NJB 2021/1340
Uitspraak waarin toepassing is gegeven aan het arrest van het EU-Hof van Justitie van 14 januari 2021, ECLI:EU:C:2021:7 (Stichting Varkens in Nood). Voor belanghebbenden mag het beroepsrecht tegen ‘Aarhusbesluiten’ niet afhankelijk worden gesteld van de in art. 6:13 Awb neergelegde regel die inhoudt dat geen beroep kan worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen zienswijze als bedoeld in art. 3:15 Awb naar voren heeft gebracht. Dit geldt niet alleen voor het beroepsrecht als zodanig, maar ook voor de zogenoemde onderdelentrechter bij ‘Aarhus-besluiten’ die met toepassing van de uitgebreide openbare voorbereidingsprocedure tot stand zijn gekomen en die uit verschillende besluitonderdelenbestaan. In afwachting van een oplossing door de wetgever kiest de Afdeling voor een uit oogpunt van rechtsbescherming ruimhartige uitleg van het verdrag. Daarom zal in alle gevallen waarin in omgevingsrechtelijke zaken de uitgebreide openbare voorbereidingsprocedure is toegepast,art. 6:13 Awb niet worden tegen geworpen aan belanghebbenden
ABRvS 14-04-2021, ECLI:NL:RVS:2021:786
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
14 april 2021
- Magistraten
Mrs. Polak, Daalder, Niederer
- Zaaknummer
201908374/1/R3
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
EU-recht / Instituties
Milieurecht / Algemeen
Omgevingsrecht / Algemeen
Bestuursprocesrecht / Algemeen
Bestuursprocesrecht / Beroep
- Brondocumenten
ECLI:NL:RVS:2021:786, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 14‑04‑2021
- Wetingang
Essentie
Uitspraak waarin toepassing is gegeven aan het arrest van het EU-Hof van Justitie van 14 januari 2021, ECLI:EU:C:2021:7 (Stichting Varkens in Nood). Voor belanghebbenden mag het beroepsrecht tegen ‘Aarhusbesluiten’ niet afhankelijk worden gesteld van de in art. 6:13 Awb neergelegde regel die inhoudt dat geen beroep kan worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen zienswijze als bedoeld in art. 3:15 Awb naar voren heeft gebracht. Dit geldt niet alleen voor het beroepsrecht als zodanig, maar ook voor de zogenoemde onderdelentrechter bij ‘Aarhus-besluiten’ die met ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.