Hof Den Haag, 31-07-2013, nr. 22-005472-12
ECLI:NL:GHDHA:2013:3146, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
- Instantie
Hof Den Haag
- Datum
31-07-2013
- Zaaknummer
22-005472-12
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHDHA:2013:3146, Uitspraak, Hof Den Haag, 31‑07‑2013; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2015:118, (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
Uitspraak 31‑07‑2013
Inhoudsindicatie
(PROMIS) De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een woninginbraak. Het Hof veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) maanden.
Rolnummer: 22-005472-12 PROMIS
Parketnummer: 10-651099-12
Datum uitspraak: 31 juli 2013
VERSTEK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 13 november 2012 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortejaar] 1986,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 17 juli 2013.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met aftrek van het voorarrest. Voorts is in eerste aanleg een beslissing genomen omtrent de vordering van de benadeelde partij als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 10 augustus 2012 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een woning aan de [adres] heeft weggenomen
- -
een laptop van het merk Acer en/of
- -
een minilaptop van het merk Asus en/of
- -
een videocamera van het merk Silvercrest en/of
- -
een DVD-speler van het merk Denver en/of
- -
een USB-schijf van het merk Direct en/of
- -
een sieradenkist met inhoud en/of
- -
een mobiele telefoon van het merk Samsung en/of
- -
een mobiele telefoon van het merk Wulfgang en/of
- -
een horloge van het merk Casio en/of
- -
een horloge-telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij verdachte en / of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door middel van braak, verbreking en / of inklimming, te weten; artikel 311 jo 310 Wetboek van Strafrecht.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof het bewijs op deels andere bewijsmiddelen doet steunen en tot een andere strafoplegging komt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 10 augustus 2012 te Rotterdam tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning aan de [adres] heeft weggenomen
- -
een laptop van het merk Acer en
- -
een minilaptop van het merk Asus en
- -
een videocamera van het merk Silvercrest en
- -
een DVD-speler van het merk Denver en
- -
een USB-schijf van het merk Direct en
- -
een sieradenkist met inhoud en
- -
een mobiele telefoon van het merk Samsung en
- -
een mobiele telefoon van het merk Wulfgang en
- -
een horloge van het merk Casio en
- -
een horloge-telefoon, toebehorende aan [benadeelde partij], waarbij verdachte en zijn mededaders de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
Uit de aangifte van [benadeelde partij] blijkt dat op 10 augustus 2012 in zijn woning aan de [adres] te Rotterdam is ingebroken, waarbij de in de tenlastelegging genoemde goederen zijn weggenomen. Op die tiende augustus 2012 ziet de getuige [getuige] (proces-verbaal verhoor getuige met nummer PL17EO 2012537035-5 d.d. 10 augustus 2012) omstreeks 21:30 uur een zwarte Opel Corsa met het kenteken [kentekennummer] door de [adres] rijden. Hij ziet vier getinte mannen in deze auto die op een verkennende manier rondkijken. Vervolgens ziet hij de mannen uitstappen en in de richting van de flat aan de [adres] lopen. Even later ziet hij dat één van de mannen onderaan de flat blijft staan en dat twee van de mannen bij het raam van een woning op de tweede of derde verdieping staan, bij de eerste woning gezien vanaf de trap. Na 5 á 10 minuten ziet hij dat één van de mannen vanaf de flat weer in de richting van de auto loopt. Hij ziet vervolgens dat de andere drie mannen ook richting de auto lopen. Vervolgens ziet hij dat de auto met redelijke snelheid wegrijdt.
Zoals blijkt uit het proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 augustus 2012 (proces-verbaalnummer PL17E0 2012437035-31) bevindt de woning [adres] te Rotterdam zich op de tweede etage van een flatgebouw. Het is een hoekwoning.
Uit het proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 augustus 2012 (proces-verbaalnummer PL17E0 2012437035-14) volgt dat de verbalisanten om 21:33 uur een melding krijgen betreffende een verdacht voertuig. Een Opel Corsa met het kenteken [kentekennummer] wordt op 10 augustus 2012omstreeks 21:48 uur staande gehouden. De verdachte en zijn drie medeverdachten bevinden zich op dat moment in de auto.
In de auto worden diverse werktuigen aangetroffen, te weten drie koevoeten en een beitel. Daarnaast vinden de verbalisanten in de kofferbak van de auto de uit de woning [adres] weggenomen goederen (proces-verbaal van bevindingen met nummer PL17EO 2012437035-40, met fotobijlagen, d.d. 12 augustus 2012). In de fouillering van de verdachte treft de politie een Engelse sleutel aan (proces-verbaal van bevindingen met nummer PL17EO 2012437035-36 d.d. 11 augustus 2012).
In het raamkozijn van de [adres] wordt een schoenspoor aangetroffen dat een soortgelijk patroon heeft als het schoenzoolpatroon van de door de verdachte gedragen schoenen (proces-verbaal van bevindingen met nummer PL17EO 2012437035-52 d.d. 12 augustus 2012).
Op één van de vuilniszakken waarin de uit de woning [adres] weggenomen goederen zijn verpakt, worden dactyloscopische sporen aangetroffen (proces-verbaal van sporenonderzoek met nummer PL17EO 2012437035-39 d.d. 12 augustus 2012). Twee van deze sporen leveren een positieve hit op met de vingerafdruk(ken) van medeverdachte [medeverdachte].
Nu de getuige [getuige] vier personen ziet bij en in de nabijheid van een woning waaruit later goederen blijken te zijn gestolen, een kwartier na diens melding de politie de door de getuige beschreven auto aanhoudt met daarin niet alleen de verdachte en diens drie medeverdachten, maar ook de weggenomen goederen en gereedschappen die kunnen worden gebruikt om in te breken, op een vuilniszak waarin een deel van de weggenomen goederen zijn verpakt vingerafdrukken van een medeverdachte worden aangetroffen en het schoenprofiel van de verdachte een soortgelijk patroon heeft als een afdruk van een schoenzool in het raamkozijn van de [adres], acht het hof – in samenhang met alle overige hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden - bewezen dat verdachte en zijn drie medeverdachten zich hebben schuldig gemaakt aan het in vereniging plegen van een diefstal met braak uit de woning aan de [adres].
Het door de verdachte in eerste aanleg geschetste alternatieve scenario, te weten dat één van de inzittenden van de auto – niet hijzelf – een tas uit het plantsoen heeft gepakt en in de kofferbak heeft neergezet, acht het hof niet aannemelijk, mede omdat geen van de medeverdachten dit scenario heeft bevestigd.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een woninginbraak. Het hof beschouwt het feit dat de verdachte de woninginbraak samen met anderen heeft gepleegd als strafverzwarend. Met zijn handelswijze heeft de verdachte er blijk van gegeven geen enkel respect te hebben voor de persoonlijke eigendommen en levenssfeer van anderen. Daarnaast heeft hij overlast en financiële schade veroorzaakt voor de betrokkenen. Het is daarnaast algemeen bekend dat een dergelijk feit gevoelens van angst en onrust veroorzaakt in de maatschappij.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 4 juli 2013, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke en andersoortige strafbare feiten. Dat heeft hem er niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt. Het hof neemt daarbij tot uitgangspunt dat in beginsel voor een woninginbraak een gevangenisstraf van drie maanden wordt opgelegd. Omdat de onderhavige inbraak in vereniging is gepleegd en de verdachte heeft gerecidiveerd, zal het hof evenwel een hogere gevangenisstraf opleggen dan door de advocaat-generaal is gevorderd.
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte ten laste gelegde, tot een bedrag van € 1.657,-.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag van € 1.657,-.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de van het vonnis deel uitmakende beslissing van de eerste rechter ten aanzien van de benadeelde partij zal worden bevestigd.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat tot een bedrag van € 257,- materiële schade is geleden. Deze schade is een rechtstreeks gevolg van het bewezen verklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot dat bedrag hoofdelijk worden toegewezen.
Voor het overige is de gevorderde schade niet een rechtstreeks gevolg van het bewezen verklaarde.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 257,- aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij] ter zake van het bewezen verklaarde tot het bedrag van € 257,00 (tweehonderdzevenenvijftig euro) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij], een bedrag te betalen van € 257,00 (tweehonderdzevenenvijftig euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 5 (vijf) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededaders van de verdachte voormeld bedrag hebben betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Dit arrest is gewezen door mr. L.F. Gerretsen-Visser, mr. A. Kuijer en mr. M.M. van der Nat, in bijzijn van de griffier mr. S. Hartog-Zamani.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 31 juli 2013.