Einde inhoudsopgave
Scheepvaartreglement voor het Kanaal van Gent naar Terneuzen
Artikel 27 Onmanoeuvreerbare, beperkt manoeuvreerbare schepen en bijzondere transporten
Geldend
Geldend vanaf 01-03-1992
- Bronpublicatie:
11-12-1991, Stb. 1992, 3 (uitgifte: 16-01-1992, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-03-1992
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-02-1992, Stb. 1992, 84 (uitgifte: 01-01-1992, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Binnenvaart
1.
Een onmanoeuvreerbaar schip moet voeren:
- a.
twee rondom zichtbare rode heldere lichten, het ene loodrecht onder het ander, daar waar deze het best kunnen worden gezien.
Wanneer het vaart door het water loopt tevens het toplicht of de toplichten, de zijdelichten en het heklicht;
- b.
twee ballen, de ene loodrecht onder de andere, daar waar deze het best kunnen worden gezien.
Een onmanoeuvreerbaar binnenschip mag in plaats van de voorgeschreven lichten of dagmerken bij nacht een rood licht en bij dag een rode vlag tonen waarmee heen en weer wordt gezwaaid.
2.
Een beperkt manoeuvreerbaar schip moet voeren:
- a.
drie rondom zichtbare heldere lichten, in verticale lijn, daar waar deze het best kunnen worden gezien; het bovenste en onderste licht moeten rood en het middelste licht moet wit zijn;
- b.
drie dagmerken, in verticale lijn, daar waar deze het best kunnen worden gezien; het bovenste en het onderste dagmerk moeten een bal en het middelste moet een ruit zijn;
- c.
aan de zijde waar het vaarwater niet vrij is, daar waar deze het best kunnen worden gezien, twee rondom zichtbare rode heldere lichten, het ene loodrecht onder het andere, of twee ballen, de ene loodrecht onder de andere;
- d.
aan de zijde waar het vaarwater vrij is, daar waar deze het best kunnen worden gezien, twee rondom zichtbare groene heldere lichten, het ene loodrecht onder het andere of twee ruiten de ene loodrecht onder de andere;
- e.
wanneer het vaart door het water loopt, tevens het toplicht of de toplichten, de zijdelichten en het heklicht;
- f.
wanneer ankers uitstaan, zodanig dat deze een gevaar voor de scheepvaart kunnen vormen, moet de ligging ervan worden aangeduid door een gele drijver voorzien van een radarreflector en een rondom zichtbaar geel of wit helder licht.
3.
Een bijzonder transport moet de lichten of de dagmerken voeren voorgeschreven voor een onmanoeuvreerbaar schip. Indien dit niet uitvoerbaar is moeten alle maatregelen worden genomen om het bijzonder transport goed te verlichten of om zijn aanwezigheid goed zichtbaar aan te duiden.
4.
Het bepaalde in dit artikel is eveneens van toepassing op zeeschepen.