NJ 2017/229
Onderzoek aan smartphone. Bevoegdheid opsporingsambtenaar daartoe afhankelijk van mate van inbreuk op persoonlijke levenssfeer gebruiker. Bevoegdheid officier van justitie respectievelijk rechter-commissaris.
HR 04-04-2017, ECLI:NL:HR:2017:584, m.nt. T. Kooijmans
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
4 april 2017
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, H.A.G. Splinter-van Kan, Y. Buruma, E.F. Faase, M.J. Borgers
- Zaaknummer
15/03882
- Conclusie
A-G mr. F.W. Bleichrodt
- Noot
T. Kooijmans
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS154231:1
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Voorfase
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2017:584, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 04‑04‑2017
ECLI:NL:PHR:2016:1049, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 25‑10‑2016
Beroepschrift, Hoge Raad, 14‑12‑2015
- Wetingang
Essentie
Onderzoek aan smartphone. Bevoegdheid opsporingsambtenaar daartoe afhankelijk van mate van inbreuk op persoonlijke levenssfeer gebruiker. Bevoegdheid officier van justitie respectievelijk rechter-commissaris. Voor onderzoek aan inbeslaggenomen elektronische gegevensdragers en geautomatiseerde werken door opsporingsambtenaren vereist de wet geen voorafgaande rechterlijke toetsing of tussenkomst van de officier van justitie. Indien de door het onderzoek gemaakte inbreuk op de persoonlijke levenssfeer beperkt is, biedt de algemene bevoegdheid van opsporingsambtenaren in art. 94 jo. 95 en 96 Sv voldoende legitimatie. Indien het onderzoek zo verstrekkend is dat een min of meer een compleet beeld is verkregen van bepaalde ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.