Rb. Dordrecht, 19-08-2010, nr. 251408 CV EXPL 10-1699
ECLI:NL:RBDOR:2010:BN4773
- Instantie
Rechtbank Dordrecht
- Datum
19-08-2010
- Magistraten
Mr. B.C. Vink
- Zaaknummer
251408 CV EXPL 10-1699
- LJN
BN4773
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBDOR:2010:BN4773, Uitspraak, Rechtbank Dordrecht, 19‑08‑2010; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Wetingang
- Vindplaatsen
JIN 2010/620
JAR 2011/45 met annotatie van mr. M.P. Vogel
AR-Updates.nl 2010-0669
VAAN-AR-Updates.nl 2010-0669
Uitspraak 19‑08‑2010
Inhoudsindicatie
Uitleg gratificatieregeling
Mr. B.C. Vink
Partij(en)
vonnis van de kantonrechter te Dordrecht van 19 augustus 2010
in de zaak van:
[eiser]
wonende te Sommelsdijk,
eiser,
gemachtigde: mr. W.P.J.M. van Gestel, ARAG Rechtsbijstand te Leusden,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Koni B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te 3261 NH Oud-Beijerland, Korteweg 2,
gedaagde,
gemachtigde: mr. R.E.G. Scheepstra, advocaat te Amsterdam.
Partijen worden hierna aangeduid met [eiser] en Koni.
Verloop van de procedure
De kantonrechter wijst vonnis op de volgende processtukken:
- 1.
de dagvaarding van 9 februari 2010;
- 2.
de conclusie van antwoord;
- 3.
het tussenvonnis van 6 mei 2010 waarin een comparitie van partijen is bepaald;
- 4.
de aantekeningen van de griffier van de gehouden zitting van 6 juli 2010;
- 5.
de pleitaantekeningen van partijen;
- 6.
de overgelegde producties.
Omschrijving van het geschil
1. De feiten
1.1
Als gesteld door de ene partij en niet of onvoldoende weersproken door de andere partij, staat tussen partijen het volgende vast.
1.2
[eiser] is vanaf 1 november 1988 bij Koni in dienst getreden in de functie van medewerker railway tegen een laatstverdiend salaris van € 2.225,40 bruto per maand, exclusief vaste toeslag en ploegentoeslag. Op de arbeidsovereenkomst is de CAO Metalelektro van toepassing.
1.3
Op de arbeidsovereenkomst is een gratificatieregeling van toepassing verklaard. In deze gratificatieregeling is het volgende vermeld:
‘(…)
- 1.
Jaarlijks zal in de maand december door de directie, na overleg met de O.R., worden beslist of er een gratificatie zal worden uitgekeerd en zo ja, welk percentage deze zal bedragen.
- 2.
Ingeval een gratificatie wordt toegekend zal de uitkering in twee evenredige gedeelten plaatsvinden en wel in de maanden maart en december van het volgende jaar.
(…)’
1.4
In mei 1991 heeft de directie van Koni het volgende schriftelijk aan haar werknemers (waaronder [eiser]) medegedeeld:
‘(…)
In gesprekken met de Ondernemingsraad en de vakverenigingen is ons medegedeeld dat er bij het personeel onduidelijkheid zou bestaan over de vorm die onze gratifikatie heeft (vast of variabel).
Duidelijkheid daarover geeft artikel 1 van de gratificatieregeling op blz. 4 van het interne regelingen boekje:
‘Jaarlijks zal in de maand december door de direktie, in overleg met de OR, worden beslist of er een gratifikatie zal worden betaald en zo ja, welk percentage deze zal bedragen.
Uit beide onderstreepte gedeeltes blijkt dus dat de gratifikatie geen vast loonbestanddeel is.
Door redelijk stabiele bedrijfsresultaten is de gratifikatie echter de afgelopen jaren niet gewijzigd.
(…)’’
1.5
[eiser] heeft jarenlang een paas- en kerstgratificatie van ongeveer € 900,-- tot € 1.000,-- van Koni ontvangen.
1.6
Bij brief van 19 maart 2009 heeft Koni het volgende aan haar werknemers medegedeeld:
‘(…)
Naar aanleiding van de aanzienlijke verliezen, de negatieve cashflow en de orderafname, heeft de directie, in samenwerking met de Ondernemingsraad, de afgelopen periode een aantal maatregelen moeten treffen om de gevolgen van de orderafname zo goed als mogelijk op te vangen en in een poging de financiële resultaten ten goede te keren. (…)
Ondanks deze maatregelen lijdt Koni nog steeds aanzienlijke verliezen. Bovendien is de prognose voor de komende zes maanden zeer negatief. Gelet op deze feiten en ontwikkelingen is Koni helaas genoodzaakt om verdergaande kostenbesparende maatregelen te nemen. Eén van deze maatregelen is het niet uitkeren van een gratificatie.
Zoals bekend, is de gratificatie steeds gebaseerd op de bedrijfsresultaten van Koni.
De afgelopen jaren waren de bedrijfsresultaten positief en heeft de directie een gratificatie kunnen uitkeren.
De bedrijfsresultaten over de afgelopen maanden zijn echter negatief en de prognoses voor de komende zes maanden zijn dusdanig slecht, dat Koni nu helaas heeft moeten besluiten geen gratificatie uit te keren. (…)’
1.7
Bij brief van 26 november 2009 heeft de gemachtigde van [eiser] aan Koni medegedeeld dat de bedrijfsresultaten van Koni niet zo slecht zijn dat uitbetaling van de gratificatie niet zou kunnen plaatsvinden en aanspraak gemaakt op de gratificatie over het jaar 2009.
1.8
Bij brief van 3 december 2009 heeft Koni aan de gemachtigde van [eiser] medegedeeld dat uitbetaling van de gratificatie valt onder de bevoegdheid van de directie en afhankelijk is van het bedrijfsresultaat. Verder heeft Koni medegedeeld dat haar bedrijfseconomische situatie slecht is en aangeboden om een toelichting te geven op de resultaten die maatgevend waren voor haar besluit om geen gratificatie uit te keren.
1.9
Op 3 december 2009 heeft de directie van Koni tijdens de overlegvergadering besloten om ondanks het negatieve ondernemingsresultaat bij wijze van uitzondering alsnog een eenmalige kerstgratificatie van € 300,-- aan de medewerkers uit te keren voor de getoonde inzet.
2. De vordering
2.1
[eiser] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, om:
- —
Koni te veroordelen tot betaling van het bedrag van € 1.600,-- bruto (zijnde de nog verschuldigde gratificatie over 2009) vermeerderd met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente daarover vanaf de datum verzuim tot de dag der algehele betaling;
- —
te verklaren voor recht dat [eiser] recht heeft op een gratificatie van € 1.900,-- per jaar te betalen in termijnen in maart en december, totdat de arbeidsovereenkomst met [eiser] rechtsgeldig is beëindigd;
- —
Koni te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten conform de kantonrechterstaffel;
kosten rechtens.
2.2
[eiser] legt aan haar vordering, samengevat en voor zover thans van belang, het volgende ten grondslag.
Koni heeft jarenlang onafhankelijk van het bedrijfsresultaat een gratificatie aan haar personeel betaald. De vermelding in de arbeidsovereenkomst dat Koni eerst een beslissing neemt over de uit te keren gratificatie na overleg met de ondernemingsraad, is in feite ‘een dode letter’. Het niet uitbetalen van de gratificatie is een eenzijdige wijziging van arbeidsvoorwaarden. De wijziging leidt tot een forse inkomensdaling van [eiser], waardoor hij in financiële problemen komt. Daarnaast betaalt Koni aan een deel van het personeel (48+ groep) wel een gratificatie uit. Hierdoor is er sprake van willekeur en handelt Koni in strijd met goed werkgeverschap. [eiser] heeft verder grote twijfels of de financiële situatie van Koni wel zo slecht is. Op grond van het voorgaande maakt [eiser] aanspraak op uitbetaling van een gratificatie van € 1.900,-- bruto per jaar (zijnde het gemiddelde, uitbetaalde bedrag over de laatste drie jaar).
3. Het verweer
3.1
Koni concludeert tot niet-ontvankelijk verklaring, althans afwijzing van de vordering en [eiser] (uitvoerbaar bij voorraad) te veroordelen in de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 8 dagen na het te wijzen vonnis.
3.2
Koni voert daartoe, samengevat en voor zover thans van belang, het volgende aan.
De gratificatieregeling kan niet als arbeidsvoorwaarde worden gekwalificeerd. Uit de regeling volgt dat de directie een doorslaggevende bevoegdheid heeft bij de bepaling of, en zo ja, tot welk bedrag de gratificatie wordt toegekend. Daarnaast is de regeling ‘geen dode letter’ nu het overleg structureel en jaarlijks met de ondernemingsraad is gevoerd. Bij de beslissing in december 2008 om in 2009 geen gratificatie uit te keren heeft Koni de beginselen van goed werkgeverschap in acht genomen. De bedrijfseconomische situatie van Koni is erg slecht, hetgeen ook blijkt uit de overgelegde omzetcijfers. Zo'n 215 werknemers verliezen hun baan en Koni dient noodgedwongen verdere maatregelen te nemen om het bedrijf open te houden. Koni betwist dat de gratificatieregeling op basis van een verworven recht een arbeidsvoorwaarde is geworden. De gratificatie is steeds op basis van het operationele resultaat van de onderneming vastgesteld. Subsidiair stelt Koni, voor zover de gratificatieregeling onderdeel is uitmaken van de arbeidsvoorwaarden van [eiser], dat zij gerechtigd is om de gratificatieregeling eenzijdig te wijzen.
Beoordeling van het geschil
4.
Uit art. 1 van de gratificatieregeling blijkt dat de directie van Koni een discretionaire bevoegdheid heeft omtrent het al dan niet toekennen van de gratificatie. Alvorens de directie hierover een beslissing neemt, heeft zij volgens de regeling overleg met de ondernemingsraad. [eiser] is van oordeel dat dit overleg met de ondernemingsraad feitelijk ‘een dode letter’ geworden omdat Koni de gratificatie jarenlang onafhankelijk van het bedrijfsresultaat heeft betaald. Koni betwist dit en geeft aan dat er jaarlijks in overleg met de ondernemingsraad een beslissing wordt genomen. Zij legt hiertoe als productie 3 bij conclusie van antwoord de door de directie van Koni aan de ondernemingsraad gedane voorstellen over van de periode 1994 tot en met 2002. Op basis hiervan is voldoende aannemelijk geworden dat er jaarlijks contact was met de ondernemingsraad over uitkering van de gratificatie. Ter zitting is zijdens Koni ook bevestigd dat er jaarlijks fysiek overleg heeft plaatsgevonden, hetgeen [eiser] niet heeft weersproken. Dit betekent dat de schriftelijk vastgelegde gratificatieregeling betekenis is blijven houden. Nu in deze regeling uitdrukkelijk een voorbehoud is gemaakt over het uitkeren van de gratificatie kan deze niet als een arbeidsvoorwaarde worden beschouwd. [eiser] kon en mocht ook niet verwachten dat van een arbeidsvoorwaarde sprake was. In mei 1991 heeft Koni door middel van een brief, waarvan [eiser] de ontvangst niet heeft betwist, immers duidelijk naar haar werknemers gecommuniceerd dat de gratificatieregeling geen vast loonbestanddeel is. Het verweer van [eiser] omtrent eenzijdige wijziging van arbeidsvoorwaarden kan op grond van het voorgaande verder onbesproken worden gelaten.
5.
De vraag is vervolgens of Koni over het jaar 2009 op goede gronden heeft kunnen beslissen dat geen gratificatie werd toegekend. Ter zitting is van de zijde van Koni onweersproken aangegeven dat de operationele winstmarge in de periode van 1984 tot en met 2007 nooit onder de 6% is geweest, zodat er geen aanleiding was om niet uit te keren. Verder is door Koni onweersproken gesteld dat de operationele winstmarge in 2008 3,6% bedroeg en in 2009 tot 1,6% is gedaald. De kantonrechter heeft geen reden om aan de juistheid van deze cijfers te twijfelen. Op grond van de forse daling van de winst kon en mocht Koni, na overleg met de ondernemingsraad beslissen dat over 2009 geen gratificatie uitgekeerd zou worden. Dit geldt te meer nu de financiële situatie van Koni tot een aanzienlijk aantal ontslagen leidt. [eiser] stelt zich nog op het standpunt dat het niet uitkeren van de gratificatie slechts een geringe besparing is. Nog afgezien van de vraag of het een geringe besparing is, betreft het een beleidsbeslissing die in casu aan de directie is voorbehouden. Nu de gratificatie over de voorgaande jaren steeds op basis van een positief resultaat van minimaal 6% is uitgekeerd, is geen sprake van een verworven recht. Van willekeur of strijd met goed werkgeverschap is evenmin sprake. Gebleken is immers dat de andere werknemers van Koni ook geen aanspraak hebben op de onderhavige gratificatieregeling. Voor de werknemers die deelnemen aan de 48+ regeling is de garantieregeling wel een arbeidsvoorwaarde, maar ter zitting is gebleken dat zij een hogere pensioenpremie dan [eiser] en andere niet-deelnemers betalen. Hierdoor is van een vergelijkbaar geval met [eiser] geen sprake en kan geen rechtsgeldig beroep worden gedaan op het gelijkheidsbeginsel. Dat Koni bonussen aan de directie en het management heeft uitgekeerd, is niet gebleken, los van het gegeven dat zulks voor het onderhavige geval niet relevant is. Ter zitting is van de zijde van [eiser] nog aangevoerd dat in geval van een negatief resultaat de uitbetaling van de gratificatie dient te worden opgeschort en dat in betere tijden dient te worden uitbetaald. Dit verweer gaat niet op aangezien een dergelijke voorwaarde niet in de regeling is opgenomen. Het voorgaande leidt ertoe dat de vorderingen worden afgewezen.
6.
[eiser] wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld, met dien verstande dat de gevorderde wettelijke rente over de proceskosten toewijsbaar is na verloop van een redelijke termijn na betekening van dit vonnis, welke termijn wordt vastgesteld op 8 dagen.
Beslissing
De kantonrechter:
wijst de vorderingen af;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van Koni bepaald op € 350,-- aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf acht dagen na betekening van dit vonnis;
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.C. Vink, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 augustus 2010, in aanwezigheid van de griffier.