Einde inhoudsopgave
Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
Artikel 7.52 Gebruik van persoonsgebonden nummer door instellingsbestuur
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2020
- Bronpublicatie:
20-02-2019, Stb. 2019, 119 (uitgifte: 20-03-2019, kamerstukken: 34878)
- Inwerkingtreding
01-07-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-06-2020, Stb. 2020, 166 (uitgifte: 17-06-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
- Vakgebied(en)
Onderwijsrecht / Hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
1.
Het instellingsbestuur kan het persoonsgebonden nummer van een student of extraneus gebruiken in het verkeer met de student of extraneus op wie het nummer betrekking heeft.
2.
Vervallen.
3.
Vervallen.
4.
Het instellingsbestuur kan het persoonsgebonden nummer van een student of extraneus, al dan niet tezamen met een of meer van de gegevens, bedoeld in artikel 12, eerste lid, van de Wet register onderwijsdeelnemers, gebruiken in het verkeer met Onze Minister ten behoeve van de vaststelling van de bekostiging van de instelling.
5.
Vervallen.
6.
Het instellingsbestuur gebruikt het persoonsgebonden nummer van een student of extraneus in het verkeer met een andere instelling of een instelling voor ander onderwijs ten behoeve van de in- en uitschrijving van die student of extraneus.
7.
Het instellingsbestuur gebruikt het persoonsgebonden nummer van een student aan een opleiding in het kader van de uitvoering van subsidieregelingen van het Europees Sociaal Fonds.
8.
Het instellingsbestuur van een universiteit of hogeschool verstrekt geen persoonsgebonden nummer van een student of extraneus ter uitvoering van artikel 107, vijfde lid, van de Vreemdelingenwet 2000, anders dan ter nakoming van verplichtingen als referent in de zin van artikel 1 van die wet.
9.
Het instellingsbestuur kan het persoonsgebonden nummer van een student of extraneus eenmalig gebruiken ten behoeve van het genereren van een pseudoniem voor deze student of extraneus met het oog op het bieden van voorzieningen in het kader van het onderwijs en de begeleiding van studenten of extraneï. Het bevoegd gezag draagt er zorg voor dat het pseudoniem wordt bewaard in de systemen waarin de studenten en extraneï zijn geregistreerd.
10.
Het bevoegd gezag kan het pseudoniem, bedoeld in het negende lid, gebruiken voor het genereren van een ander pseudoniem voor een student of extraneus in het kader van de toegang tot en het gebruik van digitale leermiddelen of het digitaal afnemen van tentamens en examens, waarbij het bevoegd gezag er zorg voor draagt dat dit andere pseudoniem wordt bewaard in de systemen waarin de studenten en extraneï zijn geregistreerd. Dit andere pseudoniem wordt uitsluitend verstrekt aan een leverancier die een digitaal product of een digitale dienst aanbiedt bestaande uit leerstof of toetsen en de daarmee samenhangende digitale diensten.
11.
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen andere gevallen worden aangewezen dan het geval, bedoeld in het tiende lid, waarvoor het bevoegd gezag op basis van het pseudoniem, bedoeld in het negende lid, een ander pseudoniem kan genereren.
Daarbij worden in ieder geval de categorieën van ontvangers van dit andere pseudoniem aangewezen.
12.
Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de voorwaarden waaronder de pseudoniemen, bedoeld in het negende tot en met het elfde lid, kunnen worden gegenereerd en gebruikt. Deze voorwaarden betreffen in ieder geval de duur en de beveiliging, waaronder de gescheiden opslag van de pseudoniemen.