Rb. Midden-Nederland, 15-12-2021, nr. 8187455 UC EXPL 19-12887 JH/1050
ECLI:NL:RBMNE:2021:6176
- Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
- Datum
15-12-2021
- Zaaknummer
8187455 UC EXPL 19-12887 JH/1050
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBMNE:2021:6176, Uitspraak, Rechtbank Midden-Nederland, 15‑12‑2021; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
AR-Updates.nl 2021-1618
PR-Updates.nl PR-2022-0003
VAAN-AR-Updates.nl 2021-1618
Uitspraak 15‑12‑2021
Inhoudsindicatie
Het gaat in deze zaak om de vraag of de pensioenregeling van werknemer het karakter van een uitkeringsovereenkomst op basis van eindloon heeft, ondanks het feit dat de regeling is uitgevoerd door een kapitaal te verzekeren waarmee een eindloonpensioen wordt nagestreefd, maar niet gegarandeerd. De door de werknemer gevorderde verklaring voor recht dat een premievrije eindloonregeling is toegezegd in de vorm van een uitkeringsovereenkomst wordt afgewezen. De reconventionele vordering van werkgever tot wijziging van de pensioenregeling wordt eveneens afgewezen. Zonder een concrete uitwerking van de compensatie kan de kantonrechter niet oordelen dat aanvaarding van een wijzigingsvoorstel in redelijkheid van werknemer kan worden verlangd.
Partij(en)
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 8187455 UC EXPL 19-12887 JH/1050
Vonnis van 15 december 2021
inzake
[eiseres] ,
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [eiseres] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. J.T. Gommer,
tegen:
de publiekrechtelijke rechtspersoon
[gedaagde] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen de [gedaagde] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. O.F. Blom.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het tussenvonnis van 23 september 2020, de conclusie van dupliek in reconventie, tevens houdende uitlating tussenvonnis van [eiseres] en de antwoordakte van de [gedaagde] .
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 9 februari 2021. [eiseres] was aanwezig. Zij werd vergezeld door haar echtgenoot en bijgestaan door haar gemachtigde en mr. L.B.F.M. Evers. Namens de [gedaagde] waren aanwezig de heren [A] ( […] ) en [B] ( […] ) en mevrouw [C] ( […] ). De [gedaagde] werd bijgestaan door haar gemachtigde. Beide partijen hebben aan de hand van een pleitnota de standpunten toegelicht. Zij hebben geantwoord op de door de kantonrechter gestelde vragen en zij hebben op elkaar kunnen reageren. Van het verhandelde ter zitting is aantekening gehouden.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. Waar gaat het over?
2.1.
[eiseres] , thans 55 jaar oud, werkt sinds 1992 op basis van een arbeidsovereenkomst voor de [gedaagde] . In de arbeidsovereenkomst staat dat de [gedaagde] voor het pensioen van [eiseres] een verzekering zal sluiten. Dat is ook gebeurd. De [gedaagde] heeft voor [eiseres] een streefregeling verzekerd bij Nationale Nederlanden. Het kapitaal dat in deze streefregeling wordt opgebouwd moet op de pensioendatum worden omgezet in een pensioenuitkering. De hoogte van die uitkering staat niet vooraf vast, maar met de regeling is een eindloonpensioen beoogd. De daadwerkelijke pensioenuitkering moet op de ingangsdatum worden vastgesteld op basis van de dan geldende, en dus voor risico van [eiseres] komende, rekenfactoren zoals de duur van de levensverwachting, rentestand en tarieven.
2.2.
In 2004 heeft Nationale Nederlanden de verzekeringsvoorwaarden aangepast aan nieuwe fiscale wetgeving. Sindsdien wordt het benodigde kapitaal voor het pensioen van [eiseres] berekend met een minimumrente van 4% (en een opslag van 0,4%). Doordat de actuele marktrente gestaag is gedaald en al lange tijd veel lager is dan 4%, zal [eiseres] waarschijnlijk een minder hoge pensioenuitkering krijgen dan het eindloonpensioen dat met de verzekerde regeling is beoogd.
2.3.
Volgens [eiseres] hebben partijen geen streefregeling, maar een zuivere eindloonregeling afgesproken. Zij stelt dat de [gedaagde] daarom het risico van de gedaalde rente en gestegen levensverwachting voor haar rekening moet nemen. Voor het geval [eiseres] toch genoegen moet nemen met de verzekerde streefregeling, heeft zij aangevoerd dat het benodigde kapitaal moet worden berekend met een rente gelijk aan de actuele marktrente zonder toepassing van het in 2004 ingevoerde bodemtarief.
2.4.
Volgens de [gedaagde] zijn de pensioenaanspraken van [eiseres] volledig gedekt door de gesloten verzekering en krijgt zij met die verzekering wat aan haar is toegezegd. Voortzetting van die verzekering zonder toepassing van het in 2004 ingevoerde bodemtarief voor de rekenrente is volgens de [gedaagde] niet mogelijk.
2.5.
De [gedaagde] wil de pensioenregeling van [eiseres] voor de toekomst wijzigen omdat zij de kosten veel te hoog vindt en niet meer in verhouding vindt staan tot de opbrengsten. Zij doet daarvoor een beroep op het eenzijdig wijzigingsbeding uit de pensioenbrief van 2004 en de later opgestelde reglementen. De [gedaagde] wil dat [eiseres] vanaf 1 januari 2020 pensioen gaat opbouwen in de beschikbare premieregeling die de [gedaagde] in 2014 bij Aegon heeft afgesloten voor haar andere werknemers. [eiseres] wil daaraan niet meewerken, althans niet zonder compensatie.
3. De feiten waarvan de kantonrechter uitgaat
3.1.
[eiseres] , geboren op [1964] , is op 1 februari 1992 in dienst getreden van de [gedaagde] in de functie van administratief medewerkster. Haar functie is in de loop van de tijd uitgegroeid tot die van bureaucoördinator. Na een periode van arbeidsongeschiktheid wegens ziekte in de jaren 2009-2011 is [eiseres] de functie van stafmedewerker gaan vervullen. Zij vervult haar functie naar tevredenheid.
3.2.
In artikel 7 van de door partijen op of omstreeks 28 november 1991 ondertekende arbeidsovereenkomst staat de volgende pensioentoezegging:
“Door de [gedaagde] wordt voor U een pensioenverzekering gesloten, welke recht geeft op ouderdomspensioen vanaf Uw 65ste verjaardag. Meeverzekerd wordt voorts de aanspraak op “weduwnaarspensioen” voor Uw partner in geval van Uw vooroverlijden. De verzekering gaat uit van een jaarlijkse pensioenopbouw met 1,75% van de pensioengrondslag, d.w.z. Uw bruto salaris inclusief vakantietoeslag, verminderd met Uw eigen bijdrage in de pensioenpremie en voorts verminderd met de zogeheten franchise (…).
De premie van deze verzekering bedraagt volgens informatie van de pensioenverzekeraar ca. f 1.850,-- per jaar. Hiervan komt de helft (dus f 925,-- per jaar, ofwel f 77,09 per maand) voor Uw rekening, door maandelijkse inhouding op Uw bruto salaris. De andere helft wordt door de [gedaagde] betaald.
Volgens mededeling van de pensioenverzekeraar, bij wie ik geïnformeerd heb, is het in principe mogelijk dat de waarde van Uw bij het ABP opgebouwde pensioenrechten wordt overgedragen aan deze pensioenverzekeraar en ingebracht wordt in de voor U aldaar te treffen pensioenverzekering, en wel aldus dat voor het bedrag van die waarde extra dienstjaren worden ingekocht. (…)”
Aan het slot van artikel 8 over toekomstige salarisverhogingen staat het volgende:
“In geval van salarisaanpassing wordt ook de voor U getroffen pensioenvoorziening dienovereenkomstig aangepast.”
3.3.
Ter uitvoering van de pensioentoezegging heeft de [gedaagde] in 1992 (via haar tussenpersoon) als verzekeringnemer een zogenoemd Profijt Pensioen op het leven van [eiseres] verzekerd bij Nationale Nederlanden. De (B-)polis heeft nummer [nummer] gekregen.
3.4.
De verzekering is tot stand gekomen aan de hand van een door beide partijen in 1992 ondertekend aanvraagformulier van Nationale Nederlanden (productie 7 bij dagvaarding). Op dat formulier is als functie van [eiseres] de functie van coördinatrice van het bureau van de [gedaagde] vermeld. Onder ‘Pensioenregeling’ is salaris/diensttijd en ‘eindsalarissysteem’ aangekruist. Onder ‘Verzekering’ is als verzekeringsvorm het Profijt-Pensioen aangekruist. Op basis van dat formulier heeft Nationale Nederlanden op 6 augustus 1992 een offerte aan de [gedaagde] als verzekeringnemer gedaan (productie 1 van de | [gedaagde] ). De kenmerken van de verzekering staan in de offerte omschreven. Het betreft geen verzekering van pensioen in de vorm van lijfrenten (uitkeringen), maar in de vorm van een kapitaal dat zodanig is vastgesteld dat daarmee op enig tijdstip (bij in leven zijn op de pensioendatum of na overlijden voor de einddatum van de verzekering) de koopsom voor het beoogde eindloonpensioen betaald kan worden.
3.5.
In de offerte staat dat Nationale Nederlanden gelijktijdig met de polis een volledig uitgewerkte pensioenbrief verstrekt waarin de overeenkomst tussen werkgever en werknemer omtrent de pensioentoezegging wordt vastgelegd. Die brief hebben partijen niet kunnen produceren. Volgens [eiseres] heeft zij zo’n brief ook nooit gekregen.
3.6.
[eiseres] had eerder pensioen opgebouwd in de pensioenregeling van ABP. Dat was in 1992 nog een regeling met het karakter van een uitkeringsovereenkomst op basis van eindloon. Zij heeft de waarde van dat ABP-pensioen in of omstreeks 1992 overgedragen aan Nationale Nederlanden.
3.7.
De [gedaagde] heeft met een brief van 4 december 1995 aan [eiseres] meegedeeld dat de toezeggingen, zoals vastgelegd in de brief van 27 november 1991, met betrekking tot de pensioenverzekering in stand blijven, met dien verstande dat de premie geheel voor rekening van de [gedaagde] komt. Volgens [eiseres] betrof dit slechts een schriftelijke bevestiging van een bij indiensttreding gemaakte mondelinge afspraak en heeft zij nooit een eigen bijdrage in de pensioenpremie hoeven betalen.
3.8.
Vanwege veranderingen in wetgeving en eisen van de toezichthouder (toen de PVK) heeft Nationale Nederlanden de polisvoorwaarden met ingang van 1 januari 2004 gewijzigd. Zij heeft toen ook een nieuwe pensioenbrief voor [eiseres] opgesteld. Die brief is noch door [eiseres] , noch door de [gedaagde] ondertekend. Volgens [eiseres] heeft zij die brief pas in 2015 ontvangen. In de pensioenbrief van 2004 staat in de slotbepalingen het volgende wijzigingsbeding:
Artikel 16 Slotbepalingen
1. Wij behouden ons het recht voor de pensioenregeling te verlagen, te beperken of te beëindigen en dienovereenkomstig de betaling van de voor de verzekering verschuldigde premies geheel of gedeeltelijk te beëindigen, indien:
a. (…) de situatie ten aanzien van wijze of niveau van arbeidsbeloning of ten aanzien van koopsomtarieven ingrijpend en anders dan incidenteel of tijdelijk, al dan niet van overheidswege zodanig wordt gewijzigd, dat een herziening of beëindiging van de pensioenregeling, gezien de opzet daarvan, naar ons oordeel verantwoord is;
b. (…)
c. Onze financiële positie –uitsluitend ter onzer beoordeling – de uitgaven terzake van deze pensioenregeling niet meer toelaat.
Wij verzoeken u deze pensioenbrief en de kopie mede te ondertekenen, als bewijs dat u zich met deze gewijzigde pensioenregeling kunt verenigen. De reeds eerder afgegeven pensioenbrief komt hiermee te vervallen.
3.9.
De berekeningsgrondslagen voor het verzekerde kapitaal in de pensioenregeling vanaf 2004 zijn opgenomen in de door beide partijen ondertekende checklist “Salaris/diensttijd regeling PBI” van Nationale Nederlanden, versie: 4 november 2003, gedateerd 13 november 2003 (productie 8 bij dagvaarding). In deze checklist is opgenomen dat het doelvermogen wordt berekend met de actuele marktrente (op het moment van invullen 5,5 %). Daarbij staan de woorden: “Let op: minimaal 4,4%”.
3.10.
Vanwege wijzigingen in 2014 en 2015 van het fiscale regime rond pensioenregelingen heeft Nationale Nederlanden een pensioenreglement opgesteld voor [eiseres] en heeft zij een nieuwe polis afgegeven met nummer [nummer] , die de polis met nummer [nummer] deels vervangt. In het pensioenreglement is voor de [gedaagde] een wijzigingsvoorbehoud opgenomen dat vergelijkbaar is met het wijzigingsvoorbehoud uit de pensioenbrief van 2004.
3.11.
De [gedaagde] heeft in 2014 voor haar medewerkers een beschikbare premieregeling bij Aegon afgesloten. De eigen bijdrage voor de deelnemers is 4% van de pensioengrondslag.
3.12.
Met een e-mail van 7 oktober 2014 is namens de [gedaagde] het volgende aan [eiseres] bericht:
“Van [naam] begreep ik dat je enige tijd geleden een gesprek met haar hebt gehad over het pensioen inzake de overgang naar een nieuwe regeling. In dat gesprek heb je aangegeven hier niet aan te willen meewerken omdat de nieuwe regeling minder zou bieden dan jouw huidige pensioenregeling. Ik heb van de […] het verzoek gekregen om dit nog eens goed uit te zoeken en ook is er contact geweest met de tussenpersoon van jouw pensioen. Het idee is dat als dit verschil er inderdaad is, de […] deze discussie verder zal laten rusten. Het blijkt echter dat het bureau maar ook de tussenpersoon geen stukken heeft aangaande pensioentoezegging en ook niet over nadere correspondentie hierover. Dit alles is natuurlijk een tijd geleden gebeurd, maar ik vroeg me af of jij nog hiervan stukken of andere gegevens hebt. Graag zou ik hiervan een kopie ontvangen.”
4. De samenvatting van de vorderingen en het verweer
4.1.
[eiseres] vordert, na wijziging van eis, primair te verklaren voor recht dat aan haar een premievrije eindloonregeling is toegezegd, vormgegeven middels een uitkeringsovereenkomst, en de [gedaagde] te veroordelen om deze uitkeringsovereenkomst af te financieren voor het verleden en voor de toekomst afgefinancierd te houden. Subsidiair vordert [eiseres] een verklaring voor recht dat aan haar een premievrije beoogde eindloonregeling is toegezegd, vormgegeven middels een kapitaalovereenkomst, met een gegarandeerd kapitaal op basis van actuele marktrente en overige verzekeringstarieven, met veroordeling van de [gedaagde] om deze kapitaalovereenkomst af te financieren voor het verleden en voor de toekomst afgefinancierd te houden. Meer subsidiair vordert [eiseres] voor het geval haar vordering geheel of gedeeltelijk is verjaard een schadevergoeding op grond van onrechtmatige daad. In het geval van wijziging van de pensioentoezegging, maakt [eiseres] aanspraak op een deugdelijke compensatie.
4.2.
[eiseres] legt aan haar vorderingen ten grondslag dat zij bij haar indiensttreding een pensioentoezegging heeft gekregen die gekwalificeerd moet worden als een uitkeringsovereenkomst gebaseerd op een eindloonregeling. [eiseres] stelt dat zij pas in 2019 heeft ontdekt dat de pensioenregeling niet goed wordt uitgevoerd. Op basis van de verzekerde regeling bij Nationale Nederlanden kan zij naar verwachting met het beschikbare kapitaal op de ingangsdatum van haar ouderdomspensioen slechts een levenslange uitkering aankopen van € 16.329 bruto per jaar terwijl dit € 25.343 bruto per jaar zou moeten zijn. Dit grote tekort wordt onder meer veroorzaakt doordat Nationale Nederlanden het benodigde kapitaal berekend aan de hand van een minimum rente die veel hoger is dan de huidige marktrente. Volgens [eiseres] moet het verzekerde kapitaal gebaseerd te zijn op het actuele (prognose) aankooptarief en dat is veel lager dan de rente van in 4% met een opslag van 0,4 %.
4.3.
De [gedaagde] voert als verweer dat de pensioenovereenkomst volledig is uitgevoerd met de polis bij Nationale Nederlanden. Volgens de [gedaagde] is Nationale Nederlanden op grond van fiscale wetgeving verplicht om sinds 2004 te rekenen met een minimum rente van 4% als de marktrente onder dit percentage zakt. De [gedaagde] stelt dat [eiseres] door ondertekening van de checklist hiermee heeft ingestemd.
4.4.
Teneinde de pensioenregelingen van haar werknemers te harmoniseren, wil de [gedaagde] [eiseres] opnemen in de pensioenregeling die is verzekerd bij Aegon. De huidige pensioenregeling van [eiseres] leidt volgens de [gedaagde] voor haar tot buitensporige pensioenlasten. De [gedaagde] beroept zich op de eenzijdige wijzigingsbedingen uit de pensioenbrief van 2004 en het pensioenreglement van 2014 en 2015. Volgens de [gedaagde] mag van [eiseres] als goed werknemer worden verwacht dat zij ingaat op een redelijke voorstel tot wijziging van de pensioenregeling. Zij betwist dat zij aan [eiseres] heeft toegezegd dat haar pensioen niet meer zou worden gewijzigd en stelt bovendien dat het nog maar de vraag is of de nieuwe pensioenregeling daadwerkelijk tot een veel lager pensioenresultaat zal leiden.
4.5.
De [gedaagde] vordert in reconventie een verklaring voor recht dat zij de pensioenregeling van [eiseres] met ingang van 1 januari 2020 mag wijzigen, door de streefregeling per die datum te beëindigen en [eiseres] gelijktijdig op te doen nemen in de beschikbare premieregeling bij Aegon die thans voor de overige werknemers van de [gedaagde] geldt.
4.6.
[eiseres] voert verweer tegen de reconventionele vordering. Zij voert onder meer aan dat de [gedaagde] haar recht op wijziging van de pensioenregeling heeft verwerkt, nu zij bij
e-mail van 7 oktober 2014 de toezegging heeft gedaan om het te laten rusten als de nieuwe regeling in het nadeel van [eiseres] zou zijn. Dit is volgens [eiseres] het geval. [eiseres] betwist dat partijen een eenzijdig wijzigingsbeding zijn overeengekomen. De [gedaagde] heeft volgens [eiseres] ook geen zwaarwichtig belang bij de wijziging. Dat wil niet zeggen dat zij niet bereid is om mee te werken aan de overgang naar een andere pensioenregeling. Zowel in de stukken als ter zitting heeft zij daaraan de voorwaarde gesteld dat de tot op heden opgebouwde pensioenaanspraken volledig en juist worden afgefinancierd en dat zij een acceptabele compensatie ontvangt voor de toekomst.
5. De beoordeling
In conventie
Het karakter van de pensioenregeling: uitkeringsovereenkomst? Nee.
5.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of de pensioenregeling van [eiseres] het karakter van een uitkeringsovereenkomst op basis van eindloon heeft, ondanks het feit dat de regeling is uitgevoerd door een kapitaal te verzekeren waarmee een eindloonpensioen wordt nagestreefd, maar niet gegarandeerd. Voor de beantwoording van die vraag komt het aan op de zin die partijen in de concrete omstandigheden van het geval over en weer redelijkerwijs aan de tekst van de arbeidsovereenkomst en het ondertekende aanvraagformulier voor een verzekering mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (de zogenoemde Haviltex-uitlegmaatstaf).
5.2.
Partijen hebben in 1992 samen aan Nationale Nederlanden een offerte gevraagd voor het Profijt-Pensioen. Dat is een kapitaalverzekering waarmee een eindloonpensioen wordt nagestreefd, maar niet gegarandeerd. Die aanvraag paste bij de tekst van de arbeidsovereenkomst omdat het Profijt-Pensioen een pensioenverzekering is die uitgaat van een jaarlijkse pensioenopbouw met 1,75% van de pensioengrondslag. Partijen hebben geen offerte gevraagd voor de verzekering van een gegarandeerde uitkering (lijfrente) op basis van eindloon. Zo’n aanvraag zou ook geen succes hebben gehad. Het staat namelijk vast dat het in 1992 niet mogelijk was om op individuele basis een gegarandeerde uitkering op basis van eindloon te verzekeren. Om die situatie toch te benaderen was het gebruikelijk om een streefregeling te verzekeren zoals de [gedaagde] heeft gedaan. Het verzekerde pensioen kwalificeert naar de huidige maatstaven als een regeling met het karakter van een kapitaalovereenkomst omdat wel een kapitaal, maar geen uitkering wordt gegarandeerd.
5.3.
Het ligt niet voor de hand dat de [gedaagde] een pensioenregeling met het karakter van een uitkeringsovereenkomst aan [eiseres] heeft willen toezeggen, omdat zij die toezegging niet kon laten uitvoeren. Op grond van de wet moet de [gedaagde] een pensioenregeling volledig door een pensioenuitvoerder laten uitvoeren. Zij mag geen geld voor pensioen in eigen beheer houden.
5.4.
Volgens [eiseres] is in dit geval toch sprake van een toezegging met een ander karakter dan is uitgevoerd, omdat aan haar een pensioenregeling is toegezegd die vergelijkbaar zou zijn met de destijds geldende zuivere eindloonregeling van het ABP. Zij stelt dat haar vertrouwen in het uitkeringskarakter van de toegezegde pensioenregeling is gesterkt door de tekst van de arbeidsovereenkomst en de checklist van Nationale Nederlanden die zij in 2003 heeft ondertekend. [eiseres] stelt dat zij niet kon weten dat een streefregeling was verzekerd omdat zij de offerte, de polis en de pensioenbrieven van 1992 en 2004 destijds niet heeft gekregen en ook niet heeft ondertekend.
5.5.
Hiervoor is al overwogen dat de tekst van de arbeidsovereenkomst ook past bij de verzekerde streefregeling. Aan die tekst kan [eiseres] dus niet het vertrouwen ontlenen dat haar pensioenregeling het karakter van een uitkeringsovereenkomst heeft. Ook de eerdere deelneming in de regeling van het ABP maakt niet dat [eiseres] een pensioenregeling met het karakter van een uitkeringsovereenkomst mocht verwachten. De [gedaagde] kon de ABP-regeling immers niet laten uitvoeren. In de omstandigheden van 1992 sloot de keuze voor het Profijt-Pensioen aan bij de pensioenregeling van ABP omdat ook met de streefregeling van Nationale Nederlanden een eindloonpensioen werd nagestreefd. Dat de streefregeling een vergelijkbaar resultaat zou opleveren was in 1992 een redelijke verwachting, maar is toen niet gegarandeerd. Het kenmerk van het Profijt-Pensioen was dat de uitkering hoger of lager zou kunnen uitvallen dan beoogd door wisselingen in de rentestand (en levensverwachting). Ook aan de checklist kan [eiseres] het gestelde vertrouwen niet ontlenen. Die lijst vermeldt salaris/diensttijd en eindloon, maar gaat ook over rekenrente en doelkapitaal. Ook de checklist past dus zowel bij een regeling met het karakter van een uitkeringsovereenkomst op basis van eindloon, als bij een regeling met het karakter van een kapitaalverzekering waarmee een eindloonpensioen wordt nagestreefd. Uit de checklist blijkt in ieder geval niet dat een uitkering van een bepaalde hoogte is gegarandeerd. De checklist is bovendien ook niet bedoeld om de kenmerken en het karakter van de pensioenregeling tussen werkgever en werknemer vast te leggen. Daarvoor zijn de arbeidsovereenkomst en de pensioenbrieven bestemd.
5.6.
Uit het voorgaande volgt dat de [gedaagde] gelijk krijgt. Zij kon aan de arbeidsovereenkomst en het aanvraagformulier het gerechtvaardigde vertrouwen ontlenen dat zij aan [eiseres] het Profijt-Pensioen van Nationale Nederlanden had toegezegd. [eiseres] heeft geen feiten of omstandigheden gesteld op grond waarvan zij toch een andere verwachting mocht hebben. De verzekerde streefregeling is een regeling die naar de huidige inzichten kwalificeert als een kapitaalovereenkomst omdat alleen kapitalen en geen uitkeringen zijn gegarandeerd. De primair gevorderde verklaring voor recht dat aan [eiseres] een premievrije eindloonregeling is toegezegd in de vorm van een uitkeringsovereenkomst kan dus niet worden toegewezen. Ook de overige primaire vorderingen stranden op de kwalificatie van de pensioenregeling.
Is de pensioenregeling voldoende afgefinancierd? Ja.
5.7.
Sinds 2004 moet voor de berekening van het benodigde kapitaal gerekend worden met een minimumrente van 4%. Nationale-Nederlanden heeft daar een opslag van 0,4% bovenop gezet. [eiseres] is het niet eens met het minimum van 4%. [eiseres] vindt dat het kapitaal onverminderd moet worden vastgesteld op basis van de actuele marktrente. Die is sinds 2004 gestaag gedaald en ligt thans ver onder de fiscale minimumrekenrente.
5.8.
De kantonrechter volgt [eiseres] hierin niet. De [gedaagde] kan de streefregeling niet laten uitvoeren als kapitaalverzekering zonder de verplichte minimale rekenrente van 4%. Als zij daartoe toch gedwongen zou worden, dan verandert de pensioenregeling op grond van de fiscale regels van karakter of wordt de regeling onzuiver. Dat kan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet van de [gedaagde] verlangd worden.
5.9.
De [gedaagde] hoeft de invoering van de minimum rekenrente en het feit dat de actuele rente inmiddels wel heel ver onder dat minimum is gezakt ook niet op andere wijze te compenseren. De pensioenregeling van [eiseres] is in de huidige vorm namelijk al veel duurder dan de beschikbare premieregeling voor de rest van het personeel. De [gedaagde] heeft dat voldoende aannemelijk gemaakt. Daarbij komt dat [eiseres] nog steeds geen enkele bijdrage hoeft te betalen voor de kosten van haar pensioenregeling, terwijl werknemers die later in dienst zijn getreden dat wel moeten. Afspraken uit het verleden kunnen beloningsverschillen tot op zekere hoogte rechtvaardigen, maar daaraan zit wel een grens. In 1992, toen de afspraak over de streefregeling is gemaakt, hield niemand rekening met de mogelijkheid dat de actuele marktrente en daarmee de rekenrente voor het benodigde kapitaal gedurende langere tijd heel ver onder de 4% zou komen te liggen. Nu dat toch is gebeurd zorgt de in 2004 ingevoerde bodem in de rekenrente er voor dat de kosten voor de streefregeling niet te ver uitstijgen boven het niveau dat [eiseres] in redelijkheid van de [gedaagde] kan verwachten.
5.10.
Uit het voorgaande volgt dat ook de meeste onderdelen van de subsidiaire vordering niet kunnen worden toegewezen. Het deel van de subsidiaire vordering dat ziet op een wijziging van de pensioentoezegging in de toekomst zal hierna worden beoordeeld.
5.11
De kantonrechter hoeft bij deze stand van zaken niet te oordelen over verjaring. Aan de meer subsidiaire vordering, die voorwaardelijk is ingesteld, wordt dus niet toegekomen.
In reconventie
Eenzijdig wijzigingsbeding? Nee.
5.12
Een eenzijdig wijzigingsbeding moet schriftelijk worden overeengekomen door werkgever en werknemer. Dat is in 1992 niet gebeurd. Het staat niet in de arbeidsovereenkomst of andere ondertekende documenten uit die tijd. Volgens de [gedaagde] heeft [eiseres] zo’n wijzigingsbeding wel aanvaard omdat het in de pensioenbrief van 2004 staat. Maar die brief heeft [eiseres] niet ondertekend. Omdat ook niet kan worden aangenomen dat de pensioenbrief van 2004 destijds aan [eiseres] ter hand is gesteld, daarvoor ontbreken concrete aanwijzingen, mocht de [gedaagde] niet aannemen dat het wijzigingsbeding door haar was aanvaard. Dat wordt niet anders doordat [eiseres] in 2004 coördinatrice van het bureau van de [gedaagde] was en uit hoofde van haar functie de administratie coördineerde. Ook het eenzijdig wijzigingsbeding uit de pensioenreglementen van 2014 en 2015 is door [eiseres] niet aanvaard.
Moet het voorstel van de [gedaagde] worden aanvaard? Nee.
5.13
De [gedaagde] kan dus geen beroep doen op de bevoegdheid de pensioenregeling eenzijdig te wijzigen. Vanwege het ontbreken van die bevoegdheid is [eiseres] in beginsel niet gehouden het voorstel van de [gedaagde] tot wijziging te aanvaarden. De vraag of zij dat toch moet doen hangt af van de invulling van het goedwerkgever- en goedwerknemerschap als bedoeld in artikel 7:611 BW in de concrete omstandigheden van het geval. In dit geval heeft de [gedaagde] gesteld dat sprake is van een wanverhouding tussen het salaris van [eiseres] en de kosten van haar pensioenregeling enerzijds en het alternatief in de vorm van de beschikbare premieregeling bij Aegon anderzijds.
5.14
De wens van de werkgever om te komen tot harmonisatie van arbeidsvoorwaarden brengt niet mee dat een individuele werknemer daaraan zondermeer mee moet werken. Harmonisatie kan ook bereikt worden door natuurlijk verloop. Een wanverhouding tussen de kosten en de opbrengsten van de bestaande pensioenregeling in vergelijking met de beschikbare premieregeling kan wel een reden zijn om van [eiseres] te vragen dat zij meewerkt aan een wijziging van haar pensioenregeling. Of [eiseres] medewerking moet verlenen hangt dan af van de omvang van het nadeel voor [eiseres] en de omvang van de compensatie van dat nadeel.
5.15
Het staat wel vast dat de overgang naar de beschikbare premieregeling voor het pensioen van [eiseres] nadelig kan uitpakken. Maar de [gedaagde] heeft niet voldoende inzichtelijk gemaakt hoe groot dat nadeel voor [eiseres] zal zijn en ook niet hoe groot het financiële voordeel van de [gedaagde] bij wijziging zal zijn. De [gedaagde] heeft bovendien geen concreet voorstel gedaan om het nadeel voor [eiseres] te compenseren. Dat zal zij toch moeten doen, ook als [eiseres] daarover geen overleg wil voeren. Zonder een concrete uitwerking van de compensatie kan de kantonrechter namelijk niet oordelen dat aanvaarding van een wijzigingsvoorstel in redelijkheid van [eiseres] kan worden verlangd.
5.16
In 2014 heeft de [gedaagde] aan [eiseres] geschreven dat zij de zaak verder zal laten rusten. Daaraan kon [eiseres] niet de verwachting ontlenen dat de [gedaagde] nooit meer een voorstel zal doen om haar pensioenregeling te wijzigen. Zo’n verwachting past niet bij de aard van een pensioenovereenkomst. Dat is immers een zeer langlopende overeenkomst die uitgevoerd moet worden in een omgeving (context) die steeds verandert.
5.17
Een geschil over een concreet voorstel tot wijziging van de pensioenregeling kan [eiseres] in een volgende procedure niet bestrijden met een beroep op het gezag van gewijsde van dit vonnis of het ongeschreven rechtsbeginsel van ne bis in idem. Zover strekt de afwijzing van de reconventionele vordering in deze zaak niet.
Proceskosten in conventie en in reconventie
5.18
In de aard van het geschil en de omstandigheid dat partijen over en weer in het ongelijk zijn gesteld, ziet de kantonrechter aanleiding om de proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
6. De beslissing
De kantonrechter:
in conventie
6.1.
wijst de vorderingen af;
6.2.
compenseert de proceskosten in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt;
in reconventie
6.3.
wijst de vordering af;
6.4.
compenseert de proceskosten in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A.M. Pinckaers, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 15 december 2021.