Hof Den Haag, 20-02-2018, nr. 22-001824-15
ECLI:NL:GHDHA:2018:297
- Instantie
Hof Den Haag
- Datum
20-02-2018
- Zaaknummer
22-001824-15
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHDHA:2018:297, Uitspraak, Hof Den Haag, 20‑02‑2018; (Hoger beroep)
Uitspraak 20‑02‑2018
Inhoudsindicatie
Vervolg op ECLI:NL:HR:2015:535. Beoordelingskader alternatieve scenario’s. Vrijspraak mishandeling met de dood als gevolg (door toediening haargroeimiddel minoxdil); geen direct bewijs; contra-indicaties daderschap verdachte; alternatieve scenario’s niet hoogst onwaarschijnlijk op basis van dossier Tevens vrijspraak in hulpeloze toestand achterlaten.
Rolnummer: 22-001824-15
Parketnummer: 12-700067-09
Datum uitspraak: 20 februari 2018
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Middelburg van 30 juni 2011 – na verwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden – in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats]
op [datum] 1956,
BRP-adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en - na verwijzing van de zaak door de Hoge Raad der Nederlanden – het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 25 september 2015, 19 september 2017,
23 januari 2018 en 6 februari 2018.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte door de rechtbank Middelburg bij vonnis van 30 juni 2011 vrijgesproken van de haar ten laste gelegde feiten (te weten moord/doodslag op [naam echtgenoot], mishandeling van [naam echtgenoot] al dan niet met voorbedachte raad en met de dood als gevolg, en – kort gezegd – het nalaten van het (laten) verlenen van zorg aan [naam echtgenoot]).
De officier van justitie heeft tegen dat vonnis hoger beroep ingesteld.
Het gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft bij arrest van
4 maart 2014 het vonnis waarvan beroep vernietigd, de verdachte vrijgesproken van de primair ten laste gelegde moord/doodslag en de verdachte ter zake van de subsidiair ten laste gelegde mishandeling met voorbedachte raad, en met de dood als gevolg, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaren met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte is op 18 maart 2014 tegen dit arrest onbeperkt beroep in cassatie ingesteld. Door partiële intrekking van dit beroep op 18 september 2014 is het niet langer gericht tegen de vrijspraak van het primair ten laste gelegde.
De Hoge Raad der Nederlanden heeft bij arrest van
10 maart 2015 voormeld arrest – voor zover aan zijn oordeel onderworpen – vernietigd en heeft de zaak naar het gerechtshof Den Haag verwezen, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Omvang van de zaak
Gelet op de voornoemde beperking van het cassatieberoep is het primair ten laste gelegde in deze tweede appelprocedure niet meer aan de orde. De vrijspraak van dat feit door het gerechtshof ’s-Hertogenbosch is onherroepelijk. Aan het oordeel van dit hof is daarom thans slechts onderworpen het subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voor zover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep bij dit hof en voor zover thans nog aan de orde - ten laste gelegd dat:
subsidiair:
zij op één of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 8 maart 2009 te Kattendijke, gemeente Goes, althans in Nederland, opzettelijk en met voorbedachten rade, mishandelend een persoon, te weten [naam echtgenoot], (verdachtes wettige echtgenoot) (telkens) na kalm beraad en rustig overleg, een hoeveelheid van een middel/vloeistof, bevattende minoxidil en/of één of meer andere voor de gezondheid schadelijke stoffen (waaronder amitriptyline), al dan niet gemengd met een (alcohol houdende) drank (te weten Rua Vieja), heeft
- te drinken gegeven en/of
- ( ter consumptie) aangeboden en/of achtergelaten en/of
- laten innemen en/of
- laten (op) drinken;
welk feit de dood van voornoemde [naam echtgenoot] ten gevolge heeft gehad;
meer subsidiair:
zij op één of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 8 maart 2009 te Kattendijke, gemeente Goes, (telkens) opzettelijk haar echtgenoot [naam echtgenoot], tot wiens onderhoud, verpleging of verzorging zij krachtens artikel 81 Boek I van het Burgerlijk wetboek verplicht was, in een hulpeloze toestand heeft gebracht en/of heeft gelaten, door tijdig(e) medische assistentie aan die [naam echtgenoot] te onthouden en/of heeft nagelaten deze (tijdig) in te roepen terwijl deze onmiskenbaar en dringend geboden was.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – zal worden vernietigd, dat de verdachte ter zake van het subsidiair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van
6 jaren met aftrek van voorarrest, en dat de gevangenneming van de verdachte zal worden bevolen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft – conform zijn overgelegde pleitaantekeningen – integrale vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit.
Het vonnis waarvan beroep
Reeds gegeven het feit dat in hoger beroep de tenlastelegging is gewijzigd, kan het vonnis waarvan beroep – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – niet in stand blijven.
Overwegingen met betrekking tot het ten laste gelegde
Vaststaande feiten
De verdachte en [naam echtgenoot] (hierna ook te noemen: [naam echtgenoot] of echtgenoot) hebben elkaar ontmoet in Rusland en zijn op [datum] 1998 met elkaar getrouwd. De verdachte is in 1999 vanuit Rusland naar Nederland gekomen en heeft vanaf dat moment tot in 2007 met haar echtgenoot in Vlissingen gewoond. In 2007 zijn zij verhuisd naar Kattendijke. In de laatste jaren ontstonden er steeds meer huwelijksproblemen.
In de eerste week van maart 2009 is [naam echtgenoot] samen met een vriend in Spanje geweest om te klussen bij zijn dochter. In de avond van 7 maart 2009 kwam hij weer thuis. De volgende avond, op 8 maart 2009, trof de verdachte hem aan op het bed in de slaapkamer, liggend in een vreemde houding.
In de periode gelegen tussen het moment van thuiskomst van de echtgenoot van de verdachte en het moment dat de verdachte hem aantrof op het bed zijn zij beiden zonder noemenswaardige onderbrekingen, op het uitlaten van de hond na, in hun woning geweest. Het dossier bevat geen aanwijzingen dat er in die periode naast de verdachte en haar echtgenoot andere personen in de woning zijn geweest.
Na het aantreffen van haar echtgenoot en het vervolgens contact zoeken door de verdachte met buren is het alarmnummer gebeld en is een huisarts ter plaatse gekomen. Deze heeft de dood geconstateerd en na onderzoek werd door hem een verklaring van natuurlijk overlijden afgegeven. Maar na telefonisch contact te hebben gehad met de dochter van [naam echtgenoot] – waarbij de dochter vertelde dat zij de week ervoor in Spanje van haar vader had gehoord dat de verdachte een keer medicijnen door zijn eten had gedaan en dat ze daarom vermoedde dat er meer aan de hand was - heeft de huisarts, na overleg met de politiearts, in verband met de mogelijkheid van vergiftiging, de verklaring van natuurlijk overlijden weer ingenomen en vernietigd. De zaak is toen overgenomen door de politie en de verdachte is diezelfde avond nog aangehouden.
Door deskundigen is onderzoek verricht naar de oorzaak van het overlijden van [naam echtgenoot]. In zijn lichaam zijn onder andere alcohol, minoxidil (de werkzame stof in een door de verdachte gebruikt haargroeimiddel) en amitriptyline (een door de verdachte gebruikt geneesmiddel) aangetoond. Geconcludeerd wordt dat het overlijden wordt verklaard door een intoxicatie met meerdere middelen, al dan niet in combinatie met ziekelijke afwijkingen aan het hart. Het intreden van de dood is gelegen in de combinatie van een ernstig ziekelijk voorbelast hart, een hoog alcoholpromillage en de aanwezigheid van minoxidil in het bloed.
De verdachte ontkent iedere betrokkenheid bij de dood van haar echtgenoot.
Het hof dient thans de vraag te beantwoorden of - op basis van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting - kan worden geconcludeerd dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om de verdachte te kunnen veroordelen voor het subsidiair of meer subsidiair ten laste gelegde.
Beoordelingskader voor het subsidiair ten laste gelegde
Het hof stelt vast dat uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting geen direct bewijs valt te putten voor enig feitelijk handelen van de verdachte waardoor het middel minoxidil in het lichaam van haar echtgenoot terecht is gekomen. De verdachte heeft steeds verklaard dat het middel daar niet door haar toedoen in terecht is gekomen, en heeft ook steeds verklaard niet te weten hoe het er wel in terecht is gekomen.
In een dergelijk geval dient de rechter bij de beoordeling van het ten laste gelegde ”scenario” - dat impliceert dat het wèl de verdachte is geweest door wie de minoxidil in het lichaam van haar echtgenoot terecht is gekomen - alle denkbare alternatieve scenario’s die (ook) verenigbaar zijn met de bewijsmiddelen en die niet bij voorbaat als hoogst onwaarschijnlijk terzijde kunnen worden geschoven onder ogen te zien. Alleen als aan al die alternatieve scenario’s als hoogst onwaarschijnlijk voorbij kan worden gegaan zal de rechter tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde kunnen komen. Aldus ook de advocaat-generaal bij de Hoge Raad,
mr. Knigge, in zijn conclusie in de onderhavige zaak
van 13 januari 2015.
Beoordeling van het subsidiair ten laste gelegde
Tijdens de doorzoeking van de woning van de verdachte en haar echtgenoot zijn onder meer een fles Rua Vieja en een sherryglas in beslag genomen. Volgens de verdachte heeft haar echtgenoot op de dag van zijn overlijden uit die fles en dat glas gedronken. Deze verklaring wordt ondersteund door de resultaten van het forensisch onderzoek. Uit het forensisch onderzoek volgt verder dat minoxidil is aangetoond in zowel het extract van de met methanol uitgespoelde dop van de fles, als in het extract van de met methanol uitgespoelde binnenzijde van het glas. De vraag door wiens toedoen minoxidil in het lichaam van [naam echtgenoot] terecht is gekomen, wordt niet beantwoord door de resultaten van het forensisch onderzoek.
Hoewel het dossier zoals hiervoor overwogen geen direct bewijs voor het subsidiair ten laste gelegde bevat, volgen uit dat dossier wel een aantal voor de verdachte belastende feiten en omstandigheden.
Zo had de verdachte kort na het overlijden van [naam echtgenoot] twee van de middelen die in diens lichaam zijn aangetoond bij zich, te weten minoxidil (waarvan naar het oordeel van het hof kan worden aangenomen dat het, gezien de concentratie ervan, een belangrijke bijdrage heeft geleverd aan het overlijden) en amitriptyline. Ten tijde van haar aanhouding was de verdachte immers in het bezit van een flesje haargroeimiddel, bevattende minoxidil, en kort na haar aanhouding is bij haar een doordrukstrip Zentiva tabletten, bevattende amitriptyline, aangetroffen. De verdachte gebruikte deze beide middelen, doch haar echtgenoot niet. Aan deze omstandigheid komt extra gewicht toe in het licht van de verklaringen van de dochter en een vriend van [naam echtgenoot] dat deze hen had verteld dat de verdachte in het verleden een keer heimelijk medicijnen door zijn eten had gedaan en bang was dat hij vergiftigd zou worden.
Daarnaast volgt uit het dossier – anders dan de raadsman stelt – dat de verdachte wel degelijk een mogelijk motief had om haar echtgenoot iets aan te doen. Het huwelijk tussen de verdachte en [naam echtgenoot] kan worden omschreven als een huwelijk met veel problemen. Van de kant van [naam echtgenoot] lijkt alcoholgebruik daarin een rol te hebben gespeeld. De problemen werden in de loop van de jaren steeds erger en in 2007 escaleerde het verder toen de verdachte en haar echtgenoot op vakantie waren in Frankrijk. Vanwege een ruzie met haar echtgenoot heeft de verdachte toen de politie ingeschakeld. Haar echtgenoot heeft toen enige tijd vastgezeten en de verdachte is alleen terug naar Nederland gereisd. Daarna lijken de verhoudingen nog slechter te zijn geworden. Uit het dossier komt naar voren dat zowel de verdachte als haar echtgenoot met de gedachte speelde om te scheiden. [naam echtgenoot] had aan diverse personen kenbaar gemaakt dat hij graag van de verdachte zou willen scheiden, maar dat hij nog zon op mogelijkheden om te voorkomen dat aan de verdachte - met wie hij in algehele gemeenschap van goederen was getrouwd - de helft van zijn vermogen zou toekomen. Het is aannemelijk dat de verdachte hiervan op de hoogte was. Kort voor het overlijden van haar echtgenoot had de verdachte op haar beurt met een bevriend persoon plannen gemaakt voor een echtscheiding en zij was inmiddels in het bezit van een vliegticket om daarover in Rusland verder te gaan nadenken. In dit verband is voorts te vermelden dat [naam echtgenoot] een levensverzekering had afgesloten, op grond waarvan de verdachte een bedrag van ruim 27.000 euro zou ontvangen indien [naam echtgenoot] vóór 1 maart 2010 zou overlijden. Nadat haar echtgenoot op 7 maart 2009 was teruggekeerd uit Spanje was de sfeer tussen hen volgens de verdachte direct weer slecht. Zij hadden nauwelijks contact. Deze sfeer duurde voort op 8 maart 2009. Volgens de verdachte had haar echtgenoot de door haar bereide maaltijden niet willen eten en had hij haar uitgescholden en gezegd dat hij met rust gelaten wilde worden. Duidelijk is in ieder geval dat hen beiden op 8 maart 2009 het spreekwoordelijke water aan de lippen stond. Aldus waren er zowel relationele als financiële omstandigheden waarin voor de verdachte een motief kon zijn gelegen om haar echtgenoot iets aan te doen.
Naast deze voor de verdachte belastende feiten en omstandigheden bevat het dossier evenwel ook een aantal contra-indicaties voor het daderschap van de verdachte.
Zo heeft de verdachte, kort na het arriveren van de huisarts, uit eigen beweging aan de aanwezigen in de woning laten zien uit welke fles en uit welk glas haar echtgenoot op de dag van zijn overlijden had gedronken (de fles Rua Vieja en het sherryglas). En het flesje haargroeimiddel (minoxidil) haalde zij op eigen initiatief uit haar zak op het moment dat haar werd medegedeeld dat zij was aangehouden en mee moest naar het bureau. Het aanwijzen en tevoorschijn halen van deze voorwerpen komt niet logisch voor in het scenario dat de minoxidil door toedoen van de verdachte in het lichaam van haar echtgenoot terecht is gekomen. In een dergelijk scenario ligt het meer voor de hand dat de verdachte zich vóórdat zij contact had gezocht met de buren van de voorwerpen zou hebben ontdaan of ze zou hebben afgewassen. Uit het dossier volgt dat zij hiervoor voldoende tijd en gelegenheid heeft gehad.
Het hof acht het daarnaast van belang dat de verdachte uitgebreide verklaringen heeft afgelegd en daarbij mogelijk argwaan wekkende omstandigheden niet heeft verhuld. Zo heeft zij duidelijk aangegeven dat alleen zij het desbetreffende haargroeimiddel en de Zentiva tabletten gebruikte, en haar echtgenoot niet. Dit is een omstandigheid die als belastend voor de verdachte kan worden uitgelegd. De verdachte had – als zij iets had willen verbergen – evengoed kunnen verklaren dat haar echtgenoot de genoemde middelen wèl gebruikte, nu het niet eenvoudig zou zijn dit te ontkrachten. Hetzelfde geldt voor haar uit eigen beweging afgelegde verklaring dat zij in de avond van 8 maart 2009, toen zij vanuit de slaapkamer haar echtgenoot had horen gorgelen/hoesten, niet - zoals anders - een kussen onder zijn hoofd had gelegd zodat hij beter kon ademhalen, maar deze keer had gedacht: “Bekijk het maar”, en extra lang was gaan wandelen met de hond. In het schuldscenario liggen dergelijke potentieel belastende verklaringen niet in de lijn der verwachtingen.
Een derde contra-indicatie voor het daderschap van de verdachte is dat het haargroeimiddel minoxidil naar het oordeel van het hof niet het meest voor de hand liggende middel is om iemand doelbewust iets aan te doen. Weliswaar stond op het etiket van het flesje haargroeimiddel vermeld dat het (slechts) voor uitwendig gebruik was bedoeld, maar er stond geen merknaam of samenstelling op vermeld en niet alle effecten van dit middel op het lichaam zijn algemeen bekend, terwijl ook niet is gebleken dat de verdachte hiervan wèl op de hoogte was. Het is in ieder geval niet één van de geneesmiddelen waarnaar de verdachte kort voor het overlijden van haar echtgenoot onderzoek had gedaan op overdosering op het internet. Daar komt bij dat er in de woning van de verdachte en haar echtgenoot verschillende middelen aanwezig waren die meer voor de hand zouden hebben gelegen. Te denken valt aan de chemicaliën, waaronder insecticiden en onkruidverdelgers, die in de garage zijn aangetroffen, of de eigen medicijnen van [naam echtgenoot]. Bij dit laatste acht het hof van belang dat de verdachte al eens had meegemaakt dat haar echtgenoot zich helemaal niet goed voelde na het innemen van meer dan de voorgeschreven dosis van zijn eigen medicatie.
Afgezien van deze contra-indicaties voor het daderschap van de verdachte zijn er tegelijkertijd op basis van de beschikbare bewijsmiddelen ook andere scenario’s dan het ten laste gelegde denkbaar, die naar het oordeel van het hof onvoldoende zijn uit te sluiten.
Eén daarvan betreft het door de verdediging aangedragen scenario dat [naam echtgenoot] het haargroeimiddel, de minoxidil, zelf heeft ingenomen terwijl hij in de veronderstelling verkeerde dat hij Corvalol innam. Corvalol, geen voorgeschreven medicijn van haar echtgenoot, is volgens de verklaring van de verdachte een middel dat haar echtgenoot desondanks wel eens innam om rustig te worden of pijn te verzachten. Hoewel de flesjes haargroeimiddel en Corvalol er niet hetzelfde uitzien, is het gezien de toestand waarin [naam echtgenoot] moet hebben verkeerd – in zijn bloed is alcohol aangetoond in een concentratie van 2,63 mg/ml – denkbaar dat hij een vergissing heeft gemaakt. Het betoog van de advocaat-generaal dat er geen dacty- of DNA-sporen van [naam echtgenoot] zijn aangetroffen op het flesje met haargroeimiddel maakt dit niet anders, omdat de afwezigheid van dergelijke sporen niet zonder meer met zich brengt dat [naam echtgenoot] het flesje niet heeft vastgepakt. Het hof wijst er in dat verband op dat het Openbaar Ministerie eerder de stelling heeft ingenomen dat de verdachte de fles Rua Vieja zou hebben gebruikt in haar plan om [naam echtgenoot] iets aan te doen, terwijl op die fles ook geen sporen van verdachte zijn aangetroffen. Dit alles maakt dat het scenario van de vergissing naar het oordeel van het hof niet als hoogst onwaarschijnlijk is uit te sluiten. Onverlet blijft in dat geval dat in het lichaam van [naam echtgenoot], zowel in de maaginhoud als in het femoraal bloed, ook amitriptyline is aangetroffen. Maar ook op dit punt is het hof van oordeel dat de scenario’s waarin deze stof op een andere manier dan door toedoen van de verdachte in het lichaam terecht is gekomen – bijvoorbeeld het door de verdediging aangedragen scenario dat [naam echtgenoot] een slok wijn heeft genomen uit het glas van de verdachte, waarin zij een Zentiva tablet had opgelost om in slaap te komen – niet als hoogst onwaarschijnlijk ter zijde kunnen worden geschoven. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat in de maag van [naam echtgenoot] geen (hele) Zentiva tablet is aangetroffen en dat in het femoraal bloed slechts een lage tot werkzame concentratie amitriptyline is aangetoond.
Alles resumerend komt het hof tot de conclusie dat, nu:
- -
het dossier geen directe bewijsmiddelen bevat voor het subsidiair ten laste gelegde, en
- -
er contra-indicaties bestaan voor het daderschap van de verdachte, en
- -
alternatieve scenario’s op basis van het dossier niet als hoogst onwaarschijnlijk ter zijde kunnen worden geschoven, waardoor in redelijkheid aan de juistheid van het subsidiair ten laste gelegde kan worden getwijfeld,
de verdachte bij gebrek aan wettig en overtuigend bewijs moet worden vrijgesproken van het subsidiair ten laste gelegde.
In het licht van deze conclusie behoeven de door de verdediging gevoerde verweren met betrekking tot het subsidiair ten laste gelegde, voor zover deze hierboven nog niet aan de orde zijn gekomen, thans geen bespreking meer. Nu het hof tot een vrijspraak van dit feit komt, heeft de verdediging daarbij geen belang.
Beoordeling van het meer subsidiair ten laste gelegde
Voor zover het verwijt in het meer subsidiair ten laste gelegde ziet op het naar buiten gaan met de hond, terwijl de verdachte kort daarvoor haar echtgenoot vanuit de slaapkamer had horen gorgelen/hoesten, is het hof van oordeel dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat op dat moment medische hulp onmiskenbaar en dringend geboden was. Het dossier bevat hiervoor te weinig informatie.
Voor zover het verwijt in het meer subsidiair ten laste gelegde ziet op verdachtes handelen nadat zij weer thuis was gekomen en haar echtgenoot op bed had aangetroffen – ervan uitgaande dat hij op dat moment nog in leven was, hetgeen overigens gelet op de vreemde houding waarin hij is aangetroffen niet waarschijnlijk is – is het hof van oordeel dat niet kan worden gezegd dat de verdachte heeft nagelaten tijdig medische assistentie in te roepen. Op basis van het dossier gaat het hof ervan uit dat de verdachte kort na het aantreffen van haar echtgenoot naar buurvrouw [naam buurvrouw] is gelopen, die werkzaam was in de verzorging en van wie de verdachte mocht verwachten dat zij medische hulp kon bieden. In een streek die erom bekend staat dat een ambulance daar niet snel ter plaatse is, kan dit worden aangemerkt als voldoende adequaat handelen.
Gelet op het vorenstaande zal het hof de verdachte wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs ook vrijspreken van het meer subsidiair ten laste gelegde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis - voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door mr. C.J. van der Wilt,
mr. R.C. Langeler en mr. M.C.R. Derkx,
in bijzijn van de griffiers mr. N. van der Velden en
mr. J.M.A. van Esch.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 20 februari 2018.
Mr. R.C. Langeler is buiten staat dit arrest te ondertekenen.