneens onder de kopieerheffing, ook al zijn deze apparaten niet specifiek bestemd voor het reproduceren, opnemen en opslaan van content. Vóór de vaststelling van het bestreden decreet was daarentegen enkel apparatuur die voornamelijk of uitsluitend bestemd was voor het opnemen van fonogrammen en videogrammen, aan de kopieerheffing onderworpen.
16.
Na de vaststelling van het bestreden decreet stelden verzoeksters in het hoofdgeding bij het Tribunale amministrativo regionale del Lazio (regionale bestuursrechter Lazio, Italië) beroep tot nietigverklaring van het bestreden decreet in. Zij betoogden dat het bestreden decreet in strijd was met het Unierecht. Zij voerden hiertoe met name aan dat ook natuurlijke of rechtspersonen die klaarblijkelijk geen kopieën voor privégebruik maken, aan de litigieuze heffing zijn onderworpen. Dienaangaande oefenden verzoeksters tevens kritiek uit op de bevoegdheden die het bestreden decreet verleende aan de SIAE: gelet op de vrijheid die de SIAE wordt gelaten bij het beheer van die heffing, is huns inziens de gelijke behandeling van de eraan onderworpen personen niet gewaarborgd.
17.
De Tribunale amministrativo regionale del Lazio verwierp het beroep van verzoeksters.
18.
Verzoeksters in het hoofdgeding hebben tegen die uitspraak vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Consiglio di Stato. Omdat dit gerecht twijfels koesterde over de juiste uitlegging van artikel 5, lid 2, onder b), van richtlijn 2001/29 heeft het de behandeling van de zaak geschorst en de Hof de navolgende prejudiciële vragen gesteld:
- ‘1.
Staat het [Unierecht], meer bepaald overweging 31 en artikel 5, lid 2, onder b), van [richtlijn 2001/29], in de weg aan een nationale regeling (inzonderheid artikel 71 sexies van [de auteurswet] juncto artikel 4 van [de Technische bijlage bij het bestreden decreet]), volgens welke de vaststelling van de criteria voor de vrijstelling vooraf van de [kopieerheffing] in geval van dragers en inrichtingen die zijn aangeschaft voor duidelijk andere doelen dan het kopiëren voor privégebruik — namelijk uitsluitend voor beroepsmatig gebruik — wordt overgelaten aan particuliere overeenkomsten of ‘vrije onderhandelingen’ (met name wat de in artikel 4 bedoelde ‘toepassingsprotocollen’ betreft) tussen de SIAE en de tot betaling van de compensatie verplichte rechtssubjecten of hun brancheorganisaties, zonder algemene bepalingen en enige garantie van gelijke behandeling?
- 2.
Staat het [Unierecht], meer bepaald overweging 31 en artikel 5, lid 2, onder b), van [richtlijn 2001/29], in de weg aan een nationale regeling (inzonderheid artikel 71 sexies van de [auteurswet] juncto [het bestreden decreet] en de voorschriften van de SIAE inzake terugbetaling) volgens welke in geval van dragers en inrichtingen die zijn aangeschaft voor duidelijk andere doelen dan het kopiëren voor privégebruik — namelijk uitsluitend voor beroepsmatig gebruik — uitsluitend om terugbetaling kan worden verzocht door de eindgebruiker en niet door de producent van deze dragers en inrichtingen?’
19.
Schriftelijke opmerkingen zijn ingediend door Assotelecommunicazioni-ASSTEL, Hewlett-Packard Italiana Srl (hierna: ‘HP’), Nokia Italia SpA (hierna: ‘Nokia Italia’) (thans ‘Microsoft Mobile Sales International’), Samsung Electronics Italia SpA, Sony Mobile Communications SpA, Telecom Italia SpA, Wind Telecomunicazioni SpA en de SIAE, alsmede door de Italiaanse regering en de Commissie. Op de terechtzitting van 24 februari 2016 hebben Altroconsumo, Hewlett-Packard Italiana, Nokia Italia, Sony Mobile Communications, Telecom Italia, Samsung Electronics Italia, Dell en de SIAE alsmede de Italiaanse en de Franse regering en de Commissie pleidooi gehouden.
III — Analyse
A — Inleidende opmerkingen
20.
Om te beginnen beoogt richtlijn 2001/29 onder meer te verzekeren dat een rechtvaardig evenwicht wordt bereikt tussen de conflicterende belangen van de rechthebbenden en de gebruikers van auteursrechtelijk beschermde werken en ander materiaal. Om dat doel te bereiken en de rechten van rechthebbenden te beschermen, bepaalt artikel 2 van richtlijn 2001/29 enerzijds dat de lidstaten de in die bepaling omschreven rechthebbenden een uitsluitend recht moeten toekennen om de reproductie van hun werk toe te staan of te verbieden. Dat recht strekt zich uit tot het direct of indirect maken van tijdelijke of duurzame kopieën, met alle mogelijke middelen en in elke mogelijke vorm. Het reproductierecht biedt even ruime bescherming of het nu gaat om het volledige of om een deel van het auteursrechtelijk beschermde werk.
21.
Anderzijds kunnen de lidstaten echter, om ook aan de belangen van de gebruikers van auteursrechtelijk beschermd materiaal tegemoet te komen, dit op artikel 2 van richtlijn 2001/29 berustende uitsluitende reproductierecht beperken op grond van artikel 5, lid 2, van dezelfde richtlijn. Volgens deze laatste bepaling kan worden voorzien in een uitzondering op dat recht met betrekking tot onder meer het maken van kopieën door een natuurlijk persoon op welke drager dan ook, mits dit plaatsvindt voor privégebruik. Slechts kopiëren dat direct noch indirect commercieel van aard is valt derhalve onder deze uitzondering (hierna: ‘uitzondering voor kopiëren voor privégebruik’). Bovendien moeten rechthebbenden een billijke compensatie ontvangen voor het door dit kopiëren veroorzaakte nadeel. Doorgaans heeft die compensatie de vorm van een kopieerheffing. Dat is ook in Italië het geval.
22.
Zoals de rechtspraak van het Hof duidelijk illustreert, is het vraagstuk van de billijke compensatie (met name de vorm en de regeling omtrent het innen ervan) een problematisch onderwerp in de huidige gedigitaliseerde wereld.4. Verwonderlijk is dit niet: het heffingenstelsel is ingevoerd omdat in een offline omgeving rechthebbenden alleen langs de weg van heffingen schadeloos gesteld konden worden voor kopieën gemaakt door eindgebruikers.5. Dat sluit niet volledig aan bij de gedigitaliseerde online omgeving waarin auteursrechtelijk beschermd materiaal heden ten dage wordt gebruikt.
23.
In overeenstemming met artikel 5, lid 2, onder b), van richtlijn 2001/29, wordt de billijke compensatie in de praktijk meestal geheven over apparaten en dragers die geschikt zijn voor kopiëren voor privégebruik, waaronder cd's, verschillende soorten van computers, mobiele telefoons, geheugenkaarten en USB-sticks. Een dergelijk stelsel berust echter noodzakelijkerwijs op een juridische fictie, namelijk dat een persoon die apparaten en dragers verwerft die in principe geschikt zijn voor het maken van privékopieën, ook alle daaraan inherente functies zal gebruiken, met inbegrip van de functies die dat kopiëren mogelijk maken.6. Ten tijde van de vaststelling van richtlijn 2001/29 was het inderdaad gangbaar om zulke apparaten en dragers te gebruiken voor het maken van privékopieën. Maar zoals algemeen bekend, lijkt het inmiddels erop dat het kopiëren voor privégebruik ten minste gedeeltelijk (zo niet voor het grootste deel) is vervangen door verschillende soorten via het internet aangeboden diensten, waarmee de controle over het gebruik van auteursrechtelijk beschermd materiaal via licentieovereenkomsten in handen blijft van de rechthebbenden.7.
24.
Ondanks deze technische ontwikkelingen en het wellicht afnemende praktische belang van privékopieën, wordt de uitzondering voor het kopiëren voor privégebruik in de Europese Unie nog steeds op grote schaal toegepast. Lidstaten hebben hierbij in meer dan één opzicht uiteenlopende benaderingen gevolgd; zo verschillen niet alleen de methodes tot vaststelling van de kopieerheffingen, maar ook de producten waarover ze worden geheven.8. In de onderhavige zaak wordt het Hof opnieuw geconfronteerd met de omvang van de beoordelingsvrijheid die de lidstaten toekomt bij de inrichting van hun stelsel van billijke compensatie.
25.
Zoals ik in het onderstaande zal toelichten, dienen twee situaties duidelijk van elkaar te worden onderscheiden: enerzijds omstandigheden waarin de lidstaten moeten verzekeren dat installaties, apparaten en dragers op voorhand worden vrijgesteld van de kopieerheffing, en anderzijds omstandigheden waarin de lidstaten moeten verzekeren dat er een doeltreffende regeling voor terugbetaling achteraf van ten onrechte betaalde kopieerheffingen bestaat.
B — De eerste vraag: het vereiste van een vrijstelling vooraf van de kopieerheffing
26.
De eerste vraag betreft (het ontbreken van) een vrijstelling vooraf van de kopieerheffing en de voorwaarden tot verlening daarvan volgens het Italiaanse recht. De verwijzende rechter spreekt dienaangaande zijn twijfel uit over de verenigbaarheid van het Italiaanse stelsel van billijke compensatie met artikel 5, lid 2, onder b), van richtlijn 2001/29 en het beginsel van gelijke behandeling.
27.
De twijfel van de verwijzende rechter wordt in de eerste plaats verklaard door het feit dat de heffing in kwestie in beginsel zonder onderscheid geldt voor alle onder het bestreden decreet vallende installaties, apparaten en dragers. Er is geen wettelijke bepaling die voorziet in een vrijstelling van die heffing wanneer zulke apparatuur voor beroepsmatig gebruik wordt aangeschaft. In de tweede plaats wordt het Italiaanse stelsel ook nog gekenmerkt door de manier waarop fabrikanten en importeurs van voor het maken van privékopieën geschikte installaties, apparaten en dragers (de verantwoordelijken voor de betaling van de kopieerheffing) kunnen worden vrijgesteld van de betaling van die heffing.
28.
Met name kan de SIAE, ook al wordt de kopieerheffing zonder onderscheid toegepast op bepaalde categorieën installaties, apparaten en dragers die geschikt zijn voor het maken van privékopieën, met de aan de heffing onderworpen fabrikanten en importeurs van de apparaten en dragers (of hun brancheverenigingen) een vrijstelling van de verplichting tot betaling van die heffing overeenkomen. De SIAE lijkt in dat verband over aanzienlijke vrijheid te beschikken bij het voeren van de onderhandelingen en uiteindelijk de bepaling van de criteria waaronder een vrijstelling mogelijk is.
29.
Ik wil er nu reeds op wijzen dat de stelsels van billijke compensatie die het Hof tot nu toe heeft getoetst, gemeen hadden dat de heffingsplicht in beginsel zonder onderscheid gold voor bepaalde, voor reproductie geschikte types installaties, apparaten en dragers.9. Dat is ook hier het geval.
30.
De formulering van artikel 5, lid 2, onder b), van richtlijn 2001/29 bevat geen enkele aanwijzing dat een dergelijke ongedifferentieerde heffing in strijd zou zijn met het Unierecht. Volgens die bepaling kunnen de lidstaten een uitzondering voor het kopiëren voor privégebruik immers laten gelden voor reproducties op welke drager dan ook die een natuurlijk persoon voor privégebruik heeft gemaakt, mits een billijke compensatie voor rechthebbenden is gewaarborgd.
31.
Ongetwijfeld om het door overweging 31 van de richtlijn verlangde rechtvaardige evenwicht tussen de betrokken conflicterende belangen te verzekeren, heeft het Hof in zijn rechtspraak met betrekking tot de draagwijdte van artikel 5, lid 2, onder b), van richtlijn 2001/29, evenwel in een aantal opzichten een voorbehoud geformuleerd. Deze rechtspraak is hier zeer relevant.
32.
In het arrest Padawan oordeelde het Hof dat de ongedifferentieerde toepassing van de heffing voor het kopiëren voor privégebruik op apparaten en dragers voor digitale reproductie die duidelijk voor andere doelen dan het kopiëren voor privégebruik zijn aangeschaft, in strijd is met artikel 5, lid 2, van richtlijn 2001/92.10. Mijns inziens sluit deze uitspraak al meteen installaties, apparaten en dragers die duidelijk zijn bestemd voor beroepsmatig gebruik uit van de uitzondering voor het kopiëren voor privégebruik.
33.
In het arrest Copydan Båndkopi heeft het Hof de draagwijdte van artikel 5, lid 2, onder b), van richtlijn 2001/29 verder verduidelijkt. Het oordeelde onder meer dat een kopieerheffing in elk geval niet mag worden toegepast op de levering van apparaten en dragers wanneer kan worden aangetoond dat de voor betaling van de compensatie verantwoordelijke persoon deze apparaten en dragers heeft geleverd aan andere dan natuurlijke personen duidelijk voor andere doelen dan het kopiëren voor privégebruik.11. Mijns inziens volgt uit deze uitspraak duidelijk dat de directe levering aan zakelijke klanten en publiekrechtelijke entiteiten van installaties, apparaten en dragers die op voorhand geschikt geacht kunnen worden voor het maken van privékopieën, buiten de draagwijdte van artikel 5, lid 2, onder b), van de richtlijn hoort te vallen.12. Oftewel, in de woorden van het Hof, dat die producten (op voorhand) van de kopieerheffing moeten worden vrijgesteld.
34.
In dat verband moge het volstaan erop te wijzen dat Italië geen wettelijke vrijstelling kent voor installaties, apparaten en dragers die rechtspersonen aanschaffen voor duidelijk andere doeleinden dan het kopiëren voor privégebruik. De beslissing om (al dan niet) vooraf vrijstelling te verlenen wordt overgelaten aan de beoordelingsvrijheid van de SIAE, in overeenstemming met artikel 71 sexies van de auteurswet juncto artikel 4 van de Technische bijlage bij het bestreden decreet. Tijdens de mondelinge behandeling werd nader uitgelegd dat de SIAE niet alleen weinig vrijstellingen verleent, maar dat deze een beperkte strekking hebben en zijn gebonden aan strenge voorwaarden betreffende onder meer de naleving van een gedragscode door de entiteit die de apparaten en dragers in kwestie aanschaft. Eenvoudig gezegd geeft het Italiaanse stelsel de SIAE de gelegenheid om de compensatieplichtige personen naar eigen inzicht vrijstellingen te verlenen.
35.
Toch dienen fabrikanten en importeurs, zoals uiteengezet, op voorhand van betaling van de heffing worden vrijgesteld wanneer zij kunnen aantonen dat zij apparaten en dragers hebben geleverd voor duidelijk ander gebruik dan het kopiëren voor privédoeleinden.13. Dat zou het geval zijn bij rechtstreekse verkoop door de compensatieplichtige personen aan zakelijke klanten of publiekrechtelijke entiteiten, ongeacht of die klanten zijn geregistreerd bij de organisatie die de heffing beheert.14.
36.
In elk geval zou een vrijstelling vooraf niet afhankelijk moeten worden gesteld van de succesvolle onderhandeling en afsluiting van een overeenkomst met de organisatie die de heffing beheert. Wil het recht om een vrijstelling vooraf te verkrijgen effect sorteren, dan moet deze algemeen en zonder onderscheid worden verleend aan fabrikanten en importeurs van apparaten en dragers die geschikt zijn voor het maken van privékopieën, die kunnen aantonen dat die apparaten en dragers zijn geleverd aan andere dan natuurlijke personen voor andere doeleinden dan het kopiëren voor privégebruik. Zo niet, dan kan overcompensatie moeilijk worden vermeden, hetgeen zou indruisen tegen het in overweging 31 van de richtlijn omschreven vereiste van een rechtvaardig evenwicht.
37.
Het lijkt me duidelijk dat de Italiaanse regeling in dat opzicht niet beantwoordt aan artikel 5, lid 2, onder b), van richtlijn 2001/29.
38.
De verwijzende rechter heeft echter nog meer problemen gesignaleerd rond de Italiaanse regels met betrekking tot (het ontbreken van een algemeen toepasselijke) vrijstelling vooraf.
39.
Zoals ik reeds heb aangegeven, worden volgens de Italiaanse regeling de criteria voor (de eventuele) verwerving van een vrijstelling vooraf van de bepaling van de kopieerheffing vastgelegd in particuliere overeenkomsten (of zogenoemde ‘vrije onderhandelingen’). De onderhandelingen worden gevoerd tussen de fabrikanten en de importeurs van aan de heffing onderworpen installaties, apparaten en dragers (of hun brancheverenigingen) enerzijds, en de SIAE anderzijds. De verwijzende rechter koestert dienaangaande twijfels of dat valt te rijmen met het vereiste van billijke compensatie van artikel 5, lid 2, onder b), van richtlijn 2001/29, het beginsel van gelijke behandeling en het beginsel van het rechtvaardig evenwicht omschreven in overweging 31 van de richtlijn.
40.
Om te beginnen moet niet uit het oog worden verloren, dat het Hof bijzondere betekenis heeft toegekend aan het beginsel van gelijke behandeling voor de toepassing van de in artikel 5 van richtlijn 2001/29 voorziene uitzonderingen.15. In het kader van de billijke compensatie betekent dat dat lidstaten geen (ongerechtvaardigd) onderscheid mogen maken tussen verschillende categorieën fabrikanten en importeurs van vergelijkbare apparaten en dragers die worden bestreken door de uitzondering voor het kopiëren voor privégebruik.
41.
Die uitspraak is duidelijk van belang voor de onderhavige zaak.
42.
Partijen zijn het kennelijk niet eens over de mate van vrijheid die de SIAE geniet bij de onderhandelingen over vrijstellingen van de kopieerheffing. Uit de verwijzingsbeschikking komt echter voldoende duidelijk naar voren dat de criteria en de toepassingsprotocollen voor vrijstelling van de heffing in de praktijk het resultaat zijn van onderhandelingen tussen de SIAE en de fabrikanten en importeurs van de apparaten en dragers in kwestie (of hun brancheverenigingen). Die omstandigheid alleen al roept twijfels op over de verenigbaarheid van de Italiaanse regeling met het beginsel van gelijke behandeling. Artikel 4 van de Technische bijlage bij het bestreden decreet staat de SIAE immers toe om afzonderlijke vrijstellingsovereenkomsten af te sluiten met specifieke entiteiten en verenigingen, en kan daardoor niet verzekeren dat het recht op vrijstelling van de heffing op consequente, algemene en universele wijze wordt toegepast op de levering voor beroepsmatig gebruik van apparaten en dragers die geschikt zijn voor het maken van kopieën voor privégebruik. Naar mijn mening zal de afsluiting van individuele en afzonderlijke overeenkomsten er noodzakelijkerwijze toe leiden dat fabrikanten en importeurs die overigens in een vergelijkbare situatie verkeren, op verschillende wijze worden behandeld.
43.
Wat ten slotte het in artikel 5, lid 2, onder b), van richtlijn 2001/29 neergelegde vereiste van billijke compensatie betreft, herinner ik er nu reeds aan dat het begrip ‘billijke compensatie’een autonoom Unierechtelijk begrip is. Hoewel de precieze inhoud van het begrip billijke compensatie slechts met enige moeite kan worden vastgesteld, moet het uniform worden uitgelegd in alle lidstaten die ervoor kozen gebruik te maken van de uitzondering voor het kopiëren voor privégebruik.16.
44.
Het begrip billijke compensatie is gebaseerd op de notie dat het kopiëren voor privégebruik schade toebrengt aan de auteur, en dat de rechthebbende ter vergoeding van die schade een billijke compensatie moet ontvangen.17. Er wordt dus een noodzakelijk verband verondersteld tussen de uitgekeerde compensatie en de schade die de rechthebbende heeft geleden (of kan hebben geleden) ten gevolge van het kopiëren voor privégebruik.18. In het geval van aan consumenten geleverde apparaten en dragers wordt dit verband sterk genoeg geacht om uitkering van compensatie te rechtvaardigen.
45.
Een dergelijk verband ontbreekt wanneer de apparaten en dragers zijn bestemd voor een duidelijk ander gebruik dan het kopiëren voor privédoeleinden. Wanneer de betrokken apparaten en dragers worden geleverd voor beroepsmatig gebruik, treedt er geen schade (door het kopiëren voor privégebruik) op. Hoewel dit tegen de intuïtie in lijkt te druisen, is dit ook het geval wanneer natuurlijke personen gebruik kunnen maken van aan zakelijke klanten of publiekrechtelijke entiteiten geleverde installaties, apparaten en dragers, om kopieën te maken voor privédoeleinden.
46.
Zoals ik al heb uiteengezet, blijven in de door het Hof gegeven uitlegging van artikel 5, lid 2, onder b), van richtlijn 2001/29 dragers die zijn aangeschaft door zakelijke en publiekrechtelijke entiteiten buiten de werkingssfeer van die bepaling. De omstandigheid dat een natuurlijk persoon (als werknemer) op die dragers kopieën maakt voor privédoeleinden, doet derhalve niet ter zake. Wanneer de apparatuur eenmaal is aangeschaft voor beroepsmatig gebruik, treden we buiten de sfeer van het kopiëren voor privégebruik. Zulke situaties vallen eenvoudig buiten de draagwijdte van de uitzondering voor het kopiëren voor privégebruik. In plaats daarvan vallen zij onder de algemene regel van licentieverlening. Elke kopie die in een dergelijke context wordt gemaakt zonder uitdrukkelijke toestemming, is onrechtmatig.19.
47.
Binnen het Italiaanse stelsel is de mogelijkheid voor compensatieplichtige personen om te profiteren van een vrijstelling vooraf zelfs afhankelijk van particuliere overeenkomsten wanneer kan worden aangetoond dat de installaties, apparaten en dragers in kwestie zijn bestemd voor beroepsmatig gebruik. Mijns inziens valt een dergelijk stelsel moeilijk te rijmen met het vereiste van billijke compensatie gebaseerd op de bij de rechthebbende veroorzaakte schade. De compensatie staat hier immers los van de ten gevolge van het kopiëren voor privégebruik veronderstelde schade. Het gaat hier eenvoudig niet meer om reproducties die vallen binnen de draagwijdte van de uitzondering voor het kopiëren voor privégebruik.
48.
Het antwoord op de eerste prejudiciële vraag moet derhalve luiden dat artikel 5, lid 2, onder b), van richtlijn 2001/29 zich verzet tegen een stelsel van billijke compensatie waarin een kopieerheffing zelfs is verschuldigd voor installaties, apparaten en dragers die duidelijk voor andere doelen dan het kopiëren voor privégebruik zijn aangeschaft, en waarin een eventuele vrijstelling van die heffing wordt overgelaten aan particuliere overeenkomsten tussen de organisatie die de heffing beheert en de compensatieplichtige personen.
49.
Er zijn niettemin omstandigheden waaronder de heffing zonder onderscheid kan worden geïnd, ongeacht of de apparaten en dragers in kwestie uiteindelijk voor beroepsmatige of voor privédoeleinden worden gebruikt. Zoals ik bij mijn bespreking van de tweede vraag zal uitleggen, kan dit echter enkel wanneer praktische moeilijkheden rondom de aanwijzing van de eindgebruiker deze benadering rechtvaardigen. In stelsels waarin fabrikanten en importeurs verantwoordelijk zijn voor de betaling van compensatie, lijkt een regeling voor terugbetaling achteraf een welhaast verplicht onderdeel te vormen van een stelsel van billijke compensatie.
C — De tweede vraag: terugbetaling achteraf van de kopieerheffing
50.
De tweede vraag betreft de terugbetaling achteraf van heffingen voor het kopiëren voor privégebruik die ten onrechte zijn geïnd. De verwijzende rechter twijfelt of het Italiaanse stelsel van billijke compensatie verenigbaar is met artikel 5, lid 2, onder b), van richtlijn 2001/29, gezien het feit dat de terugbetaling achteraf (net als in de hierboven beschreven situatie met betrekking tot het ontbreken van wettelijk geregelde uitzonderingen op voorhand) wordt overgelaten aan de beoordelingsvrijheid van de SIAE, zonder uitdrukkelijke wettelijke bepalingen ter zake. Volgens de aanwijzingen en richtsnoeren van die organisatie kan een verzoek tot terugbetaling van een heffing (die onterecht is geïnd over voor beroepsmatig gebruik aangeschafte installaties, apparaten en dragers) enkel worden gedaan door de eindgebruiker.
51.
Ik beklemtoon dat er om te beginnen al helemaal geen heffing mag worden opgelegd wanneer het beroepsmatig gebruik van de installaties, apparaten en dragers in kwestie op voorhand kan worden aangetoond door de compensatieplichtige persoon. In die situatie zou een vrijstelling vooraf van betaling van de heffing moeten gelden, zoals hierboven uiteengezet.
52.
Het bovenstaande in aanmerking genomen, is de vraag in welke omstandigheden een lidstaat dient te voorzien in een regeling voor terugbetaling achteraf?
1. De voorwaarden voor ongedifferentieerde toepassing van een kopieerheffing
53.
Zoals de SIAE en de Italiaanse regering opmerken, genieten de lidstaten aanzienlijke beoordelingsvrijheid bij de uitwerking van een nationale regeling van de kopieerheffingen. Gezien die vrijheid aanvaardde het Hof in het arrest Amazon.com International Sales e.a., dat lidstaten mogen uitgaan van een weerlegbaar vermoeden dat de apparaten en dragers zijn bestemd voor privégebruik.20. Een dergelijk vermoeden is evenwel alleen onder strenge voorwaarden in overeenstemming met richtlijn 2001/29. Ten eerste moeten er praktische moeilijkheden zijn bij de vaststelling of de dragers in kwestie uiteindelijk voor zakelijke of privédoeleinden worden gebruikt. Ten tweede is een dergelijk vermoeden enkel aanvaardbaar ten aanzien van producten die worden verkocht aan natuurlijke personen.21.
54.
Hier zij aangetekend dat in de tot nu toe door het Hof behandelde zaken, het uitgangspunt lijkt te zijn geweest dat de heffing wordt geïnd wanneer de aan de kopieerheffing onderworpen apparaten en dragers in de handel worden gebracht.22. Gelet op de ter terechtzitting door partijen gegeven toelichtingen ga ik daar eveneens van uit.
55.
Praktische moeilijkheden kunnen de ongedifferentieerde toepassing van een kopieerheffing rechtvaardigen wanneer de voor de betaling van de heffing verantwoordelijke fabrikanten en importeurs (zoals in het arrest Copydan Båndkopi) detailhandelaren inschakelen voor de distributie van hun producten. Onder zulke omstandigheden kunnen de betalingsplichtige personen de eindgebruiker niet dan met aanzienlijke moeite identificeren.23.
56.
Wanneer een compensatieplichtige persoon zijn installaties, apparaten en dragers daarentegen rechtstreeks, zonder tussenpersonen, verkoopt aan zakelijke klanten (of publiekrechtelijke entiteiten, zoals ziekenhuizen), kan mijns inziens geen beroep worden gedaan op praktische moeilijkheden om uitbreiding van de toepassing van de heffing tot zulke situaties te rechtvaardigen. Hoewel de in de rechtspraak gebruikte formuleringen nog wel enige marge voor uitlegging laten, moet duidelijk zijn dat zulke gevallen eenvoudig buiten de draagwijdte van artikel 5, lid 2, onder b), van richtlijn 2001/29 vallen.
57.
Een kopieerheffing kan naar mijn oordeel dus zonder onderscheid worden toegepast op installaties, apparaten en dragers die geschikt zijn voor het kopiëren voor privégebruik en worden verkocht in de detailhandel, ongeacht of ze uiteindelijk voor zakelijke of privédoeleinden worden gebruikt, vooropgesteld dat fabrikanten en importeurs compensatieplichtig zijn. In dat geval moet een stelsel worden ingevoerd voor terugbetaling achteraf van onterecht geïnde heffingen.
2. De omvang van het recht op terugbetaling en de doeltreffendheid ervan
58.
Op het eerste gezicht zou men ten onrechte kunnen denken dat lidstaten vrij zijn om de terugbetaling achteraf te beperken tot eindgebruikers. Het Hof oordeelde in het arrest Copydan Båndkopi inderdaad dat artikel 5, lid 2, onder b), van richtlijn 2001/29 niet in de weg staat aan een stelsel van billijke compensatie waarin alleen door eindgebruikers om terugbetaling kan worden verzocht. Het Hof formuleerde echter een belangrijk voorbehoud hierop. Het merkte op dat een dergelijk stelsel verenigbaar is met het Unierecht, mits de betalingsplichtigen zijn vrijgesteld van de betaling van deze vergoeding als zij aantonen dat de apparaten in kwestie zijn geleverd aan andere dan natuurlijke personen duidelijk voor andere doelen dan het kopiëren voor privégebruik.24. De noodzaak van een dergelijke vrijstelling vooraf vloeit al voort uit de uitspraak van het Hof in het arrest Amazon.com International Sales e.a., dat een ongedifferentieerde toepassing van een kopieerheffing alleen kan worden gerechtvaardigd wanneer de producten in kwestie door levering aan natuurlijke personen in het verkeer worden gebracht.25.
59.
Anders gezegd is een stelsel van billijke compensatie waarin alleen de eindgebruiker om terugbetaling achteraf kan verzoeken, enkel verenigbaar met artikel 5, lid 2, onder b), van richtlijn 2001/29 voor zover dat stelsel ook een vrijstelling vooraf omvat voor installaties, apparaten en dragers die duidelijk zijn aangeschaft voor andere doelen dan het kopiëren voor privégebruik (dat wil zeggen voor beroepsmatig gebruik).
60.
Derhalve is het Italiaanse stelsel van terugbetaling achteraf, waarbij het recht om terugbetaling aan te vragen wordt beperkt tot eindgebruikers, alleen met het Unierecht te verenigen wanneer de desbetreffende nationale wettelijke bepalingen voorzien in een vrijstelling vooraf ten aanzien van beroepsmatig gebruik.
61.
Zoals hierboven is vastgesteld, geldt er in Italië echter geen algemeen toepasselijke vrijstelling vooraf voor installaties, apparaten en dragers bestemd voor beroepsmatig gebruik. In deze situatie lijkt de compensatieplichtige personen ook om terugbetaling verzoeken de enige manier om iets te bereiken dat een — zij het onbevredigend — evenwicht tussen de betrokken belangen benadert.
62.
Zoals de Franse regering heeft opgemerkt, loopt een dergelijke uitbreiding van een stelsel van terugbetaling het risico van overcompensatie in omgekeerde richting: er zou twee keer om terugbetaling kunnen worden verzocht, door degenen die verantwoordelijk zijn voor inning van de heffing en door de eindgebruiker. Wanneer er geen algemeen toepasselijke vrijstelling vooraf bestaat voor installaties, apparaten en dragers die zijn aangeschaft voor beroepsmatig gebruik, zie ik echter geen andere manier om de betrokken belangen te verzoenen. Hoe dan ook blijft deze oplossing onbevredigend, omdat de voor de inning verantwoordelijke fabrikanten en importeurs doorgaans niet kunnen weten (of slechts met moeite kunnen achterhalen) wie de eindgebruiker zal zijn.
63.
Om even een kleine zijstap te maken: het theoretische uitgangspunt van de rechtspraak van het Hof is dat de voor de inning van de heffing verantwoordelijke personen het bedrag van die heffing verdisconteren in de verkoopprijs van de betrokken apparaten en dragers.26. Deze vooronderstelling mag met betrekking tot bepaalde soorten installaties, apparaten en dragers terecht zijn, zij gaat niet stelselmatig op. De winstgevendheid van het doorberekenen van een heffing hangt af van verschillende variabelen die op verschillende markten kunnen verschillen. Een belangwekkende studie suggereert dat het mogelijk is om voor de detailverkoop aan consumenten in heel Europa een gemeenschappelijk prijspunt vast te stellen voor verschillende apparaten, ongeacht de heffingsregelingen.27. De heffing wordt dus niet per definitie doorgegeven, maar wordt in werkelijkheid wellicht geabsorbeerd door de voor betaling van de compensatie verantwoordelijke personen. Gelet hierop zou de beperking van een terugbetalingsstelsel tot eindgebruikers in omstandigheden als de onderhavige (waar geen sprake is van een algemeen toepasselijke vrijstelling vooraf) in feite in meer dan één opzicht een benadeling betekenen van de voor betaling verantwoordelijke personen.
64.
Zelfs al zou er in Italië een algemene vrijstelling vooraf bestaan, dan zou ik nog mijn twijfels hebben over de verenigbaarheid van het Italiaanse terugbetalingsstelsel met het Unierecht.
65.
Volgens de rechtspraak van het Hof dient een stelsel voor terugbetaling doeltreffend te zijn. In dat verband moeten de lidstaten met name ervoor zorgen dat terugbetaling van de ten onrechte betaalde heffing niet uiterst moeilijk wordt gemaakt.28. Bij de beoordeling van de doeltreffendheid van het stelsel van terugbetaling spelen factoren als de reikwijdte, de beschikbaarheid, de openbaarheid en de eenvoud van toepassing van het recht op terugbetaling een centrale rol.29.
66.
Hoewel de beslissing hierover aan de verwijzende rechter is, slaagt een stelsel van terugbetaling als beschreven in de verwijzingsbeschikking mijns inziens niet erin het door richtlijn 2001/29 nagestreefde rechtvaardig evenwicht te bereiken, om ten minste vier onderling verweven redenen. In de eerste plaats wordt de tenuitvoerlegging van dat stelsel overgelaten aan de beoordelingsvrijheid van de SIAE, zonder dat de regels betreffende terugbetaling bij uitdrukkelijke wettelijke bepalingen zijn uitgewerkt. Zoals Altroconsumo suggereert, doet dat duidelijk af aan de beschikbaarheid en de openbaarheid van de mogelijkheden van terugbetaling. In de tweede plaats sluiten de door de SIAE toegepaste regels natuurlijke personen uit van het recht om terugbetaling aan te vragen. Dit geldt zelfs wanneer die personen kunnen aantonen dat zij de installaties, apparaten of dragers in kwestie hebben aangeschaft voor beroepsmatig gebruik. Ik zie niet in waarom natuurlijke personen (zoals zelfstandige ondernemers) niet in staat zouden moeten zijn om terugbetaling aan te vragen wanneer zij kunnen bewijzen dat zij de aan de kopieerheffing onderworpen installaties voor beroepsmatig gebruik hebben aangeschaft. In de derde plaats is voor terugbetaling van een onterecht betaalde heffing vereist dat de betrokken rechtspersonen een gedragscode betreffende het gebruik van de bewuste apparaten en dragers aanvaarden, speciale controles uitvoeren om de naleving daarvan af te dwingen, en hun verzoek om terugbetaling doen binnen een voorgeschreven termijn (90 dagen na de factuurdatum). Het is duidelijk dat zulke bijkomende voorwaarden voor terugbetaling — die mettertijd kunnen veranderen gezien de vrijheid waarover de SIAE in dat opzicht beschikt — de betrokkenen zullen afschrikken om terugbetaling aan te vragen. In de vierde plaats lijkt het in meer algemene zin zeer problematisch dat de terugbetalingsprocedure berust op door de SIAE ter zake gegeven aanwijzingen, die zij vrijelijk kan wijzigen.
67.
Ik ben derhalve van mening dat het in Italië geldende terugbetalingsstelsel fundamenteel te kort schiet, met name wat betreft het vereiste van doeltreffendheid, zoals dit is geformuleerd in de rechtspraak van het Hof. Wanneer een heffing is geïnd over installaties, apparaten of dragers die voor beroepsmatig gebruik zijn aangeschaft bij een detailhandelaar, moet de eindgebruiker beschikken over een serieuze mogelijkheid om terugbetaling te krijgen. Die mogelijkheid moet daadwerkelijk bestaand en reëel zijn, in de zin dat de betaalde compensatie niet hoger is dan noodzakelijk om de schade die het kopiëren voor privégebruik mogelijk heeft veroorzaakt, ongedaan te maken.
68.
Ik concludeer derhalve dat het antwoord op de tweede prejudiciële vraag moet zijn dat — in omstandigheden als de onderhavige, waar geen algemeen toepasselijke vrijstelling vooraf bestaat voor installaties, apparaten en dragers die duidelijk voor andere doeleinden dan het kopiëren voor privégebruik zijn aangeschaft — artikel 5, lid 2, onder b), van richtlijn 2001/29 zich verzet tegen een stelsel van billijke compensatie waarin alleen de eindgebruiker om terugbetaling van een onterecht betaalde kopieerheffing kan verzoeken.
IV — Conclusie
69.
Gelet op het voorgaande geef ik het Hof in overweging, de door de Consiglio di Stato (raad van state) gestelde prejudiciële vragen te beantwoorden als volgt:
- ‘1)
Artikel 5, lid 2, onder b), van richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij verzet zich tegen een stelsel van billijke compensatie waarin een kopieerheffing zelfs is verschuldigd voor installaties, apparaten en dragers die duidelijk voor andere doelen dan het kopiëren voor privégebruik zijn aangeschaft, en waarin een eventuele vrijstelling van die heffing wordt overgelaten aan onderhandelingen tussen de organisatie die de heffing beheert en de compensatieplichtige personen.
- 2)
In omstandigheden als de onderhavige, waar geen algemeen toepasselijke vrijstelling vooraf bestaat voor installaties, apparaten en dragers die duidelijk voor andere doelen dan het kopiëren voor privégebruik zijn aangeschaft, verzet artikel 5, lid 2, onder b), van richtlijn 2001/29 zich tegen een stelsel van billijke compensatie waarin alleen de eindgebruiker om terugbetaling van een onterecht betaalde kopieerheffing kan verzoeken.’
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 04‑05‑2016
Oorspronkelijke taal: Engels.
Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij (PB 2001, L 167, blz. 10).
Legge n. 633 sulla protezione del diritto d'autore e di altri diritti connessi al suo esercizio van 22 april 1941 (GURI nr. 166 van 16 juli 1941), zoals gewijzigd bij decreto legislativo (wetsdecreet) nr. 68 van 9 april 2003 (GURI nr. 87 van 14 april 2003).
Zie voor een overzicht van de problemen en uitdagingen die het opzetten van een regeling van de billijke compensatie voor het kopiëren voor privégebruik met zich mee brengt Latreille, A., ‘La copie privée dans la jurisprudence de la CJUE’, Propriétés intellectuelles nr. 55, 2015).
Vitorino, A., ‘Recommendations resulting from mediation on private copying and reprography levies’, Brussel, 2013, blz. 7. Te vinden op: http://ec.europa.eu/internal_market/copyright/docs/levy_reform/130131_levies-vitorino-recommendations_en.pdf
Zie de conclusie van advocaat-generaal Szpunar in de zaak EGEDA e.a., C-470/14, EU:C:2016:24, met name punt 44.
In dat licht is tevens belangwekkend dat het bedrag van de billijke compensatie doorgaans wordt berekend op basis van de opslagcapaciteit van het apparaat of de drager in kwestie. Zoals de Commissie ter terechtzitting opmerkte, is het dan ook enigszins paradoxaal dat, nu het kopiëren voor privégebruik ten minste gedeeltelijk is vervangen door andere gebruiksvormen, de opslagcapaciteit van apparaten en dragers die geschikt zijn voor zodanig kopiëren de afgelopen tien jaar exponentieel is toegenomen.
Zie voor een voorstel om de uitzondering voor het kopiëren voor privégebruik op één lijn te brengen met de huidige stand van de technologie in de Europese Unie Vitorino, t.a.p, blz. 19 e.v.
Zie met name de arresten van 21 oktober 2010, Padawan, C-467/08, EU:C:2010:620, punt 59, en van 11 juli 2013, Amazon.com International Sales e.a., C-521/11, EU:C:2013:515, punt 37. Zie in die zin ook arrest van 5 maart 2015, Copydan Båndkopi, C-463/12, EU:C:2015:144, punt 44.
Arrest van 21 oktober 2010, Padawan, C-467/08, EU:C:2010:620, punt 53.
Arrest van 5 maart 2015, Copydan Båndkopi, C-463/12, EU:C:2015:144, punten 47 en 50. Zie in vergelijkbare zin arrest van 11 juli 2013, Amazon.com International Sales e.a., C-521/11, EU:C:2013:515, punt 28.
Anders dan HP ter terechtzitting betoogde, dient de voorwaarde voor een vrijstelling vooraf derhalve te zijn dat apparatuur wordt geleverd aan zakelijke klanten of publiekrechtelijke entiteiten, en niet bijvoorbeeld dat een bepaald apparaat van een bepaalde producent behoort tot een op bedrijven (in plaats van op consumenten) gericht productenassortiment.
Arrest van 5 maart 2015, Copydan Båndkopi, C-463/12, EU:C:2015:144, punt 47 en aldaar aangehaalde rechtspraak.
Arrest van 5 maart 2015, Copydan Båndkopi, C-463/12, EU:C:2015:144, punt 55.
Arrest van 5 maart 2015, Copydan Båndkopi, C-463/12, EU:C:2015:144, punt 31 en aldaar aangehaalde rechtspraak.
Arrest van 21 oktober 2010, Padawan, C-467/08, EU:C:2010:620, punt 37.
Arresten van 21 oktober 2010, Padawan, C-467/08, EU:C:2010:620, punt 40; van 27 juni 2013, VG Wort e.a., C-457/11 tot en met C-460/11, EU:C:2013:426, punten 31, 49 en 75; van 11 juli 2013, Amazon.com International Sales e.a., C-521/11, EU:C:2013:515, punt 47, en van 10 april 2014, ACI Adam e.a., C-435/12, EU:C:2014:254, punt 50.
Het precieze juridische karakter van de kopieerheffing is bij mijn weten nog altijd onopgehelderd. Hoewel het gaat om een uitzondering op de algemene regel van licentieverlening lijken er overeenkomsten te zijn met zowel een licentie als met een belasting.
De SIAE wees ter terechtzitting erop dat een allerminst verwaarloosbaar percentage van de installaties, apparaten en dragers aangeschaft door zakelijke en publiekrechtelijke entiteiten zowel wordt gebruikt voor beroepsmatige als voor privédoeleinden (gemengd gebruik). Volgens de SIAE rechtvaardigt dat de toepassing van de heffing op installaties die worden aangeschaft door zakelijke klanten en publiekrechtelijke entiteiten. Om de zojuist uiteengezette redenen kan dat betoog evenwel niet slagen.
Arrest van 11 juli 2013, Amazon.com International Sales e.a., C-521/11, EU:C:2013:515, punt 43.
Arrest van 11 juli 2013, Amazon.com International Sales e.a., C-521/11, EU:C:2013:515, punt 45.
Zie in die zin de arresten van 21 oktober 2010, Padawan, C-467/08, EU:C:2010:620, punten 15, 17 en 56; van 11 juli 2013, Amazon.com International Sales e.a., C-521/11, EU:C:2013:515, punten 26 en 39, en van 5 maart 2015, Copydan Båndkopi, C-463/12, EU:C:2015:144, punt 50.
Arrest van 5 maart 2015, Copydan Båndkopi, C-463/12, EU:C:2015:144, punten 42 en 46.
Arrest van 5 maart 2015, Copydan Båndkopi, C-463/12, EU:C:2015:144, punt 55.
Arrest van 11 juli 2013, Amazon.com International Sales e.a., C-521/11, EU:C:2013:515, punt 45.
Die vooronderstelling wordt duidelijk uitgesproken in de arresten van 11 juli 2013, Amazon.com International Sales e.a., C-521/11, EU:C:2013:515, punt 27; van 10 april 2014, ACI Adam e.a., C-435/12, EU:C:2014:254, punt 52, en van 5 maart 2015, Copydan Båndkopi, C-463/12, EU:C:2015:144, punt 53.
Volgens die studie geldt dit alleen niet voor Scandinavië, waar de consument (waarschijnlijk door het ontbreken van voldoende mededinging) meer moest betalen, Zie Kretschmer, M., ‘Private copying and fair compensation: An empirical study of copyright levies in Europe’, Intellectual Property Office, 2011/9, blz. 57. Te vinden op: http://ssrn.com/abstract=2063809
Arresten van 5 maart 2015, Copydan Båndkopi, C-463/12, EU:C:2015:144, punt 48, en van 11 juli 2013, Amazon.com International Sales e.a., C-521/11, EU:C:2013:515, punten 31 en 34.
Arresten van 5 maart 2015, Copydan Båndkopi, C-463/12, EU:C:2015:144, punt 52, en van 11 juli 2013, Amazon.com International Sales e.a., C-521/11, EU:C:2013:515, punt 36.