Einde inhoudsopgave
Verordening (EU, Euratom) 2020/2093 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2021–2027
Artikel 9 Reserve voor solidariteit en noodhulp
Geldend
Geldend vanaf 25-12-2020
- Bronpublicatie:
17-12-2020, PbEU 2020, L 433 I (uitgifte: 22-12-2020, regelingnummer: 2020/2093)
- Inwerkingtreding
25-12-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
17-12-2020, PbEU 2020, L 433 I (uitgifte: 22-12-2020, regelingnummer: 2020/2093)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Financiering
1.
De reserve voor solidariteit en noodhulp kan worden gebruikt ter financiering van:
- a)
hulp voor het reageren op noodsituaties als gevolg van grote rampen die gedekt zijn door het Solidariteitsfonds van de Europese Unie, waarvan de doelstellingen en het toepassingsgebied zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 2012/2002 van de Raad (1), en
- b)
snelle reacties op specifieke dringende behoeften in de Unie of in derde landen ten gevolge van gebeurtenissen die bij de opstelling van de begroting niet te voorzien waren; het gaat hierbij met name om reacties in noodsituaties en hulpoperaties bij natuurrampen die niet onder a) vallen, door mensen veroorzaakte rampen, humanitaire crises, grootschalige bedreigingen voor de gezondheid van mens, dier of plant, en bijzonder prangende situaties aan de buitengrenzen van de Unie ten gevolge van migratiestromen, wanneer de omstandigheden zulks vereisen.
2.
De reserve voor solidariteit en noodhulp mag een jaarlijks maximumbedrag van 1 200 miljoen EUR (in prijzen van 2018) niet overschrijden. Elk in jaar n niet gebruikt deel van het jaarlijkse bedrag kan tot jaar n+1 worden gebruikt. Het deel van het jaarlijkse bedrag uit het voorgaande jaar wordt het eerst aangesproken. Elk deel van het bedrag van jaar n dat in jaar n+1 niet is gebruikt, vervalt.
3.
De kredieten voor de reserve voor solidariteit en noodhulp worden als voorziening opgenomen in de algemene begroting van de Unie.
4.
Op 1 oktober van elk jaar is ten minste een vierde van het in lid 2 bedoelde jaarlijkse bedrag nog beschikbaar om de behoeften te dekken die tot het einde van dat begrotingsjaar ontstaan.
Onverminderd de eerste alinea mogen maximaal de volgende percentages van het totale bedrag dat beschikbaar is tot 1 september van elk jaar ter beschikking worden gesteld:
- —
50 % voor bijstand in het kader van lid 1, onder a); het uit die berekening resulterende bedrag wordt verminderd met bedragen die in het voorgaande jaar ter uitvoering van lid 5 beschikbaar zijn gesteld;
- —
35 % voor bijstand aan derde landen in het kader van lid 1, onder b);
- —
15 % voor bijstand binnen de Unie in het kader van lid 1, onder b).
Onverminderd de eerste alinea mag het overblijvende deel van het beschikbare bedrag vanaf 1 september van elk jaar worden gebruikt voor bijstand als bedoeld in de tweede alinea om de behoeften die tot het einde van dat jaar ontstaan te dekken.
5.
In uitzonderlijke gevallen en indien de bedragen die nodig worden geacht voor de in lid 1, onder a), bedoelde hulp in het jaar waarin een ramp heeft plaatsgevonden als bedoeld in lid 1, onder a), niet op te brengen zijn uit de resterende beschikbare financiële middelen uit de reserve voor solidariteit en noodhulp, kan de Commissie voorstellen om het verschil te financieren via de jaarlijkse bedragen die beschikbaar zijn voor de reserve voor solidariteit en noodhulp in het volgende jaar, tot een maximumbedrag van 400 miljoen EUR (in prijzen van 2018).
Voetnoten
Verordening (EG) nr. 2012/2002 van de Raad van 11 november 2002 tot oprichting van het Solidariteitsfonds van de Europese Unie (PB L 311 van 14.11.2002, blz. 3).