Einde inhoudsopgave
Kaderbesluit 2003/568/JBZ inzake de bestrijding van corruptie in de privé-sector
Artikel 7 Rechtsmacht
Geldend
Geldend vanaf 31-07-2003
- Bronpublicatie:
22-07-2003, PbEU 2003, L 192 (uitgifte: 31-07-2003, regelingnummer: 2003/568/JBZ)
- Inwerkingtreding
31-07-2003
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-07-2003, PbEU 2003, L 192 (uitgifte: 31-07-2003, regelingnummer: 2003/568/JBZ)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
1.
Elke lidstaat treft de nodige maatregelen om zijn rechtsmacht te vestigen ten aanzien van de strafbare feiten zoals bedoeld in de artikelen 2 en 3, wanneer:
- a)
het strafbare feit geheel of gedeeltelijk op zijn grondgebied is gepleegd;
- b)
de dader een eigen onderdaan is, of
- c)
het strafbare feit is gepleegd ten voordele van een rechtspersoon met domicilie op het grondgebied van die lidstaat.
2.
Een lidstaat kan ertoe besluiten niet of slechts in specifieke gevallen of omstandigheden de rechtsmachtregels zoals bedoeld in lid 1, onder b) en c), toe te passen wanneer het strafbare feit buiten zijn grondgebied is gepleegd.
3.
Een lidstaat die op grond van het nationale recht zijn eigen onderdanen nog niet overlevert, treft de nodige maatregelen om zijn rechtsmacht ten aanzien van de strafbare feiten zoals bedoeld in de artikelen 2 en 3, te vestigen wanneer die feiten door zijn eigen onderdanen buiten zijn grondgebied zijn gepleegd.
4.
Wanneer de lidstaten besluiten lid 2 toe te passen, stellen zij het secretariaat-generaal van de Raad en de Commissie van dat besluit in kennis, eventueel met vermelding van de specifieke gevallen of omstandigheden waarin het besluit van toepassing is.