ABRvS, 31-08-2011, nr. 201006901/1/H2.
ECLI:NL:RVS:2011:BR6328
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
31-08-2011
- Zaaknummer
201006901/1/H2.
- LJN
BR6328
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RVS:2011:BR6328, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 31‑08‑2011; (Hoger beroep)
- Wetingang
- Vindplaatsen
AB 2012/6 met annotatie van N. van Tamelen, F. Spijker
JB 2011/221
Uitspraak 31‑08‑2011
Inhoudsindicatie
Bij besluit van 28 april 2009 heeft de staatssecretaris de aan De Vier Essen ten behoeve van het project 'Start-up simulatie in het onderwijs' (hierna: het project) verleende subsidie lager vastgesteld op € 119.780,00.
201006901/1/H2.
Datum uitspraak: 31 augustus 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid De Vier Essen B.V., gevestigd te Reeuwijk,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 15 juni 2010 in zaak nr. 09/4566 in het geding tussen:
De Vier Essen
en
de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, thans: de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
1. Procesverloop
Bij besluit van 28 april 2009 heeft de staatssecretaris de aan De Vier Essen ten behoeve van het project 'Start-up simulatie in het onderwijs' (hierna: het project) verleende subsidie lager vastgesteld op € 119.780,00.
Bij besluit van 18 juni 2009 heeft de staatssecretaris het door De Vier Essen daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 15 juni 2010, verzonden op 18 juni 2010, heeft de rechtbank het door De Vier Essen daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft De Vier Essen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 19 juli 2010, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 25 augustus 2010.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De minister heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 december 2010, waar De Vier Essen, vertegenwoordigd door haar directeur [directeur], bijgestaan door mr. J.C.A. Stevens, advocaat te 's-Gravenhage, en de minister, vertegenwoordigd door mr. R.E. Gouw, ambtenaar in dienst van het ministerie, zijn verschenen.
Bij tussenuitspraak van 16 februari 2011, nr.201006901/1/T1/H2, heeft de Afdeling de minister opgedragen om binnen zes weken na verzending van deze uitspraak, met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen, het besluit van 18 juni 2009 te herstellen door een nieuw besluit op bezwaar te nemen en dit tevens aan de Afdeling toe te zenden.
Bij besluit van 24 maart 2011 heeft de staatssecretaris ter uitvoering van voormelde tussenuitspraak het door De Vier Essen gemaakte bezwaar gegrond verklaard, het besluit van 28 april 2009 herroepen en bepaald dat de subsidie voor het project overeenkomstig de subsidieverlening wordt vastgesteld op € 293.300,00 en alsnog een bedrag van € 58.660,00 aan De Vier Essen wordt uitbetaald.
Bij brief van 3 mei 2011 heeft De Vier Essen een zienswijze naar voren gebracht.
De Afdeling heeft de zaak op een tweede zitting behandeld op 5 juli 2011, waar De Vier Essen, vertegenwoordigd door haar directeur [directeur], bijgestaan door mr. J.C.A. Stevens, advocaat te 's-Gravenhage, en de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. R.A. van der Oord, ambtenaar in dienst van het ministerie, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. De Afdeling heeft bij de tussenuitspraak overwogen dat het besluit van 18 juni 2009 is genomen in strijd met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) en heeft de minister opgedragen om, met inachtneming van hetgeen in deze tussenuitspraak is overwogen, het besluit van 18 juni 2009 te herstellen door een nieuw besluit op bezwaar te nemen.
2.2. Het hoger beroep is gezien de tussenuitspraak gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het door De Vier Essen tegen het besluit van 18 juni 2009 ingestelde beroep gegrond verklaren en dat besluit vernietigen.
2.3. Bij besluit van 24 maart 2011 heeft de staatssecretaris, gevolg gevend aan de tussenuitspraak, het door De Vier Essen gemaakte bezwaar gegrond verklaard, het besluit van 28 april 2009 herroepen en bepaald dat de subsidie voor het project overeenkomstig de subsidieverlening wordt vastgesteld op € 293.300,00 en dat alsnog een bedrag van € 58.660,00 aan De Vier Essen wordt uitbetaald.
De Vier Essen heeft in de zienswijze op het nieuwe besluit gesteld dat zij zich daarmee kan verenigen, zodat geen beroep van rechtswege als bedoeld in artikel 6:19, eerste lid, en artikel 6:24 van de Awb is ontstaan waarop nog dient te worden beslist.
2.4. De staatssecretaris dient op na te melden wijze ingevolge artikel 8:75, eerste lid, van de Awb tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld. De Afdeling neemt daarbij in aanmerking dat De Vier Essen in verband met de behandeling van het hoger beroep kosten heeft gemaakt voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
2.5. Ingevolge artikel 8:73, eerste lid, van de Awb kan de Afdeling, indien zij het beroep gegrond verklaard en indien daarvoor gronden zijn, op verzoek van een partij het bestuursorgaan veroordelen tot vergoeding van de schade die die partij lijdt.
2.6. De Afdeling ziet aanleiding om de staatssecretaris met toepassing van artikel 8:73, eerste lid, Awb te veroordelen om aan De Vier Essen overeenkomstig haar verzoek te betalen de geleden schade, bestaande uit wettelijke rente over het te laat betaalde subsidiebedrag over de periode 12 november 2008 tot en met de datum van uitbetaling van dat bedrag op 6 april 2011.
2.7. De Vier Essen vordert voorts vergoeding van gemaakte kosten in verband met het stellen van vragen, het doen maken van aanvullingen, einddeclaratie bezoeken en dergelijke ten bedrage van in totaal € 17.409,76. Voorts vordert De Vier Essen vergoeding van gemaakte kosten voor door een advocaat verleende rechtsbijstand in de procedure voorafgaand aan het nemen van het primaire besluit en voor de behandeling van het hoger beroep ten bedrage van ongeveer € 15.000,00.
2.7.1. Het verzoek van De Vier Essen heeft, in zoverre het de onderhavige kosten betreft, betrekking op kosten als bedoeld in artikel 8:75, eerste lid, van de Awb. Dit artikel bevat een exclusieve regeling voor de bevoegdheid van de bestuursrechter om een partij te veroordelen in de kosten die een andere partij in verband met de behandeling van het bezwaar en beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Voor een aanvullende vergoeding van deze kosten langs de weg van artikel 8:73 van de Awb is om die reden geen plaats. Bij een veroordeling op grond van artikel 8:75 van de Awb dient toepassing te worden gegeven aan het Besluit proceskosten bestuursrecht en het in dat besluit opgenomen stelsel van forfaitaire vergoedingen. Gelet op het vorenstaande bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de in zoverre opgevoerde kosten voor vergoeding in aanmerking komen, anders dan hiervoor is gedaan met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, van de Awb.
2.8. Het verzoek van De Vier Essen om vergoeding van schade, bestaande uit een niet terugverdiende eigen investering ten bedrage van € 342.245,00, dient te worden afgewezen reeds omdat de gestelde schade niet is onderbouwd met gegevens en bescheiden.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 15 juni 2010 in zaak nr. 09/4566;
III. verklaart het bij de rechtbank in die zaak ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 18 juni 2009, kenmerk WBJA/JA-BBS/09/10544/BOB;
V. veroordeelt de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid tot vergoeding van bij de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid De Vier Essen B.V. in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.311,00 (zegge: dertienhonderdelf euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VI. gelast dat de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan De Vier Essen B.V. het door haar voor de behandeling van het beroep en hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 745,00 (zegge: zevenhonderdvijfenveertig euro) vergoedt;
VII. veroordeelt de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid om aan De Vier Essen B.V. te betalen een bedrag aan schadevergoeding, bestaande uit wettelijke rente over het te laat betaalde subsidiebedrag over de periode 12 november 2008 tot en met 6 april 2011;
VIII. wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Aldus vastgesteld door mr. P. van Dijk, voorzitter, en mr. J.A. Hagen en mr. N.S.J. Koeman, leden, in tegenwoordigheid van mr. T.E. Larsson-van Reijsen, ambtenaar van staat.
w.g. Van Dijk w.g. Larsson-van Reijsen
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 31 augustus 2011
344.