Einde inhoudsopgave
Mijnbouwbesluit
Artikel 28
Geldend
Geldend vanaf 01-04-2017
- Bronpublicatie:
06-03-2017, Stb. 2017, 89 (uitgifte: 16-03-2017, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-04-2017
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
06-03-2017, Stb. 2017, 89 (uitgifte: 16-03-2017, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Mijnbouw
Energierecht (V)
De in artikel 25, tweede lid, van de wet bedoelde categorieën van gevallen, waarvoor het verbod om stoffen op te slaan zonder vergunning niet geldt, zijn het opslaan van:
- a.
stoffen ten behoeve van het afwenden van het onmiddellijk dreigende gevaar van een onbeheerste uitstroming van stoffen uit de ondergrond;
- b.
stoffen die gebruikt worden voor:
- 1°
het opsporen en winnen van delfstoffen en aardwarmte;
- 2°
het opslaan van stoffen, waarvoor een vergunning op basis van artikel 25 van de wet vereist is, of
- 3°
het aanleggen van een boorgat dieper dan 500 meter beneden de oppervlakte van de aardbodem, buiten de in de onderdelen 1° en 2° bedoelde gevallen;
- c.
stoffen die met de activiteiten, genoemd in onderdeel b, onder 1°, 2° en 3°, onvermijdelijk boven de oppervlakte meekomen, en worden teruggebracht in hetzelfde of een vergelijkbaar voorkomen als waaruit deze afkomstig zijn;
- d.
hemelwater dat is gevallen op het mijnbouwwerk en het terrein eromheen;
- e.
water dat wordt gebruikt voor het opslaan van warmte of koude op een diepte van ten hoogste 500 meter;
- f.
water ten behoeve van openbare drinkwatervoorziening als bedoeld in de Drinkwaterwet;
- g.
grondwater en brijn dat zonder toevoeging van stoffen wordt teruggevoerd in hetzelfde gebied waarin het is gewonnen naar een diepte van ten hoogste 500 meter.