Hof Den Haag, 07-11-2018, nr. 200.233.589/01
ECLI:NL:GHDHA:2018:3082
- Instantie
Hof Den Haag
- Datum
07-11-2018
- Zaaknummer
200.233.589/01
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHDHA:2018:3082, Uitspraak, Hof Den Haag, 07‑11‑2018; (Hoger beroep, Rekestprocedure)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2019:1236, Bekrachtiging/bevestiging
Uitspraak 07‑11‑2018
Inhoudsindicatie
Het hof is van oordeel dat de omgangsregeling dient te worden vastgesteld conform de wijze waarop de ouders deze inmiddels uitvoerenHet hof ziet geen aanleiding om het contact tussen de vader en de minderjarige begeleid te laten plaatsvinden, nu de vader thans onbegeleide omgang heeft met de minderjarige en de moeder niet, althans onvoldoende heeft onderbouwd waarom de omgang niet langer onbegeleid zou kunnen plaatsvinden. Het hof is verder van oordeel dat de vader niet mede met het ouderlijk gezag dient te worden belast. Het hof overweegt hiertoe dat gezamenlijk gezag weliswaar het uitgangspunt is, maar dat in de onderhavige zaak, zoals ook ter zitting is gebleken, de communicatie tussen partijen dusdanig slecht is, dat het hof van oordeel is dat er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders. Tussen partijen is in het verleden sprake geweest van fysiek geweld en het is Flexus Jeugdplein niet gelukt om partijen beter met elkaar te laten communiceren. Het hof verwacht niet dat binnen afzienbare tijd voldoende verbetering in de communicatie tussen partijen zal optreden.
Partij(en)
GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling Civiel recht
Uitspraak : 7 november 2018
Zaaknummer : 200.233.589/01
Rekestnummer rechtbank : FA RK 15-2015
Zaaknummer rechtbank : C/10/522433
[appellant] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. C.C. Sneper te Rotterdam,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. H. Yilmaz-Altindag te Rotterdam.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,
locatie Rotterdam,
hierna te noemen: de raad.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De vader is op 16 februari 2018 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 16 november 2017 van de rechtbank Rotterdam (hierna: de bestreden beschikking).
De moeder heeft op 17 april 2018 een verweerschrift ingediend.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de vader:
- op 16 maart 2018 een fax met als bijlage een journaalbericht van diezelfde datum met bijlage;
- op 19 september 2018 een fax van diezelfde datum met als bijlage een journaalbericht van diezelfde datum met bijlage;
van de zijde van de moeder:
- op 21 september 2018 een brief van 20 september 2018 met als bijlage een journaalbericht van 20 september 2018 met bijlagen.
De raad heeft bij brief van 21 augustus 2018, bij het hof ingekomen op 23 augustus 2018, laten weten niet ter zitting aanwezig te zullen zijn.
De zaak is op 5 oktober 2018 mondeling behandeld. Ter zitting waren aanwezig:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat.
De advocaat van de vader heeft ter zitting pleitnotities overgelegd.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij de bestreden beschikking is, voor zover in hoger beroep van belang, bepaald dat de regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht als volgt zal zijn:
- de vader heeft eenmaal in de twee weken, de oneven weken, van donderdag 18:30 uur tot zaterdag 20:45 uur contact met de minderjarige; daartoe haalt de vader de minderjarige op donderdag om 18:30 uur op bij de moeder en de moeder haalt de minderjarige op zaterdag om 20:45 uur op bij de vader;
- ingeval sprake is van een bijzondere aangelegenheid (feest, bruiloft en dergelijke) van zondag 11:00 uur tot maandag 17:00 uur;
- op bijzondere dagen overeenkomstig productie 8 van het verzoekschrift, welk stuk door de griffier is gewaarmerkt en aan de beschikking is gehecht, met dien verstande dat hetgeen ten aanzien van de begeleiding van de vakantie/weekenden is opgenomen niet geldt. Het verzoek van de vader om partijen gezamenlijk met het ouderlijk gezag over de minderjarige te belasten is afgewezen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen. Onder meer staat het volgende vast:
- Partijen hebben een affectieve relatie gehad, uit welke relatie de minderjarige [de minderjarige] is geboren [in] 2014 te [geboorteplaats] (hierna: de minderjarige).
- De vader heeft de minderjarige erkend.
- De moeder oefent alleen het ouderlijk gezag uit over de minderjarige.
- De hoofdverblijfplaats van de minderjarige is bij de moeder.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil zijn de omgangsregeling en het ouderlijk gezag.
2. De vader verzoekt het hof, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende te bepalen:
dat partijen gezamenlijk met het gezag worden belast over de minderjarige en dat er de volgende zorg- en opvoedingsregeling wordt vastgesteld:
in de oneven weken:
donderdag-zaterdag: de vader haalt de minderjarige op donderdag om 18:30 uur op bij de moeder en de moeder haalt de minderjarige de zaterdag weer op om 20:45 uur;
in de even weken:
donderdag-zondag: de vader haalt de minderjarige op donderdag om 18:30 uur op bij de moeder en de moeder haalt de minderjarige de zondag weer op om 16:30 uur;
Face time:
de vader wenst dat hij op het moment dat hij de minderjarige niet bij zich heeft dat hij die
dagen recht heeft op een facetime moment met zijn zoon, in onderling overleg te bepalen op welk tijdstip, van 5-10 minuten waarin de vader met zijn zoon bijvoorbeeld een liedje kan zingen, leuk kan kletsen of een boekje kan voorlezen;
voor wat betreft bijzondere dagen zoals bruiloften, verjaardagen en/of moeder/vaderdagen, stemt de vader in met het voorstel van de moeder zoals in productie 8 van het verzoekschrift van de moeder in eerste aanleg, met dien verstande dat partijen in onderling overleg van deze afspraken kunnen afwijken, bijvoorbeeld over de frequenties van vakanties; en daarnaast te bepalen dat er geen begeleiding is bij de omgang;
dan wel uiterst subsidiair dat het hof een beslissing neemt in het belang van de minderjarige, in goede justitie behoren, maar wat niet minder is dan wat de vader nu heeft en beschikt is door de rechtbank.
3. De moeder verweert zich daartegen en verzoekt het hof de verzoeken in hoger beroep van de vader af te wijzen.
Rechtbank buiten petitum?
4. De vader stelt dat de rechtbank buiten het petitum van partijen is getreden door een tweewekelijkse omgangsregeling te bepalen. De moeder heeft in eerste aanleg wekelijks omgang verzocht en heeft haar verzoek niet gewijzigd.
5. De moeder betwist dat de rechtbank buiten het petitum van partijen is getreden. De rechtbank heeft haar beslissing gebaseerd op hetgeen ter zitting is besproken. Ter zitting is met partijen een tweeweekse regeling besproken, zodat de moeder zelf ook in de weekenden tijd kan doorbrengen met de minderjarige.
6. Het hof overweegt als volgt. Het hoger beroep dient mede ertoe eventuele omissies of misslagen, die zich hebben voorgedaan in de eerste aanleg, te kunnen herstellen. De vader heeft in hoger beroep de zaak geheel ter beoordeling aan het hof voorgelegd en is in de gelegenheid gesteld zijn inhoudelijke bezwaren tegen de bestreden beschikking kenbaar te maken. Gelet hierop behoeft deze grief van de vader geen bespreking.
De omgangsregeling
7. De vader geeft ter zitting in hoger beroep aan dat de omgangsregeling inmiddels door partijen wordt uitgevoerd van donderdagavond- tot en met zondagmiddag. De vader geeft aan dat hij instemt met de door de moeder verzochte regeling met betrekking tot bijzondere dagen, mits er geen sprake is van begeleiding en mits partijen in onderling overleg hiervan af kunnen wijken.
8. De moeder stelt dat vaste afspraken nodig zijn, omdat partijen heel slecht communiceren. Zij zijn niet in staat onderling afspraken te maken met betrekking tot het afwijken van de omgangsregeling. De vader komt nu al niet de afspraken na, aldus de moeder.
9. Het hof is van oordeel dat de omgangsregeling dient te worden vastgesteld conform de wijze waarop de ouders deze inmiddels uitvoeren, zoals zij ter zitting in hoger beroep hebben toegelicht. Eenmaal in de twee weken, in de oneven weken, haalt de vader de minderjarige op donderdag om 18:30 uur op bij de moeder en zondag om 18:30 uur haalt de moeder de minderjarige op bij de vader. Het hof zal de beslissing van de rechtbank met betrekking tot de regeling ten aanzien van de bijzondere dagen bekrachtigen. Het hof ziet geen aanleiding om in de beschikking op te nemen dat de ouders van de zorgregeling kunnen afwijken, nu het voor hen altijd mogelijk is om in onderling overleg na bereikte overeenstemming de zorgregeling te wijzigen of van eenmaal gemaakte afspraken in onderling overleg af te wijken. Het hof ziet ook geen aanleiding om het contact tussen de vader en de minderjarige begeleid te laten plaatsvinden nu de vader thans onbegeleide omgang heeft met de minderjarige en de moeder niet, althans onvoldoende heeft onderbouwd waarom de omgang niet langer onbegeleid zou kunnen plaatsvinden.
Facetime contact
10. De vader stelt dat het in het belang van de minderjarige is om dagelijks vijf à tien minuten facetime contact te hebben met de ouder bij wie hij op dat moment niet verblijft.
11. De moeder stelt dat dagelijkse facetime gesprekken de vader de ruimte en gelegenheid zullen geven om de moeder lastig te vallen met allerlei onderwerpen die niets met de minderjarige te maken hebben. Toewijzing van het verzoek van de vader betekent dat hij dagelijks de moeder zal gaan bellen, terwijl hij dat nu reeds doet met betrekking tot diverse onderwerpen. Het verzoek van de vader is bovendien zeer vergaand en de vader heeft reeds een regelmatige en redelijke omgangsregeling met de minderjarige.
12. Het hof is net als de rechtbank van oordeel dat dagelijkse facetime contacten niet aangewezen zijn, gelet op het feit dat de communicatie tussen partijen heel problematisch verloopt.
Het gezag
13. De vader stelt dat de minderjarige niet klem of verloren raakt indien de vader mede met het gezag wordt belast. Ook zijn er geen andere belangen van de minderjarige die dit in de weg staan. De vader licht toe dat partijen goed kunnen overleggen, de omgangsregeling goed loopt, de vader zijn leven op de rit heeft en hij een eigen bedrijf heeft dat goed loopt. De vader stelt er niet aan in de weg te zullen staan als spoedeisende beslissingen aangaande de minderjarige dienen te worden genomen. Ten aanzien van de overweging van de rechtbank dat de moeder vanaf het begin af aan met het eenhoofdig gezag is belast merkt de vader op, dat hij niet wist dat erkenning niet het gezag met zich meebracht.
14. De moeder betwist dat de communicatie tussen partijen goed verloopt. De vader houdt zich niet aan de afspraken, valt de moeder met grote regelmaat lastig en uit zich op vervelende wijze met als gevolg dat de moeder nog steeds bang is voor de vader. Gesprekken met de vader leiden steeds weer tot discussies en ruzies en ook de gesprekken bij [Flexus] verliepen niet goed.
15. Het hof is van oordeel dat de vader niet mede met het ouderlijk gezag dient te worden belast. Het hof overweegt hiertoe dat gezamenlijk gezag weliswaar het uitgangspunt is, maar dat in de onderhavige zaak, zoals ook ter zitting is gebleken, de communicatie tussen partijen dusdanig slecht is, dat het hof van oordeel is dat er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders. Tussen partijen is in het verleden sprake geweest van fysiek geweld en het is [Flexus] niet gelukt om partijen beter met elkaar te laten communiceren. Het hof verwacht niet dat binnen afzienbare tijd voldoende verbetering in de communicatie tussen partijen zal optreden. Het hof zal dan ook de beslissing van de rechtbank ten aanzien van het gezag bekrachtigen.
16. Dit leidt tot de volgende beslissing.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking voor zover deze ziet op de reguliere omgangsregeling, dat wil zeggen exclusief bijzondere aangelegenheden en bijzondere dagen, en, opnieuw rechtdoende:
bepaalt dat de reguliere omgangsregeling als volgt zal zijn:
- de vader heeft éénmaal in de twee weken, de oneven weken, van donderdag 18:30 uur tot zondag 18:30 uur contact met de minderjarige; daartoe haalt de vader de minderjarige op donderdag om 18:30 uur op bij de moeder en de moeder haalt de minderjarige op zondag om 18:30 uur op bij de vader;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bekrachtigt de bestreden beschikking voor het overige;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A. Zonneveld, A.E. Sutorius-Van Hees en M.A.J. Burgers-Thomassen, bijgestaan door mr. H.B. Brandwijk als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 november 2018.